Uitspraak
[Geïntimeerde],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, [Appellant 1] en [Appellant 2], tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De appellanten vorderen dat het Notariskantoor en [geïntimeerde] aansprakelijk worden gesteld voor beroepsfouten die zouden hebben geleid tot schade. De procedure begon met een akte van appel op 5 januari 2021, gevolgd door een memorie van grieven op 16 februari 2021. De appellanten stelden dat het vonnis van het Gerecht vernietigd moest worden en dat hun vorderingen alsnog toegewezen moesten worden. De geïntimeerden bestreden de grieven en vroegen om bevestiging van het vonnis.
De zaak draait om de vraag of er een causaal verband bestaat tussen de beroepsfout van de notaris en de schade die de appellanten hebben geleden. Het Gerecht had eerder geoordeeld dat de beroepsfout niet tot schade had geleid, en dit oordeel werd in hoger beroep opnieuw beoordeeld. De appellanten voerden aan dat de notaris hen had misleid en dat zij daardoor schade hadden geleden. Het Hof oordeelde dat het causaal verband niet was aangetoond, en dat de appellanten zelf ook verantwoordelijk waren voor hun handelen in de zaak.
Uiteindelijk bevestigde het Hof het vonnis van het Gerecht en veroordeelde de appellanten in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 22 maart 2022 door de rechters M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en Th.G. Lautenbach.