In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 9 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De zaak betreft een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die is aangeklaagd voor meerdere geweldsdelicten. Het Gerecht had eerder de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) opgelegd, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzocht om de verdachte onder toepassing van het volwassenenstrafrecht te veroordelen tot een gevangenisstraf van 16 jaren.
Het Hof heeft de zaak onderzocht en kennisgenomen van de vorderingen van de procureur-generaal en de verdediging. De verdediging pleitte voor vrijspraak en betoogde dat het minderjarigenstrafrecht van toepassing moest zijn, met nadruk op de noodzaak van begeleiding en therapie in plaats van langdurige detentie. Het Hof heeft de rapporten van deskundigen, waaronder psychologen en psychiaters, in overweging genomen, die concludeerden dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en dat de PIJ-maatregel de beste optie is voor zijn resocialisatie.
Het Hof heeft uiteindelijk besloten de PIJ-maatregel op te leggen, met inachtneming van de ernst van de feiten en de ontwikkeling van de verdachte. Het Hof heeft ook de uitvoerbaarheid van de maatregel in Sint Maarten besproken, waarbij zorgen zijn geuit over de mogelijkheden voor resocialisatie. De schadevergoedingsmaatregel is eveneens behandeld, waarbij het Hof de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij heeft opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.