ECLI:NL:OGHACMB:2022:240

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
BON2021H00020
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezinsbescherming en echtelijke woning met betrekking tot vernietiging van koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de verkoopster tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verkoopster, die gehuwd was, had een woning verkocht aan de koopster. De echtgenoot van de verkoopster heeft de koopovereenkomst vernietigd op grond van de artikelen 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk Wetboek BES. De verkoopster heeft in hoger beroep de vernietiging van het vonnis aangevochten en verzocht om afwijzing van de vorderingen van de koopster. De koopster heeft de grieven bestreden en verzocht om bevestiging van het vonnis.

Het Hof heeft vastgesteld dat de verkoopster tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep is gekomen. De procedure heeft zich verder ontwikkeld met pleitnotities van beide partijen. De kern van de zaak draait om de vraag of de koopster te goeder trouw was ten aanzien van de huwelijkse staat van de verkoopster en of de echtgenoot van de verkoopster mede in de woning woonde ten tijde van de koop. Het Hof heeft geoordeeld dat de koopster onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de huwelijkse staat van de verkoopster en dat zij niet te goeder trouw was. Het Hof heeft de koopster de gelegenheid gegeven om tegenbewijs te leveren tegen het voorshands door de verkoopster geleverde bewijs dat haar echtgenoot ten tijde van de koop mede in de woning woonde. De beslissing van het Hof is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022 Vonnis no.:
Registratienummers: BON202000306 – BON2021H00020
Uitspraak: 8 maart 2022 (bij vervroeging)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
[Appellante],
wonende te [woonplaats],
hierna: de verkoopster,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellante,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout,
tegen
[Geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
hierna: de koopster,
oorspronkelijk eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.F. van Toll.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, (hierna: het Gerecht), wordt verwezen naar het tussen partijen op 24 maart 2021 uitgesproken vonnis.
1.2.
De verkoopster is bij akte van appel op 4 mei 2021 in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. In een op 14 juni 2021 ingekomen memorie van grieven heeft zij een grief voorgedragen en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot afwijzing van koopsters vorderingen, met veroordeling van koopster in de kosten van beide instanties.
1.3.
De koopster heeft in een memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van de verkoopster in de kosten van het hoger beroep.
1.4.
De gemachtigden van partijen hebben op 25 januari 2022 pleitnoties ingediend. Koopster heeft de pleitnotities voorzien van één productie en verkoopster van nadere producties die op voorhand aan koopster zijn toegezonden per e-mail van 20 januari 2022.
1.5.
Uitspraak is nader, bij vervroeging, bepaald op heden.

2.De ontvankelijkheid

2.1.
De verkoopster is tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep gekomen en kan daarin worden ontvangen.
2.2.
In HR 24-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:810, NJ 2021/3 (
Leaseproces/Dexia) is het volgende beslist:
2.6.4
In het geval waarin de handelende echtgenoot een (…)overeenkomst heeft gesloten en vervolgens de niet handelende echtgenoot buitengerechtelijk een beroep heeft gedaan op de vernietigingsgrond van art. 1:89 lid 1 BW in verbinding met art. 1:88 BW, kunnen de handelende echtgenoot, de niet handelende echtgenoot en de wederpartij bij de (…)overeenkomst ieder het initiatief nemen tot een procedure waarin, al dan niet naar aanleiding van een daartoe strekkend verweer, van de rechter een beslissing wordt verlangd over de gegrondheid van het beroep op art. 1:89 lid 1 BW. De niet handelende echtgenoot ontleent de bevoegdheid daartoe aan art. 1:89 BW, de handelende echtgenoot en de wederpartij ontlenen die bevoegdheid aan hun hoedanigheid van partij bij de overeenkomst waarop het beroep op de vernietigingsgrond betrekking heeft. (…).

3.De grieven

Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.Beoordeling

4.1.
Het Hof gaat uit van het volgende:
a. Koopster heeft van verkoopster een door verkoopster bewoonde woning ([adres]) gekocht.
b. Verkoopster was ten tijde van de verkoop gehuwd (productie 2, inleidend verzoekschrift) met [naam 1].
c. De echtgenoot van de verkoopster heeft de koop vernietigd (artikel 1:88 lid 1 aanhef en onder a BW BES jo artikel 1:89 lid 1 BW BES).
d. Op vordering van de koopster heeft het Gerecht de verkoopster veroordeeld tot medewerking aan de levering van het huis; ook de vordering ex artikel 3:300 BW BES is toegewezen.
e. Het vonnis van het Gerecht is uitvoerbaar bij voorraad verklaard maar nog niet geëxecuteerd (pleitnota mr. Van Toll onder 4).
4.2.
Tegen de veroordelingen door het Gerecht richt zich het hoger beroep van de verkoopster.
4.3.
In hoger beroep zijn de volgende drie kwesties aan de orde:
1. Was het huis ten tijde van de koop mede bewoond door de echtgenoot van de verkoopster (artikel 1:88 lid 1 onder a BW BES: ‘tezamen of alleen bewoonde woning’)?
2. Zo ja, was de koopster ten tijde van de koop te goeder trouw (artikel 1:89 lid 2 BW BES)?
3. Is, indien de vernietiging stand houdt, de verkoopster jegens de koopster aansprakelijk uit onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW BES)?
4.4.
Het Hof zal eerst de (voorwaardelijke) kwesties 2 en 3 behandelen.
4.5.
Ad 2 (goede trouw)
Artikel 1:89 lid 2 BW BES luidt, voor zover hier van belang:
1. Een rechtshandeling die een echtgenoot in strijd met artikel 88 heeft verricht, is vernietigbaar; slechts de andere echtgenoot kan een beroep op de vernietigingsgrond doen.
2. Het eerste lid geldt niet voor een andere handeling dan een gift, indien de wederpartij te goeder trouw was.
(…)
Artikel 3:11 BW BES luidt:
Goede trouw van een persoon, vereist voor enig rechtsgevolg, ontbreekt niet alleen indien hij de feiten of het recht, waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben, kende, maar ook indien hij ze in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Onmogelijkheid van onderzoek belet niet dat degene die goede reden tot twijfel had, aangemerkt wordt als iemand die de feiten of het recht behoorde te kennen.
4.6.
Het Hof stelt voorop dat de ratio van artikel 1:88 BW BES is om echtgenoten, in hun belang en dat van het gezin, tegen elkaar te beschermen, onder meer wat betreft het verrichten van rechtshandelingen die kunnen ingrijpen in hun financiële positie. Beoogd wordt te voorkomen dat de handelende echtgenoot, door een van de in die bepaling genoemde rechtshandelingen te verrichten, zijn vermogen of het gemeenschappelijke vermogen zonder toestemming van de niet handelende echtgenoot uitholt. Zie HR 24-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:810, NJ 2021/3 (
Leaseproces/Dexia), rov. 2.6.1.
4.7.
Afgezien van de uitholling van vermogens in het algemeen, gaat het in onderdeel a van artikel 1:88 lid 1 BW BES in het bijzonder om het behoud van de woning voor de niet-handelende echtgenoot, dus om een voor deze zwaarwegend belang. Vgl HR 15-12-1978, ECLI:NL:PHR:1978:AC5653, NJ 1979/427 (
Maastrichtse woning II), waarin het overigens ging om rechtsdwaling:
Gezien de strekking van het voorschrift – in het belang van het gezin de echtgenoten tegen zichzelf en tegen elkaar te beschermen – en gezien de omstandigheid dat de wet in art. 88, lid 2, Boek 1 een voorziening heeft getroffen voor het geval dat de toestemming van de andere echtgenoot niet wordt verkregen ontbreekt goede trouw in de zin van art. 89 bij de wederpartij in ieder geval indien de onjuiste uitlegging van de litigieuze wetsbepaling waarvan zij uitging, niet door vaste rechtspraak en eenstemmige literatuur werd aanvaard.
4.8.
Dit betekent dat niet spoedig goede trouw mag worden aangenomen.
4.9.
Voorts is van belang dat veel mensen gehuwd zijn en dat niet spoedig mag worden aangenomen dat omtrent het al dan niet gehuwd zijn geen ‘goede reden tot twijfel’, bedoeld in artikel 3:11, tweede zin, BW BES, bestaat. Hetgeen koopster heeft aangevoerd (memorie van antwoord, onder 5.3 e.v.) is daartoe onvoldoende.
4.10.
Ten aanzien van verkopers die in Bonaire wonen, kan in de basisadministratie persoonsgegevens (voorheen geheten: bevolkingsregister) uitsluitsel omtrent de huwelijkse staat worden verkregen. Van een koper van een huis mag in het kader van de onderzoeksplicht in het algemeen verwacht worden dat deze inlichtingen inwint of laat inwinnen (eventueel via de verkoper) bij deze basisadministratie.
4.11.
Koopster heeft geen inlichtingen bij de basisadministratie persoonsgegevens ingewonnen of laten inwinnen, Zij was in casu niet te goeder trouw ten aanzien van de huwelijkse staat van verkoopster.
4.12.
Koopster heeft zelfs niet bij verkoopster geïnformeerd naar haar burgerlijke staat.
4.13.
Gehuwden wonen in de regel samen (volgens artikel 82 BW BES zijn zij zelfs daartoe verplicht, al heeft dit voorschrift vooral ideologische waarde). Dit betekent dat niet spoedig kan worden aangenomen dat een koper te goeder trouw is ten aanzien van diens veronderstelling dat de echtgenoot niet (mede) in de woning woont. Hetgeen de koopster in casu dienaangaande heeft aangevoerd (memorie van antwoord, onder 3.4), is onvoldoende. Koopster was derhalve evenmin ten aanzien van het wonen in de woning door de echtgenoot van verkoopster te goeder trouw.
4.14.
Ad 3 (onrechtmatige daad)
Terughoudendheid is op haar plaats ten aanzien van de vraag of de verkoopster van de woning onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de koopster door de gehuwde staat te verzwijgen (eiswijziging 16 november 2020). Immers, ook al zou het niet gaan om het positief contractsbelang, een aansprakelijkheid van de handelende echtgenoot doet afbreuk aan de bescherming van de andere echtgenoot, a fortiori indien echtgenoten gehuwd zijn in gemeenschap van goederen waarin de schuld uit onrechtmatige daad zou vallen. Vgl. HR 24-05-1991, NJ 1992/246 (
Ontvanger/AMRO):
3.2
(…)
Aantekening verdient daarbij dat in hoger beroep niet aan de orde was en het hof dan ook geen oordeel heeft gegeven omtrent de vraag in hoeverre de strekking van art. 1:88 lid 1 onder c in verbinding met art. 1:89 BW eraan in de weg staat dat de schuldeiser jegens wie een echtgenoot zich borg gesteld heeft, na vernietiging van de borgtocht door de andere echtgenoot jegens de eerste een vordering kan instellen tot vergoeding van de schade die hij in verband met deze vernietiging lijdt.
4.15.
Voor onrechtmatigheid heeft de koopster onvoldoende gesteld. Betwisting door de verkoopster heeft plaatsgevonden (comparitieaantekeningen mr. Van den Brink van 25 november 2020, o.a. met de stelling dat koopster niet gevraagd heeft naar de burgerlijke staat en dat verkoopster [ook] niet wist dat de toestemming van haar echtgenoot nodig is) en hierop is de koopster niet teruggekomen.
4.16.
Ad 1 (het al dan niet mede in de woning wonen door de echtgenoot)
De echtgenoot staat volgens de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven op hetzelfde adres als de verkoopster ([adres]), zijnde de plaats van de verkochte woning (producties 10-11 memorie van antwoord). Op grond van hetgeen door de verkoopster verder is aangevoerd en overgelegd (pleitnoties in hoger beroep, 4.2 e.v. met de producties 6-8, onder andere diverse schriftelijke verklaringen dat de echtgenoot van verkoopster op hetzelfde woonadres woonachtig is) acht het Hof voorshands bewezen dat de echtgenoot mede in de verkochte woning woonde.
4.17.
De verkoopster krijgt echter de gelegenheid tegenbewijs te bieden.
4.18.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.Beslissing

Het Hof:
- laat de koopster toe tegenbewijs te leveren tegen het voorshands door de verkoopster geleverde bewijs dat haar echtgenoot ten tijde van de koop mede in de woning woonde;
- bepaalt, voor het geval dat koopster bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord tegenover mr. J. de Boer door middel van een videoverbinding tussen het gerechtsgebouw in Bonaire en de Kas di Korte in Curaçao, op vrijdag 1 april 2022 om 15.00 uur;
- bepaalt dat wanneer partijen ten behoeve van de enquête nog stukken in het geding willen brengen zij ervoor dienen te zorgen dat deze stukken uiterlijk 28 maart 2022 door het Hof (op rolhandelingen.hof@caribjustitia.org) en de wederpartij zijn ontvangen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, Th.G. Lautenbach en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 8 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.