ECLI:NL:OGHACMB:2022:254

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
SXM2020H00026
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking en doorbetaling salaris in arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de doorbetaling van salaris aan een werknemer die arbeidsongeschikt was. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.A. Groeneveldt, had een geschil met de naamloze vennootschap TAILORED ENERGY SOLUTIONS N.V., h.o.d.n. DYNAF, vertegenwoordigd door mrs. S. Bommel en C.M. Marica. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 5 november 2021, waarin het Hof had bepaald dat de zaak naar de rol van 10 december 2021 zou worden verwezen voor akte zijdens partijen.

Het Hof heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst van de appellant niet is beëindigd met wederzijds goedvinden. De appellant had verzocht om doorbetaling van het verschuldigde loon vanaf juli 2019 en om alle emolumenten beschikbaar te stellen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zou zijn beëindigd. Het Hof overwoog dat er geen sprake was van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst en dat de appellant recht had op doorbetaling van salaris, maar dat de doorbetaling na maart 2019 niet meer verplicht was, gezien de langdurige arbeidsongeschiktheid van de appellant.

De uitspraak concludeerde dat de eerdere beschikking van 15 januari 2020 werd vernietigd en dat de overige verzoeken van de appellant werden afgewezen. Het Hof oordeelde dat beide partijen deels in het ongelijk waren gesteld, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze beslissing werd genomen in het kader van de geldende wetgeving omtrent arbeidsongeschiktheid en de voorwaarden voor doorbetaling van salaris.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN

ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN

BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Beschikking in de zaak van:
[Appellant],
wonende te Sint Maarten,
oorspronkelijk verzoekster, thans appellante,
gemachtigde: mr. R.A. Groeneveldt,
tegen
de naamloze vennootschap
TAILORED ENERGY SOLUTIONS N.V., h.o.d.n. DYNAF,
gevestigd te Sint Maarten,
oorspronkelijk verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. S. Bommel en C.M. Marica.
Partijen worden hierna aangeduid als [appellant] en Dynaf.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het Hof verwijst naar de beschikking van 5 november 2021 waarin het Hof, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, de zaak naar de rol van 10 december 2021 heeft verwezen voor akte zijdens partijen P1 in de zin van rov. 3.24 en heeft bepaald dat partijen vervolgens een antwoordakte mogen nemen.
1.2.
Beide partijen hebben op 10 december 2021 een akte genomen en op 18 februari 2022 een antwoordakte.
1.3.
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Onder handhaving van en verwijzing naar de beschikking van 5 november 2021 overweegt het Hof als volgt. Uitgegaan moet worden van het voorbestaan van de arbeidsovereenkomst nu geen sprake is geweest van een beëindiging met wederzijdse instemming. Voor recht verklaard zal worden dat de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd met wederzijds goedvinden. In deze dient nu nog te worden geoordeeld over het verzoek van [appellant] om Dynaf te veroordelen om het overeengekomen verschuldigde loon vanaf juli 2019 te blijven voldoen en aan haar alle emolumenten beschikbaar te stellen, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd tegen behoorlijk bewijs van kwijting alsmede het verschuldigde bedrag aan achterstallig salaris te vermeerderen met de wettelijke verhoging op grond van artikel 1614q BW, wegens te late betaling, kosten rechtens.
2.2.
In de beschikking van 5 november 2021 is overwogen in rov 3.21.:
“ Ingevolge artikel 7A:1614c lid 1 BW behoudt de werknemer die ten gevolge van ziekte of ongeval verhinderd is zijn arbeid te verrichten, zijn aanspraak op het naar tijdsruimte vastgestelde loon voor een betrekkelijk korte tijd. Partijen zijn in dit verband overeengekomen dat de maximale termijn van doorbetaling van salaris ingeval van arbeidsongeschiktheid twee jaar is (artikel 9.1 van de arbeidsovereenkomst). Voorts is overeengekomen dat verschillende periodes van arbeidsongeschiktheid die elkaar met onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, voor de berekening van de maximale duur van voormelde periode worden samengeteld (artikel 9.2 van de arbeidsovereenkomst)”.
2.3.
Vaststaat dat Dynaf zich het salaris vanaf juni 2017 tot en met juni 2019 heeft doorbetaald en is overgegaan tot betaling van een vergoeding van zes maanden salaris, vier weken cessantia en 23,66 vakantiedagen. Niet betwist is dat dat omgerekend gelijk staat aan een doorbetaling salaris tot en met maart 2020.
2.4.
Op basis van de overgelegde gele kaarten stelt het Hof het volgende vast met betrekking tot arbeidsongeschiktheid van Lucas:
- vanaf 2 maart 2017 tot en met 8 juni 2017 : 100 % arbeidsongeschikt
- vanaf 9 juni 2017 tot en met 20 augustus 2017: 50% arbeidsongeschikt
- vanaf 21 augustus 2017 tot 1 maart 2018: 25% arbeidsongeschikt
- vanaf 1 maart 2018 tot en met 22 maart 2018: 100% arbeidsongeschikt
- vanaf 23 maart tot en met 26 maart 2018: 25% arbeidsongeschikt
- vanaf 29 maart 2018 tot 12 april 2018: 50% arbeids(on)geschikt
- vanaf 13 april 2018 tot 1 oktober 2018: 100% arbeidsongeschikt
- vanaf 1 oktober 2018 tot en met 22 november 2018: 50% arbeidsongeschikt
- vanaf 23 november 2018 tot en met 15 maart 2019: 100% arbeidsongeschikt
- uit de laatst beschikbare gele kaart blijkt dat op 15 maart 2019 een controle heeft plaatsgevonden.
- informatie over de arbeids(on)geschiktheid van na 15 maart 2019 ontbreekt. [Appellant] stelt in de akte van 10 december 2021 (onder 8) dat zij gedurende de periode vanaf 1 januari 2019 voor langere perioden arbeidsongeschikt werd verklaard en dat [appellant] in juni 2019 nog arbeidsongeschikt was. Aansluitend (onder 9) reageert zij op het verwijt van Dynaf dat [appellant] na de behandeling in eerste aanleg (op 10 december 2019) niets meer van zich heeft laten horen – zich niet ziek heeft gemeld en zich ook niet bereid heeft verklaard de arbeid te hervatten – dat niet duidelijk en onlogisch is waarom [appellant] zich zou moeten melden. In zijn brief aan Dynaf van 19 augustus 2019 schrijft de gemachtigde dat [appellant] “unfit for work since December 2018 until present” is verklaard en dat zij “still on sick leave and continually under doctor’s treatment” is. Dat [appellant] nadien weer in staat was om te gaan werken heeft zij in dit geding niet aangevoerd. Ook haar standpunt dat de termijn van artikel 7A:1615h BW van een jaar op 12 december 2018 is gaan lopen en eerst in december 2019 is verstreken impliceert dat [appellant] ook in 2019 arbeidsongeschikt en met ziekteverlof is geweest.
2.5.
Partijen zijn in het kader van de “betrekkelijke korte tijd” van artikel 1614c BW overeengekomen dat de maximale termijn voor doorbetaling van salaris in geval van arbeidsongeschiktheid twee jaar is. Op basis van het vorenstaande is voldoende komen vast te staan dat sprake is geweest van een periode van meer dan twee jaar van arbeidsongeschiktheid (vanaf 2 maart 2017 en in elk geval vanaf de 27e week van 2017 tot juni 2019). Dat daarbij niet de gehele periode sprake is geweest van volledige arbeidsongeschiktheid doet niet ter zake nu in artikel 9.2 van de arbeidsovereenkomst gesproken wordt over arbeidsongeschikt in zijn algemeenheid, een percentage is daarbij niet genoemd. Voorts zal er van worden uitgegaan dat ook na 2019 sprake is geweest van arbeidsongeschiktheid (zodat [appellant] de bedongen arbeid niet had kunnen verrichten) die voortduurt tot op heden en in elk geval heeft geduurd tot 3 april 2020, de einddatum die partijen, naar het Hof ambtshalve bekend is, inmiddels (op 6 april 2022) zijn overeengekomen ter beëindiging van de door Dynaf geëntameerde ontbindingsprocedure. Dit betekent dat Dynaf, ondanks het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst, na maart 2019 niet meer gehouden was om [appellant] gedurende haar voortdurende arbeidsongeschiktheid loon door te betalen. Gelet daarop kan de door [appellant] verzochte doorbetaling van salaris niet worden toegewezen.
2.6.
Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet het Hof geen aanleiding tot het opleggen van een proceskostenveroordeling.

3.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de beschikking van 15 januari 2020 en opnieuw rechtdoende:
- verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd met wederzijds goedvinden;
- wijst de overige verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en A.S. Arnold, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 mei 2022 in Sint Maarten, in tegenwoordigheid van de griffier.