In deze zaak heeft verzoekster, die in Curaçao woont, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin haar verzoek om wijziging van haar voornaam werd afgewezen. Verzoekster heeft in haar beroepschrift verzocht om haar eerste voornaam '[naam 1]' te wijzigen in '[naam 2]'. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 februari 2022 heeft verzoekster, vergezeld door haar gemachtigde mr. R.A. Koert, haar standpunt toegelicht en twee Nederlandse rechterlijke uitspraken overgelegd ter ondersteuning van haar verzoek.
Het Hof heeft vastgesteld dat verzoekster tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep is gekomen. In de beoordeling van de zaak heeft het Hof gekeken naar de relevante bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 1:4, dat de voorwaarden voor wijziging van voornamen regelt. Het Hof heeft geconcludeerd dat de wijziging van de voornaam voor verzoekster van groot belang is, gezien de negatieve associaties die zij heeft met haar huidige voornaam, die is afgeleid van een overleden persoon. Verzoekster heeft aangegeven dat de nieuwe voornaam '[naam 2]' voor haar een belangrijke emotionele identificatie betekent.
Het Hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de wijziging van de voornaam gelast. Tevens is bepaald dat de griffier van het Hof een afschrift van de beschikking moet sturen naar de ambtenaar van de burgerlijke stand in Curaçao, zodat de wijziging kan worden verwerkt in de basisadministratie. Daarnaast moet er een latere vermelding aan de geboorteakte van verzoekster worden toegevoegd, die zich niet in de registers van de burgerlijke stand in Curaçao bevindt. Het Hof heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand in de geboortegemeente van verzoekster in Nederland opgedragen om deze latere vermelding aan de geboorteakte toe te voegen.