ECLI:NL:OGHACMB:2022:229

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
BON2018H00046
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van geding in hoger beroep met betrekking tot vordering tot herroeping

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot herroeping van eerdere vonnissen. De zaak betreft een vordering van de geïntimeerde, die op 18 november 2021 een verzoekschrift indiende met de stelling dat er gronden voor herroeping waren. De geïntimeerde verzocht het Hof om de vonnissen van 12 november 2019 en 26 mei 2020 te herroepen, het geding te heropenen en een termijn te geven voor het indienen van een memorie van antwoord. De appellant voerde verweer en verzocht om niet-ontvankelijkheid van de vordering van de geïntimeerde.

Het Hof oordeelde dat de cassatietermijn van drie maanden was verstreken, waardoor het eerdere vonnis in kracht van gewijsde was gegaan. Het Hof verwierp het ontvankelijkheidsverweer van de appellant en oordeelde dat de heropening van het geding gerechtvaardigd was op basis van de aangevoerde herroepingsgronden, met name bedrog. Het Hof stelde vast dat de appellant op de hoogte was van het woonadres van de geïntimeerde, wat de grond voor heropening van het geding versterkte. Het Hof verleende de appellant admissie om kosteloos te procederen en heropende het geding, waarbij de appellant de gelegenheid kreeg om zijn eis aan te passen en de geïntimeerde een memorie van antwoord te dienen. De zaak werd verwezen naar de rol voor verdere behandeling.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022 Vonnis no.:
Registratienummers: BON2021H00046 (BON201700407 – BON2018H00061)
Uitspraak: 16 augustus 2022
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak ex artikel 382 Rv van:
[Geïntimeerde],
wonende in [woonplaats],
eiser tot herroeping,
in eerste aanleg gedaagde,
in hoger beroep geïntimeerde,
gemachtigde: mr. B.M. Nagelmakers,
tegen
[Appellant],
wonende in [woonplaats],
verweerder tegen de vordering tot herroeping,
in eerste aanleg eiser,
in hoger beroep appellant,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas.
De partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij een op 18 november 2021 ingekomen verzoekschrift met producties heeft [geïntimeerde], onder aanvoering van herroepingsgronden, gevorderd dat het Hof, bij zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
- de tussen partijen gewezen vonnissen van 12 november 2019 en 26 mei 2020 onder zaaknummer BON2018H00061 zal herroepen;
- daartoe eerst het geding zal heropenen en [geïntimeerde] een termijn zal gunnen voor het indienen van een memorie van antwoord;
- de uitvoerbaarheid van het vonnis van 26 mei 2020 zal schorsen;
[appellant] zal verbieden om het vonnis van 26 mei uit te winnen op straffe van verbeurt van een dwangsom van US$ 50.000,- per keer dat hij niet aan deze veroordeling voldoet;
- [ appellant] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
1.2
Bij conclusie van antwoord met producties heeft [appellant] verweer gevoerd, het Hof verzocht hem admissie te verlenen om kosteloos te mogen procederen en voorts geconcludeerd dat het Hof [geïntimeerde] in zijn vordering niet-ontvankelijk zal verklaren, althans deze vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
1.3
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Het eindvonnis waarbij de vordering van [appellant] jegens [geïntimeerde] is toegewezen, is van 26 mei 2020. De cassatietermijn van drie maanden, die - ook al is [geïntimeerde] in appel niet verschenen - aanving op de dag na de uitspraak, bedroeg drie maanden en is daarom inmiddels verstreken, zodat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Overigens pleegt te worden aangenomen dat een verzoek tot herroeping gedaan binnen een nog lopende cassatietermijn ontvankelijk is. Het ontvankelijkheidsverweer van [appellant] wordt daarom verworpen.
2.2
Ingevolge artikel 387 Rv heropent de rechter het geding als hij de voor herroeping aangevoerde grond of gronden juist bevindt. Bij bedrog – de grond die [geïntimeerde] aanvoert – is daarvoor voldoende dat feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die zozeer de verdenking rechtvaardigen dat de partij die zich bedrogen acht langs de weg van heropening van het geding de gelegenheid behoort te krijgen de zaak nogmaals aan de rechter voor te leggen opdat die met inachtneming van die feiten en omstandigheden de zaak opnieuw beoordeelt. De rechter zal pas in het heropende geding ten gronde behoeven te onderzoeken of werkelijk bedrog in het voorafgaande geding is gepleegd.
2.3
In het verzoekschrift waarmee [appellant] het volgens [geïntimeerde] te heropenen geding heeft ingeleid stelde hij dat [geïntimeerde] zonder bekende woon- of verblijfplaats is binnen en buiten Bonaire. Op basis daarvan heeft [appellant] op de voet van artikel 5 aanhef en onder 7 Rv [geïntimeerde] openbaar opgeroepen, waarna [geïntimeerde] niet is verschenen. Ook in hoger beroep is [geïntimeerde] niet dan in het openbaar opgeroepen, en zijn in december 2019 nog op de voet van voornoemd artikel de akte van appel, de memorie van grieven en het tussenvonnis van 2019 aan hem betekend. Vervolgens is [geïntimeerde] wederom niet verschenen.
2.4
Uit de overgelegde stukken blijkt onder meer dat [appellant] in een door hem eerder (in 2010) tegen de stichting Capricorn Diving gevoerde procedure in het inleidend verzoekschrift heeft doen vermelden dat [geïntimeerde], als de vertegenwoordiger van die stichting, in Nederland woonde op het adres [adres] te [plaats]. Op dit adres stond [geïntimeerde] op 22 oktober 2021 (blijkens een uittreksel van die datum) ingeschreven bij Basisregistratie Personen van de gemeente Het Hogeland. Op dat adres heeft [appellant] op 8 oktober 2021 het vonnis van 26 mei 2020 doen betekenen en met succes. Een afdoende verklaring waarom hij [geïntimeerde] in 2021 wel wist te vinden, heeft [appellant] niet gegeven. Het adres van [geïntimeerde] was op 10 december 2012 en 16 maart 2018 ook opgenomen in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel als het woonadres van [geïntimeerde] als bestuurder van de vennootschap [naam bedrijf] N.V., de vennootschap waarvan [appellant] ooit aandeelhouder en bestuurder was en waarmee hij in 2009 als werknemer de door [geïntimeerde] als bestuurder ondertekende beëindigingsovereenkomst heeft gesloten. Dat is de overeenkomst waarvan [appellant] in het volgens hem te heropenen geding [geintimeerde] verwijt dat hij als bestuurder van de vennootschap heeft verhinderd dat deze wordt nagekomen.
2.5
Met dit alles, waaruit volgt dat [appellant] wist waar [geïntimeerde] woonde of dat hij op
zijn minst eenvoudig had kunnen weten waar [geïntimeerde] kon worden bereikt, is voldaan aan het onder 2.2 genoemde criterium voor heropening van het geding. [appellant] krijgt de gelegenheid desgewenst zijn eis en/of stellingen bij memorie van grieven aan te passen, waarna [geintimeerde] alsnog een memorie van antwoord zal kunnen nemen. Vervolgens is er de mogelijkheid tot schriftelijk of mondeling pleidooi.
2.6
Gelet op het door hem overgelegde bewijs van onvermogen (gedateerd op 22 februari 2022) zal aan [appellant], voor zover nog vereist, admissie worden verleend om in het heropende geding kosteloos te procederen.
2.7
Het geding zal worden heropend en de zaak zal worden verwezen naar de rol voor het nemen van een aangepaste memorie van grieven zijdens [appellant]. Verder wordt iedere beslissing aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
heropent het geding zoals dat in hoger beroep tussen [appellant] en [geintimeerde] onder zaaknummer BON2018H00061 aanhangig was:
bepaalt dat [appellant] op de rol van 13 september 2022 een aangepaste memorie van grieven kan nemen (P3) waarna [geintimeerde] van memorie antwoord kan dienen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, S. Verheijen en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 16 augustus 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.