Verweren tot bewijsuitsluiting
De raadsman heeft primair betoogd dat vanwege de door hem gestelde normschendingen als vermeld onder het kopje “Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie” het Hof de desbetreffende processen-verbaal dient uit te sluiten van het bewijs. Onder verwijzing naar hetgeen het Hof daarover heeft overwogen ten aanzien van het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing van deze stellingen en – voor zover van toepassing - het ontbreken van het door de verdediging gestelde nadeel, wordt dit verweer verworpen.
De raadsman heeft bij pleidooi voorts uitvoerig stilgestaan bij de door hem gestelde onbetrouwbaarheid van de in deze zaak afgelegde getuigenverklaringen van in het bijzonder [getuige 1] en [getuige 2], de onderlinge tegenstrijdigheden in hun verklaringen en het feit dat zij telkens wisselend hebben verklaard. Dit alles rechtvaardigt in de ogen van de raadsman geen andere conclusie dan dat die getuigenverklaringen en in het verlengde daarvan hun herkenning van de verdachte als schutter, niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Het Hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het Hof heeft de vraag te beantwoorden of en zo ja, in hoeverre de verklaringen van genoemde [getuige 1] en [getuige 2] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt, zulks te meer nu de verdachte iedere betrokkenheid bij het feit, waarover zij ten aanzien van hem hebben verklaard, ontkent en bestrijdt dat hetgeen in die verklaringen over hem is gezegd juist is en de verdediging de betrouwbaarheid van die verklaringen ook gemotiveerd in twijfel heeft getrokken.
Ter beoordeling van de betrouwbaarheid van een afgelegde verklaring staan in het algemeen diverse wegen open. Zo kan worden gekeken of hetgeen met betrekking tot een bepaalde verdachte of overigens is verklaard overeenkomt met of steun vindt in
– zo te noemen - objectieve feitelijke gegevens, of de betreffende verklaring ‘uit zichzelf’ (dat wil zeggen, zonder wetenschap vooraf van hetgeen uit het onderzoek reeds naar voren is gekomen) is afgelegd, of de verklaring op andere onderdelen steeds consistent is en of onderdelen van de verklaring zich verdragen met andere in het onderzoek naar voren gekomen gegevens. Daarnaast kan de ouderdom en de complexiteit van de feiten, waarover is verklaard, bij de beoordeling een rol spelen, evenals een mogelijk motief voor het afleggen van de verklaring.
Ten aanzien van [getuige 1]
Uit de stukken in het dossier blijkt dat [getuige 1] diverse verklaringen heeft afgelegd, bij de politie en bij de rechter-commissaris.
[Getuige 1] heeft voor het eerst een verklaring afgelegd op 21 januari 2018, voor zover relevant opgenomen onder de bewijsmiddelen in dit vonnis, in de kern erop neerkomend dat hij de schutter herkent als de klant die eerder bij de trùk’i pan aanwezig was.
Gevraagd naar aanvullingen op zijn eerdere verklaring, verklaart [getuige 1] in zijn tweede verklaring op 25 januari 2018 over de jongen die samen met de klant bij de trùk’i pan aanwezig was (naar het Hof is gebleken: [C.R.]). Hij verklaart dat [C.R.], toen de klant en [slachtoffer] met elkaar discussieerden, naar de auto is gelopen en een tas is gaan halen en toen tegen hem zei dat de klant [slachtoffer] niets kon doen omdat hij (het Hof begrijpt: [C.R.]) het vuurwapen bij zich had, daarbij wijzend op de tas. [Getuige 1] herhaalt dat de klant tegen hem heeft gezegd dat [getuige 1] [slachtoffer] na sluitingstijd niet naar huis moest laten gaan omdat hij [slachtoffer] vandaag zou vermoorden. De klant zwoer op naam van zijn moeder dat hij [slachtoffer] zou vermoorden.
Op 24 januari 2018 heeft een fotoconfrontatie plaatsgevonden waarbij [getuige 1] de verdachte heeft aangewezen als de klant die bij [slachtoffer] eten kwam kopen en die later is teruggekomen om hem dood te schieten.
In zijn derde verklaring op 2 februari 2018 wordt [getuige 1] specifiek naar de signalementen van de klant en de schutter gevraagd. Hij verklaart dan als volgt.
De klant had een bruine huidskleur, een baard en kort geknipt haar. Hij had een tatoeage aan de binnenkant van zijn linker arm. Hij had zwarte Adidas slippers aan, een donkere korte broek en een wit t-shirt met korte mouwen.
De schutter was gekleed in een donkere spijkerbroek en had zwarte Adidas slippers aan. Hij had een donkerkleurige trainingspakjas aan van het merk Adidas. Hij droeg een zwarte ‘muts’ waarbij zijn ogen te zien waren.
In zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 1 augustus 2018 verklaart de getuige op vragen van de raadsman als volgt. Ik geef u een beschrijving van de onbekende man die eerst een probleem had bij de truck. Hij heeft het postuur van mr. Sulvaran en is iets langer dan mr. Sulvaran, die 1.71 m is. Hij had zwarte slippers aan van het merk Reef of Adidas, een spijkerbroek en een shirt met korte mouwen.
De getuige verklaart verder over de geintjes die tussen [slachtoffer] en de verdachte gewisseld werden, die over gingen in een handgemeen en over de door de verdachte jegens [slachtoffer] geuite doodsbedreiging. Hij herhaalt dat die andere jongen een tas is gaan halen en tegen hem zei dat de verdachte [slachtoffer] nu niets kon doen omdat hij het vuurwapen had.
Op vragen van de officier van justitie omtrent het signalement van de schutter verklaart hij dat deze hetzelfde postuur heeft als mr. Sulvaran, dat hij een lange spijkerbroek droeg, een shirt met lange mouwen, een bivakmuts en zwarte slippers (zonder opdruk). De slippers waren zwart.
Het Hof leidt uit het voorgaande af dat de verklaringen van [getuige 1] in grote lijnen en op wezenlijke onderdelen consistent en in de kern gelijkluidend zijn. Deze verklaringen vinden bovendien steun in ander objectief bewijsmateriaal, niet in de laatste plaats de verklaring van de verdachte zelf die bevestigt dat hij op 21 januari 2018 samen met [C.R.] bij de trùk’i pan was, dat zij in de grijze Kia van de moeder van [C.R.] reden en dat er tussen hem en het slachtoffer discussie was. Het Hof ziet derhalve geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen van [getuige 1]. Dat hij, zoals terecht door de verdediging is geconstateerd, de klant eenmaal in een donkere korte broek beschrijft en de andere keren in een (donkere) spijkerbroek, doet daaraan niet af. Datzelfde geldt voor de geconstateerde verschillen in zijn verklaringen over de gedragen slippers, te weten: telkens zwart, maar van het merk Adidas, Reef of Adidas, zonder opdruk. Het Hof kent aan deze constateringen simpelweg niet het gewicht toe dat de raadsman daaraan toekent, omdat de inconsistenties slechts ondergeschikte details betreffen, en constateert bovendien dat tussen de verschillende verklaringen enig tijdsverloop zit waardoor dergelijke eventuele tegenstrijdigheden kunnen worden verklaard. Het Hof betrekt bij zijn oordeel dat de herkenning van de verdachte als klant en als schutter niet alleen is gestoeld op de kleding die is gedragen maar ook op diens stem en ogen.
Ten aanzien van [getuige 2]
Uit de stukken in het dossier blijkt dat [getuige 2] verklaringen heeft afgelegd, bij de politie en bij de rechter-commissaris.
[Getuige 2] heeft een verklaring afgelegd op 21 januari 2018, voor zover relevant hieronder opgenomen bij de bewijsmiddelen, die er in de kern op neerkomt dat hij de schutter heeft herkend als de klant die eerder bij de trùk’i pan aanwezig was.
Op 24 januari 2018 heeft vervolgens een fotoconfrontatie plaatsgevonden waarbij [getuige 2] de verdachte heeft aangewezen als de man die discussie met [slachtoffer] had en die later op [slachtoffer] heeft geschoten waarbij hij om het leven kwam.
In zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 2 augustus 2018 verklaart [getuige 2] dat [getuige 1] “pas op” tegen [slachtoffer] schreeuwde. De schutter had een wapen in zijn hand, schoot, liep naar de trùk’i pan en schoot nog drie of vier keer. Hij herhaalt dat er eerder die avond een discussie was tussen [slachtoffer] en de klant en dat hij niet precies wist waar die discussie over ging omdat hij geen Papiaments verstaat. Op een gegeven moment zei [slachtoffer]: “no mishi ku mi kara” (raak mijn gezicht niet aan). De jongen bleef nog even tegen [slachtoffer] praten. De klant is volgens hem een vaste klant en heeft een bruine huidskleur. [Getuige 2] keek niet echt geconcentreerd naar de klant, omdat hij aan het eten was. De klant had een korte broek aan en een zwart shirt. Hij kan zich niet herinneren wat voor schoenen hij droeg. De schutter had een slank postuur. Hij heeft geen huidskleur gezien omdat hij in het zwart was gekleed. Hij kan niet zeggen wat de schutter aanhad. Het gezicht van de schutter was bedekt en [getuige 2] heeft zich omgedraaid toen hij het schot hoorde. Hij verklaart ten slotte dat hij de schutter heeft herkend aan zijn handelingen, niet aan zijn stem. Hij heeft de schutter niets horen zeggen. De schutter maakte dezelfde bewegingen als de klant. Hij kan het niet uitleggen en ook niet nadoen, het waren zoveel bewegingen.
Het Hof stelt vast dat in het oog springt dat de getuige de schutter in zijn verklaring bij de politie wel, maar in zijn latere verklaring bij de rechter-commissaris niet heeft horen praten. De verdediging heeft er terecht op gewezen dat de verklaringen van [getuige 2] op dit onderdeel niet consistent zijn. Het Hof is van oordeel dat deze enkele inconsistentie niet maakt dat aan de betrouwbaarheid van de door deze getuige bij de politie afgelegde verklaring moet worden getwijfeld. Daartoe overweegt het Hof dat de verklaring van [getuige 2] bij de rechter-commissaris voor het overige op de van belang zijnde onderdelen in overeenstemming is met wat hij bij de politie heeft verklaard, meer in het bijzonder voor wat betreft zijn herkenning van de schutter als de klant die eerder bij de trùk’i pan was aan de hand van diens bewegingen/handelingen met zijn armen en handen. Daar komt bij dat de verklaring van [getuige 2] bij de politie dat hij de schutter iets heeft horen zeggen, wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1], die heeft verklaard dat de schutter “Hala, hala” schreeuwde toen hij dichterbij kwam. Aldus heeft het Hof geen reden te twijfelen aan de juistheid van de op 21 januari 2018 door deze getuige afgelegde verklaring, dat de klant en de schutter een en dezelfde persoon zijn. Dat tot slot, zoals de raadsman heeft betoogd, de politie de getuige verkeerd zou hebben begrepen omdat deze getuige geen vloeiend Papiaments zou spreken en de politie slecht Spaans, is louter suggestief en niet onderbouwd met feiten.
Het Hof acht aldus de verklaring van [getuige 2] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Gelet op het verweer van de raadsman dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet op alle onderdelen gelijkluidend zijn, overweegt het Hof nog dat een getuige alleen kan verklaren over hetgeen door hemzelf is waargenomen. Wat een getuige waarneemt en in zijn geheugen opslaat, zal voor een ieder anders zijn. Aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen doet dit in ieder geval niet af.
Ten aanzien van [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7] en [getuige 8]
Ten aanzien van deze getuigen geldt dat het door de raadsman gevoerde verweer onbesproken kan blijven, nu het Hof die verklaringen niet voor het bewijs bezigt.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair impliciet primair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 21 januari 2018 te Curaçao, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met gezichtsbedekking [slachtoffer] benaderd en met een vuurwapen, drie kogels afgevuurd in de richting van het lichaam van [slachtoffer], waardoor [slachtoffer] door twee kogels in het lichaam werd getroffen, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden;
hij op 21 januari 2018 te Curaçao, een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Deze zijn opgenomen in het vonnis.
1. Een proces-verbaal van 27 juli 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren J.L. Floranus en W.S. Schoop (pagina 125 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant of één of meer van hen:
Op 21 januari 2018 omstreeks 01.00 uur werden wij gedirigeerd naar [broodtruck] voor het doen van een forensisch onderzoek in verband met een schietincident dat kort ervoor had plaatsgevonden. Daar vertelde de teamleider ons dat [slachtoffer] na reanimatie door het ambulancepersoneel ter plaatse is overleden.
Het slachtoffer lag op een brancard in de ambulance. Hij vertoonde waarneembare letsels: schotwonden aan zijn rechterborst, rechter onderarm en rechter bovenrug ter hoogte van het schouderblad.
Om 02.10 uur constateerde politiearts A.H.E. Maduro de dood van [slachtoffer]. Het stoffelijk overschot is op last van de officier van justitie inbeslaggenomen en overgebracht naar het Analytisch Diagnostisch Centrum (ADC) voor een gerechtelijke sectie.
Wij hebben forensisch onderzoek ingesteld op de plaats delict.
Op de geasfalteerde plek voor de broodtruck troffen wij twee patroonhulzen aan van het kaliber 9mm Luger. Op de vloer in de broodtruck troffen wij een patroonhuls van datzelfde kaliber aan. Wij zagen onder de toonbank van de broodtruck een kogelperforatie.
2. Een proces-verbaal van gerechtelijke sectie van 25 juli 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren W.S. Schoop en C.Q.B. Adamus (pagina 136 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant of één of meer van hen:
Op 22 januari 2018 werd een gerechtelijke sectie verricht op het lijk van [slachtoffer].
Schotwonden
A: Rechtsboven front thorax. Dit is een inschotwond.
B: Rechteroksel. Dit is een inschotwond.
C. Rechteroksel/overgang naar de rechter bovenarm. Dit is een uitschotwond.
D. Binnenkant rechter bovenarm dicht bij de oksel. Dit is een inschotwond.
E. Aan de ellepijp rechterpols. Dit is een uitschotwond.
F. Aan de ellepijp, zijkant van de rechterhand. Dit is een inschotwond.
G. Rechterkant boven aan de rug. Dit is een uitschotwond.
Reconstructie kogelbanen:
Volgens deze conclusie is het lichaam door twee schoten geraakt.
Penetrerend, dodelijk schot met inschotwond A aan de rechterkant, boven front bij de thorax, met een baan in de thorax tussen de 4e en 5e rib, schamp op de middelste lob van de linkerlong, de middenrib perforerend, perforatie en scheurvorming in de lever, perforatie van de maag, twaalfvingerige darm, de dunne darm, de dikke darm en scheuren van de linker ileum slagader en ader met eindstand van de kogel naast het sacrale bot. De kogelbaan daalde af en ging iets van rechts naar links. Dit schot leidde tot een hemato-pertioneum en een interne bloeden tot de dood. Tijdens de inwendig schouw werd één intacte kogel naast het sacrale bot aangetroffen.
Inschotwond F aan de rechterhand (ellepijp zijde), uitschotwond E op de rechterpols. Deze kogel vervolgde zijn baan en maakte een tweede inschotwond D aan de binnenkant van de rechter bovenarm, tweede uitschotwond C nabij de rechteroksel en een derde inschotwond B op de rechteroksel met uitschotwond G rechtsboven van de rug. Dit schot kwam niet in de rechter thoracale holte en beschadigde geen vasculaire of organen. Dit schot was licht stijgend en ging iets van rechts naar links.
Conclusie
[Slachtoffer] kwam om het leven door inwerking van uitwendig perforerend geweld (schieten) dat bij leven is ontstaan.
3. Een proces-verbaal van verhoor van 21 januari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar E.P. Susanna (pagina 10 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 januari 2018 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige 1]:
Ik ben de eigenaar van [broodtruck]. Ik was gisteren in de broodtruck aan het werk met wijlen "[bijnaam slachtoffer]", [medewerker 1] en [medewerker 2]. Met "[bijnaam slachtoffer]" bedoel ik [slachtoffer].
Op 21 januari 2018, na twaalf uur, zaten er twee klanten bij de broodtruck. Het waren twee bekenden van [slachtoffer]. [Slachtoffer] was eten voor hen aan het klaarmaken en ze zaten met elkaar te joken. De klant bleef tegen [slachtoffer] zeggen dat hij hem vandaag zeker een mep zal geven. Volgens mij zaten ze geintjes met elkaar te maken. Hierna gingen de geintjes over in een handgemeen. Ze bleven eventjes met elkaar bezig met het handgemeen en geintjes uithalen. Hierna hoorde ik de klant tegen [slachtoffer] zeggen dat hij hem zal schieten. De klant liep naar mij toe, wees een tatoeage met de naam van zijn moeder op een van zijn armen aan en zwoer dat hij [slachtoffer] vandaag zeker zal doodschieten. Ik zag dat de man geen geintje aan het uithalen was. Ik vroeg hem of hij klaar was om naar de gevangenis te gaan. Hij zei dat hij [slachtoffer] zal doodschieten en dat hij niet naar de gevangenis zal gaan. De man gaf [slachtoffer] daarna een stoot in zijn gezicht. Hij zei tegen mij dat wanneer de broodtruck dicht gaat, [slachtoffer] zal weten wat er gaat gebeuren. Tegen [slachtoffer] zei hij dat hij dertig scherpe patronen voor [slachtoffer] heeft. Hierna stapten die twee klanten in een grijze Kia Spectra en reden ze weg met de klant die problemen met [slachtoffer] had als inzittende.
Even later kwam een andere klant eten kopen. [Slachtoffer] heeft die klant geholpen. Op gegeven moment zag ik dat een man met bedekt gezicht in de richting van de broodtruck kwam rennen. Ik zei tegen [slachtoffer] dat hij moest uitkijken. De schutter schreeuwde luid: “Hala, hala” (letterlijke vertaling verbalisant: “Opzij, Opzij”). Daarna heeft de schutter drie schoten op [slachtoffer] afgevuurd. Ik zag dat [slachtoffer] op de grond van de broodtruck viel. De schutter rende weg in de richting van Marchena. [Medewerker 2] en ik renden naar de broodtruck om te kijken wat met [slachtoffer] was gebeurd en om hem te helpen. Ik hoorde enkele omstanders schreeuwen dat de schutter wegrende en instapte in een grijze Kia Spectra.
Ik heb een foto van de schutter op Facebook gekregen. Het betrof de foto van de schutter. Hij is genaamd [naam verdachte]. Ik ken de klant met wie [slachtoffer] problemen had van gezicht. Hij komt elke week eten kopen bij de broodtruck.
De klant is een man van ongeveer 1,65 meter hoog. Hij was gekleed in een donkere spijkerbroek, volgens mij een wit t-shirt en hij had zwarte Adidas slippers aan. De schutter was gekleed in een donkere spijkerbroek en had zwarte Adidas slippers aan. Hij had een donkerblauw trainingspakhemd aan met lange mouwen en witte strepen aan de mouwen. Zijn gezicht was bedekt met een zwarte muts. Je kon zijn ogen zien.
Ik herken de schutter als die klant die even tevoren tegen [slachtoffer] zei dat hij hem vandaag zal doodschieten. Ik herken hem aan zijn stem, de donkere spijkerbroek en de Adidas slippers die hij aan had en aan zijn ogen, die ik door de zwarte muts die hij aan had zag.
4. Een proces-verbaal van fotoconfrontatie van 24 januari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar N.A.A. Webster (pagina 16 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Na het bekijken van de fotosheet A verklaarde [getuige 1] het volgende: “De man afgebeeld onder nummer 8 is de man die eerder als klant kwam bij [slachtoffer] om eten te kopen en die later terug kwam om [slachtoffer] dood te schieten.”
5. Een proces-verbaal van bevindingen bij de fotoconfrontatie van 24 januari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar N.A.A. Webster (pagina 19 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 24 januari 2018 is een meerkeuzen fotoconfrontatie met [getuige 1] gedaan. De getuige wees de man, afgebeeld als nummer 8 op fotosheet A aan.
Ik verklaar dat op fotosheet A onder 8 is afgebeeld: [verdachte].
6. Een proces-verbaal van verhoor van 21 januari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar Y.N. Martina-Antersijn (pagina 30 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 januari 2018 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige 2]:
lk was gisteren bij [broodtruck]. Ik werk samen met [slachtoffer] in de keuken. Omstreeks 01.15 uur kwam een klant zijn eten bij [slachtoffer] afhalen. Die klant was samen met een andere man. Deze man was de bestuurder van de auto waarin zij kwamen. Het betrof volgens mij een grijze auto van het merk Kia. Ik zag dat de bestuurder in de auto ging, terwijl de klant bleef discussiëren met [slachtoffer]. Ik besteedde geen aandacht aan de discussie. Hierna kwam [slachtoffer] naar buiten. De klant bleef discussiëren met [slachtoffer]. Ik zag dat de klant [slachtoffer] een klap in zijn gezicht gaf. Na deze klap hoorde ik [slachtoffer] tegen deze klant in het Papiaments zeggen: "No mishi ku mi kara, Bai" (vrije vertaling verbalisant: raak mijn gezicht niet en ga weg). De klant zei in het Papiaments tegen [slachtoffer], dat hij een vuurwapen heeft en dat hij 30 kogels heeft. Ik zag dat de klant, toen hij dit zei, met zijn linker wijsvinger op zijn rechter onderarm wees. Daarna stapte hij in de auto en reden ze weg.
Binnen tien minuten zag ik een onbekende man aan komen lopen. De man was gekleed in donkere kledingstukken en had een vuurwapen in zijn hand. Aan de manier van lopen en de handelingen die hij deed met zijn armen en handen, herkende ik hem meteen doordat hij dezelfde handelingen deed als de klant die eerder aanwezig was. Hij had tevens hetzelfde postuur.
Toen hij dichterbij kwam, hoorde ik hem iets zeggen. Bij het horen van zijn stem herkende ik hem als de klant die eerder aan het discussiëren was met [slachtoffer]. Ik hoorde dat de dader iets tegen [slachtoffer] zei. Tegelijkertijd loste hij een schot. Ik zag dat [slachtoffer] opzij ging. Vervolgens hoorde ik nog een schot. Ik zag dat [slachtoffer] vermoedelijk geraakt werd, doordat hij toen op de grond van de truck viel. Hierna zag ik dat de dader naar de toonbank liep en volgens mij nog twee schoten loste. Daarna rende hij weg.
Ik denk dat de dader de klant is die eerder bij de broodtruck was. Ik herken hem aan zijn postuur, handelingen die hij deed met zijn armen en handen en aan zijn stem. Voor mij is hij dezelfde persoon.
De klant had een donkerkleurig t-shirt met korte mouwen, een donker kleurige bermuda short, zwarte sikken en zwarte slippers aan.
De dader had een zwart jack met lange mouwen, donker kleurige lange trainingsbroek en had een vuurwapen in zijn hand.
7. Een proces-verbaal van fotoconfrontatie van 24 januari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar N.A.A. Webster (pagina 37 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Na het bekijken van de fotosheet B verklaarde [getuige 2] het volgende: “De man afgebeeld onder nummer 4 is de man die discussie had met [slachtoffer] en die op [slachtoffer] heeft geschoten, waarbij hij om het leven kwam.”
8. Een proces-verbaal van bevindingen bij de fotoconfrontatie van 24 januari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar N.A.A. Webster (pagina 40 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 24 januari 2018 is een meerkeuzen fotoconfrontatie met [getuige 2] gedaan. Hij wees de man aan afgebeeld bij nummer 4 op fotosheet B.
Ik verklaar dat op fotosheet B onder 4 is afgebeeld: [verdachte].
9. De door de verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting op 25 augustus 2022, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 21 januari 2018 was ik samen met [C.R.] bij de truck’i pan ‘[broodtruck]’. Ik was daar wat aan het geinen met [slachtoffer]. Op een gegeven moment werd het serieuzer. Er vielen wat woorden, het werd een beetje zwaar.