ECLI:NL:OGHACMB:2022:270

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
500.00282/21
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van beroving met een wapen en bewezenverklaring van opzetheling

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte was eerder vrijgesproken van het medeplegen van beroving met een wapen, maar werd wel veroordeeld voor opzetheling. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen de vrijspraak en vorderde een gevangenisstraf van zeven jaren. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de procureur-generaal en de argumenten van de verdediging in overweging heeft genomen.

Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet overtuigend kon worden geïdentificeerd als de dader van de beroving die op 2 augustus 2021 plaatsvond. De getuige [slachtoffer] had verklaard dat hij de dader niet goed had gezien en dat de identificatie op basis van een fotoblad niet voldoende bewijs opleverde. Ook andere getuigenverklaringen en camerabeelden gaven geen ondubbelzinnig bewijs van de betrokkenheid van de verdachte bij de beroving. Het Hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de beroving, en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten.

Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan opzetheling, omdat hij een voorwerp in zijn bezit had waarvan hij wist dat het door misdrijf verkregen was. Het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht, met enkele verbeteringen in de overwegingen, en wees de vordering tot gevangenneming van de verdachte af. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor een veroordeling in strafzaken.

Uitspraak

Zaaknummer: H 84/22

Parketnummer: 500.00282/21
Uitspraak: 27 oktober 2022 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 16 maart 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [land],
wonende in Curaçao op [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. U.F. Dickens, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de overwegingen ten aanzien van feit 1 primair en 2, de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 subsidiair en de bewijsoverweging. In zoverre worden de gronden van het vonnis waarvan beroep verbeterd.
Vrijspraak van feit 1 primair en 2
Vast staat dat [slachtoffer] op 2 augustus 2021 omstreeks 04:00 uur onder bedreiging van een vuurwapen van zijn scooter en schoudertas met inhoud is beroofd en dat hij, toen hij probeerde te vluchten, door een van de overvallers in zijn been is geschoten.
[Slachtoffer] heeft verklaard dat hij de daders niet goed heeft gezien. Dader 2 bleef in de vluchtauto. Dader 1 omschrijft hij als een man met een normaal postuur van ongeveer 1.70 meter lang. Deze man droeg een pet.
Op 2 december 2021 is aan [slachtoffer] een fotoblad getoond met de foto’s van tien personen. De foto met nummer 3 betreft de foto van de verdachte. [Slachtoffer] heeft de foto’s goed bekeken en heeft daarna verklaard: “
Van alle foto’s dat jullie aan mij lieten zien, moet ik zeggen, dat de man op foto nummer 3 op deze kaart lijkt het meest op de dader die mij had geschoten en mijn spullen wegnam.”
Deze verklaring vormt, naar het oordeel van het Hof, weliswaar een aanwijzing voor de betrokkenheid van de verdachte bij de beroving; ondubbelzinnig bewijs (in de zin van een positieve herkenning) kan hieraan niet worden ontleend.
Een andere aanwijzing betreft de verklaring van [R.T.] van 2 december 2021, inhoudende dat (nadat hem de camerabeelden van de beroving zijn getoond) de dader heel veel op “Oso” (het Hof begrijpt: de verdachte) lijkt.
Het Hof stelt voorop dat van het voorval camerabeelden beschikbaar zijn. Het Hof heeft die beelden ter terechtzitting bekeken en heeft geconstateerd dat de dader nauwelijks in beeld is. Onduidelijk is dan ook hoe en op grond waarvan [R.T.] tot zijn conclusie is gekomen. Wat daarvan ook zij, ook aan deze verklaring kan het ondubbelzinnig bewijs van verdachtes betrokkenheid bij de beroving niet worden ontleend.
Een laatste aanwijzing vormt het aantreffen van de scooter van [slachtoffer] op
22 september 2021 bij de woning van [J.L.]. [J.L.] heeft hierover verklaard dat die scooter van Oso is en dat Oso hem daar heeft achtergelaten. Dit sluit aan bij de verklaringen van de verdachte zelf en de moeder van [J.L.]. Daar waar [J.L.] en de verdachte niet meer weten wanneer dat was, is dit volgens de moeder van [J.L.] vóór 6 augustus 2021 gebeurd. Uit haar verklaring blijkt evenwel niet hoe kort of lang voor 6 augustus 2021 dat was, noch waaraan zij die wetenschap ontleent.
Voornoemde aanwijzingen – wat daarvan ook zij – volstaan naar het oordeel van het Hof niet voor een bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde. Hieruit volgt immers niet buiten redelijke twijfel dat de verdachte de desbetreffende beroving ook daadwerkelijk heeft (mede)gepleegd. Daarbij betrekt het Hof het feit dat de verdachte dit heeft ontkend. Bij gebreke aan enig ander (direct) bewijs dat redengevend is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde gewapende beroving, zal het Hof de verdachte vrijspreken van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van aangifte van 2 augustus 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar N. Isenia (documentnummer 2021024853.20211121.1800, pagina 9 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 2 augustus 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
Op 2 augustus 2021 omstreeks 04:00 uur reed ik op mijn motorfiets. Ik reed uit Dominguito langs de Kerk van Dominguito richting Seri Loraweg. Ik werd ingehaald door een witte auto. De mede inzittende (dader 1) haalde een vuurwapen tevoorschijn en richtte het op mij. Dader 1 stapte uit de auto en kwam op mij af. Hij rukte onder bedreiging van zijn vuurwapen mijn schoudertas met inhoud van mijn schouder. Ik stapte van mijn motorfiets uit angst. Ik trachtte te vluchten maar werd door dader 1 in mijn been geschoten. Dader 1 vluchtte met mijn motorfiets en schoudertas met inhoud. Dader 2 bleef in de vluchtauto. Hij bestuurde deze. Beide daders vluchtten daarna weg.
Weggenomen goed: een bromfiets, kleur wit.
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 6 augustus 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar C.P. van Thijs (documentnummer 2021024853.20211121.1800, pagina 20 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Aangenomen kan worden dat de weggenomen witte scooter het kenteken […] heeft en chassisnummer [#0194].
3. Een proces-verbaal van bevindingen en inbeslagname van 23 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren A.G. Hart en L.M.H. Pikeur (documentnummer 2021024853.20211121.1800, pagina 27 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 22 september 2021 wees [R.L.] ons een witte scooter zonder kenteken aan, die door haar zoon op haar erf zou zijn geplaatst. Wij constateerden dat het chassisnummer van de scooter was [#0194]. Deze scooter is inbeslaggenomen.
4. Een proces-verbaal van verhoor van 23 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar R.E. Nobrega (documentnummer 2021024853.20211121.1800, pagina 29 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 23 september 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[R.L.]:
Op 22 september 2021 heeft de politie een motorfiets op uw erf aangetroffen en inbeslaggenomen. Wat kunt u hierover verklaren?
Voor 6 augustus zag ik mijn zoon [J.L.], een vriend van hem genaamd “Oso” en nog enkele andere vrienden van [J.L.] met de motorfiets aankomen. Ze waren deze als het ware aan het duwen. Ik zag dat ze de motorfiets op mijn erf aan de kant van onze woning hadden gezet. Mijn zoon zei dat die motorfiets van een vriend was en dat ze hadden besloten de motorfiets daar achter te laten omdat hij het niet meer deed.
5. Een proces-verbaal van verhoor van 13 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar R.E. Nobrega (documentnummer 2021024853.20211121.1800, pagina 55 e.v.). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 oktober 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[J.L.]:
De motorfiets (het Hof begrijpt: de motorfiets die op 22 september 2021 in beslag is genomen) is van een kennis van mij, genaamd “Oso”. Hij kwam mij die dag bij mij thuis roepen om hem met de motorfiets te helpen. Ik moest hem helpen met duwen om de motorfiets op mijn erf te zetten. Hij zei dat de motorfiets stuk was. Mijn vrienden [1] en [2] hebben ook geholpen. Ik herinner me de dag niet precies. Het was ongeveer twee of drie maanden geleden.
6. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 oktober 2022. Deze verklaring houdt, zakelijk weergegeven en voor zover hier relevant, het volgend in:
Ik heb die scooter voor ANG 400,- gekocht. Dat vond ik goedkoop. Ik heb inderdaad geen onderzoek gedaan naar de herkomst van de scooter. De scooter ging direct kapot. Daarom heb ik hem bij [J.L.] achtergelaten.
Bewijsoverweging
Evenals het Gerecht leidt het Hof uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte in de periode gelegen tussen 2 augustus 2021 en 6 augustus 2021 een voorwerp voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, waarvan hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof en dat de verdachte zich zo handelend schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
Voorlopige hechtenis
De procureur-generaal heeft gevangenneming van de verdachte gevorderd. Gelet op het hiervoor overwogene wijst het Hof de vordering af.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.V.L.M. Wannyn, G.C.C. Lewin en S.A. Carmelia, leden van het Hof, bijgestaan door mr. J. Mulder, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao op 27 oktober 2022.