In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 26 april 2022 een beschikking gegeven in hoger beroep. De verzoekster, wonend in Curaçao, heeft verzocht om vaststelling van haar Nederlanderschap. Dit verzoek is gedaan met de hulp van haar gemachtigde, mr. J.C. Meulen. De belanghebbenden in deze procedure zijn onder andere het Openbaar Ministerie van Curaçao (OM), de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Nederlandse Ministerie van Justitie en Veiligheid (IND), de Minister van Justitie van Curaçao, en het Hoofd Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister van Curaçao.
De procedure is voortgekomen uit een eerdere tussenbeschikking van het Hof op 21 december 2021, waarin verzoekster werd gevraagd om aanvullende gedocumenteerde gegevens aan te leveren over haar stelling dat zij bezit van staat heeft als kind van haar verwekker. Op 22 februari 2022 heeft verzoekster een akte uitlating ingediend, vergezeld van producties. Het Hof heeft in deze beschikking de gelegenheid gegeven aan het OM en de IND om te reageren op de akte van verzoekster.
Het Hof heeft tevens opgemerkt dat in de tussenbeschikking van 21 december 2021 een correctie nodig is, waarbij viermaal voor 'verwekker' moet worden gelezen: 'erkenner'. De verdere beslissingen in deze zaak zijn aangehouden, en de zaak is verwezen naar de rolzitting van 24 mei 2022 voor verdere behandeling.