ECLI:NL:OGHACMB:2022:284

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
CUR2022H00111
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functiewaardering en inschaling na overgang van onderneming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van zweminstructeurs tegen de stichting FUNDASHON DESAROYO DEPORTIVO KORSOU (FDDK) over de inschaling van hun functies na de overgang van onderneming. De zweminstructeurs, die voorheen in dienst waren van FFDK, zijn per 1 januari 2015 overgenomen door FDDK, waarbij een Sociaal Plan van toepassing was dat de arbeidsvoorwaarden moest waarborgen. De zweminstructeurs stellen dat hun inschaling in salarisschaal 6 onterecht is, omdat andere overgenomen werknemers, zoals sportleiders van Sedreko, gunstiger zijn ingeschaald. Het Gerecht in eerste aanleg heeft hun verzoeken afgewezen, maar de zweminstructeurs hebben in hoger beroep hun argumenten herhaald en geconcretiseerd. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er een tabel is gepresenteerd die de salarissen van sportleiders toont, waaruit blijkt dat sommige sportleiders in een hogere schaal zijn ingeschaald. Het Hof heeft FDDK de gelegenheid gegeven om op deze tabel te reageren en de zaak is aangehouden voor verdere behandeling. De beslissing van het Hof is op 8 november 2022 uitgesproken, waarbij de zaak naar de rol is verwezen voor verdere uitlatingen van FDDK.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022
Registratienummers: CUR202103996–CUR2022H00111
Uitspraak: 8 november 2022
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:

1. [naam]

wonende in Curaçao,

2. [naam],

wonende in Curaçao,
appellanten,
in eerste aanleg verzoekers,
gemachtigde: mr. I.F. Moeniralam,
tegen
de stichting
FUNDASHON DESAROYO DEPORTIVO KORSOU,
gevestigd in Curaçao,
geïntimeerde,
in eerste aanleg verweerster,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert.
Appellanten worden hierna ook aangeduid als de zweminstructeurs en geïntimeerde als FDDK.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 11 mei 2022 ingekomen beroepschrift, met producties, zijn appellanten in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 31 maart 2022 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht). Hierbij hebben appellanten het hoger beroep toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en hun (in eerste aanleg vermeerderde) verzoeken alsnog zal toewijzen, kosten rechtens.
1.2
Op 11 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen hun standpunten nader hebben toegelicht en vragen van het Hof hebben beantwoord.
1.3
Appellanten zijn in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Moeniralam voornoemd en mr. B.L. Lie Atjam, die ieder pleitnotities hebben overgelegd. Aan de zijde van FDDK waren aanwezig [naam] bestuurder, [naam] en [naam] respectievelijk financieel medewerker en HRM-medewerker van FDDK, bijgestaan door mr. Lovert. Namens FDDK heeft mr. Lovert producties overgelegd en een verweerschrift, tevens pleitnotitie. In dat verweerschrift heeft FDDK het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden beschikking (zo begrijpt het Hof) en afwijzing van de verzoeken van appellanten, met veroordeling van appellanten in de proceskosten in hoger beroep.
1.4
Beschikking is aangezegd en nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.1.1
FDDK is in 2014 opgericht en houdt zich vanaf 1 januari 2015 bezig met het faciliteren en organiseren van sportactiviteiten op Curaçao. Zij heeft per die datum de werkzaamheden overgenomen van twee andere stichtingen (Sedreko en FFDK) en ook het personeel van die beide stichtingen, onder wie de zweminstructeurs, is per die datum overgegaan naar FDDK.
2.1.2
Voor deze overgang van personeel gold een Sociaal Plan, waarvan de doelstelling was dat het personeel bij de nieuwe stichting zoveel mogelijk in overeenkomstige, dan wel passende of geschikte functies zou worden geplaatst. In het Sociaal Plan is vastgelegd (i) dat de arbeidsvoorwaarden niet ongunstiger zullen zijn dan die voorafgaand aan de overgang en (ii) dat de werknemers hun laatstgenoten inkomen bij de oude werkgever zouden behouden, inclusief het vooruitzicht op een eindfunctieschaal, zoals dat bij de oude werkgever gold.
2.1.3
Appellanten waren voor 2015 in dienst van FFDK en vooral werkzaam als zweminstructeurs in de functie van Ploegleider. De nieuwe stichting FDDK heeft hen per 1 januari 2015 arbeidsovereenkomsten aangeboden voor de functie van Sportleider, met inschaling in functieschaal 6; dat aanbod hebben de zweminstructeurs aanvaard.
2.1.4
Op deze arbeidsovereenkomsten zijn de bepalingen van de Collectieve Arbeidsovereenkomst FDDK (hierna: de CAO) van toepassing. De CAO heeft een looptijd van 1 januari 2016 tot 31 december 2018, met mogelijkheid tot verlenging. Artikel 4.1.9 van de CAO luidt:
“Overeengekomen wordt dat getracht zal worden om zo spoedig mogelijk te geraken tot uniformiteit van arbeidsvoorwaarden, waaronder o.a. het verschil in salariëring voor wat betreft de medewerkers van FDDK. Tevens wordt afgesproken dat de mogelijkheid geschapen zal worden om de rechttrekking in de salariëring van v.w.b. de medewerkers die dezelfde werkzaamheden uitvoeren en momenteel een lager salaris genieten uitgesmeerd zal worden over de periode van de looptijd van deze CAO”.

3.De beoordeling

3.1
De kernvraag is of de inschaling van de zweminstructeurs na hun overgang naar FDDK conform de geldende regelingen is gebeurd. De zweminstructeurs stellen dat hun inschaling op vergelijkbare wijze had moeten plaatsvinden met de inschaling van andere overgenomen werknemers met vergelijkbare functies. Zij hebben aangevoerd dat dit niet is gebeurd en hebben daarvoor verwezen naar de inschaling van sportleiders die zijn overgenomen van Sedreko.
3.2
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht de verzoeken van de zweminstructeurs afgewezen omdat niet gebleken is dat zij bij de overgang naar FDDK onjuist zijn ingeschaald. FDDK heeft naar het oordeel van het Gerecht voldoende toegelicht waarom de zweminstructeurs in salarisschaal 6 zijn ingedeeld (behalve één van Sedreko afkomstige sportleider die in schaal 7 is ingeschaald). FDDK heeft daarom niet in strijd gehandeld met de geldende regelingen en verdragen en ook niet met het goed werkgeverschap.
3.3
Het hoger beroep legt de kernvraag opnieuw voor, waarbij appellanten hun stellingen hebben toegespitst, te weten dat de inschaling van de sportleiders, afkomstig van Sedreko op twee punten gunstiger was dan hun eigen inschaling in schaal 6, (inmiddels) trede 7. Sportleiders afkomstig van Sedreko zijn namelijk ingeschaald (i) in een hogere schaal/trede, dat wil zeggen in schaal 7 dan wel schaal 6 trede 15 en (ii) al per 1 januari 2015, terwijl de zweminstructeurs pas per 1 maart 2017 zijn ingeschaald in schaal 6.
3.4
Wat betreft punt (ii), het tijdstip van inschaling, geldt het volgende. Op grond van het hiervoor geciteerde artikel 4.1.9 CAO hoefde de uniformering van salarissen binnen de nieuwe stichting FDDK niet onmiddellijk te gebeuren, maar zo spoedig mogelijk, met de mogelijkheid van “uitsmering” van die rechttrekking over de periode van de looptijd van de CAO (dus uiterlijk op 31 december 2018). De zweminstructeurs zijn vóór die datum in schaal 6 geplaatst. Vast staat immers dat het in de arbeidsovereenkomsten van de zweminstructeurs genoemde brutosalaris per 1 januari 2015 NAf 2.928 was (gelijk aan salarisschaal 4), dat appellanten vervolgens in juni 2016 in schaal 5 zijn geplaatst en in maart 2017 in schaal 6. Dit bezwaar gaat dus niet op.
3.5
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de advocaat van FDDK toegelicht dat een bepaalde van Sedreko afkomstige (inmiddels overleden) sportleider inderdaad in schaal 7 is geplaatst, met als reden dat deze sportleider bij Sedreko zoveel verdiende dat dit uitkwam op een salaris behorende bij schaal 7. Daarop heeft de advocaat van appellanten het primaire verzoek tot inschaling van De zweminstructeurs in schaal 7 laten vallen, maar het subsidiaire verzoek van inschaling in schaal 6, trede 15 is gehandhaafd. Ter onderbouwing daarvan heeft deze advocaat verwezen naar een tabel (opgenomen op p. 3 van zijn pleitnotities, hierna: de tabel) met salarissen in 2022 van sportleiders die in 2016 al in dienst waren bij FDDK. Uit deze tabel blijkt dat drie sportleiders, afkomstig van Sedreko, zijn ingeschaald in schaal 6, trede 15, terwijl appellanten zijn ingeschaald in schaal 6, trede 7. Voor dit onderscheid bestaat geen objectieve rechtvaardiging, aldus appellanten, met name omdat zij allebei een hoger aantal dienstjaren hebben dan de bedoelde van Sedreko afkomstige sportleiders.
3.6
Omdat deze tabel pas ter mondelinge behandeling in hoger beroep is gepresenteerd en gedetailleerde informatie bevat, waarvan de juistheid niet onmiddellijk viel te verifiëren door FDDK, zal FDDK in de gelegenheid gesteld worden hierop te reageren in een akte. Daarbij dient FDDK zich te beperken tot de beantwoording van de volgende vraag (onder a) en het geven van de volgende informatie (onder b):
Welke redenen waren er om de drie in de tabel voorkomende sportleiders van Sedreko in te delen in schaal 6, trede 15 ?
Kan de tabel worden aangevuld met het salaris in 2014 van zowel deze drie sportleiders, afkomstig van Sedreko als (ter vergelijking) het salaris in 2014 van appellanten bij FFDK?
3.7
Appellanten mogen daarna reageren bij antwoordakte, waarbij ook zij zich dienen te beperken tot de punten a en b.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 6 december 2022voor FDDK om zich uit te laten bij akte op de hiervoor in 3.6 genoemde punten a en b, waarna appellanten op een nadere rolzitting een antwoordakte mogen nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. ter Veer, G.C.C. Lewin en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 8 november 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.