ECLI:NL:OGHACMB:2022:217

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
CUR2020H00410
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Enquête naar gang van zaken binnen Caribbean Bitumen Products B.V. met betrekking tot ontbrekende administratie en jaarstukken

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is een verzoek tot enquête ingediend door de besloten vennootschap WABEL B.V. tegen Caribbean Bitumen Products B.V. (CBP). De zaak betreft ernstige beschuldigingen van malversaties en het ontbreken van een deugdelijke administratie en jaarstukken bij CBP. Het Hof heeft op 10 juni 2022 een beschikking gegeven waarin het een onderzoek gelast naar de gang van zaken binnen CBP vanaf 19 juni 2017. Dit onderzoek is noodzakelijk om duidelijkheid te krijgen over de beschuldigingen die over en weer zijn geuit door de aandeelhouders en om de onderliggende kwesties af te handelen. Het Hof heeft vastgesteld dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan het beleid binnen CBP en dat de huidige bestuurders er niet in slagen om de financiële administratie op orde te krijgen. Om deze redenen is besloten om een onafhankelijke bestuurder met beslissende stem te benoemen, de heer Pieter van den Berg, die zal bijdragen aan een betere besluitvorming binnen de vennootschap. Het Hof houdt verder iedere beslissing aan, terwijl het onderzoek wordt uitgevoerd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022 Vonnis no.:
Registratienummer: CUR2020H00410
Uitspraak: 10 juni 2022

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
op de verzoeken ex artikel 2:271 en 2:276 BW (eerste fase enquête-procedure) in de zaak van:
de besloten vennootschap
WABEL B.V.,
gevestigd in Curaçao,
hierna: Wabel,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.C. Maris,
en
de besloten vennootschap
CARIBBEAN BITUMEN PRODUCTS B.V.
gevestigd in Curaçao,
hierna: de vennootschap of CBP,
verweerster,
gemachtigde: mr. S.J.C. Anthonio,
met als belanghebbenden

[BELANGHEBBENDE 1],

[BELANGHEBBENDE 2],
[BELANGHEBBENDE 3],
allen wonende in Curaçao,
gemachtigden: mrs. R.F. van den Heuvel en N.R.V. Soeltaansingh.
Belanghebbenden afzonderlijk zullen [belanghebbende 1], [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] worden genoemd; gezamenlijk zullen zij als [belanghebbenden] worden aangeduid.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1
Het Hof verwijst naar zijn tussenbeschikking van 8 juni 2021. Bij die beschikking is de zaak verwezen naar de rol voor gelijktijdige akte uitlating zijdens Wabel en [belanghebbenden].
1.2
Op 6 juli 2021 hebben zowel Wabel als [belanghebbenden] akte met een productie genomen.
1.3
Nadat de zaak geruime tijd had stilgelegen, heeft op 30 mei 2022 een zitting plaatsgevonden. Bij die gelegenheid is Wabel verschenen bij haar gemachtigde en haar UBO [ubo]. Ook [belanghebbende 1] (met tolk), [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] waren aanwezig met hun beide gemachtigden. Namens de vennootschap was mr. Anthonio aanwezig. Mrs. Maris en Soeltaansingh en Van den Heuvel hebben het woord gevoerd en schriftelijke spreekaantekeningen (en van beide zijden een nieuwe productie) overgelegd, die deel uitmaken van het dossier. Ook [ubo], [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] hebben het woord gevoerd, evenals mr. Anthonio.
1.4
Vervolgens is beschikking aangezegd.
2. De beoordeling
2.1
Vastgesteld wordt dat er (nog steeds) gegronde redenen zijn om te twijfelen aan en juist beleid binnen CBP. Nog altijd ontbeert de vennootschap een deugdelijke administratie en ontbreken de jaarrekeningen. De aan het bureau InterimFlex verstrekte opdracht is inmiddels ingetrokken, de mappen inhoudende de administratie zijn door [betrokkene 1] afgegeven bij het kantoor van mr. Anthonio en een nieuwe accountant is niet aangezocht. Daarnaast heeft Wabel, en hebben van hun kant in mindere mate ook [belanghebbenden], over en weer ernstige beschuldigingen geuit betreffende malversaties waarmee de aandeelhouders/bestuurders de vennootschap en elkaar zouden hebben benadeeld. Volgens Wabel gebeurt dat mogelijk nog steeds. Die beschuldigingen roepen de nodige vragen op die nog geen bevredigend antwoord hebben gekregen.
2.2
Het is in het belang van de vennootschap dat deze verwijten nu grondig worden onderzocht opdat er duidelijkheid komt en de onderliggende kwesties kunnen worden afgesloten of afgerekend. Ook de betrokken aandeelhouders zelf hebben er belang bij om vastgesteld te zien in hoeverre de door, dan wel tegen hen geuite beschuldigingen gegrond zijn en welke gevolgen daaraan worden verbonden. Het voortbestaan van onduidelijkheid is bovendien de voedingsbodem van een sfeer van wantrouwen die het samenwerkingsklimaat binnen de onderneming vergiftigen en de besluitvorming binnen het bestuur bemoeilijken.
2.3
Voor het verkrijgen van de benodigde duidelijkheid is een enquête het aangewezen middel. Gelet op het tijdsverloop sinds de tussenbeschikking en de constatering dat de verwijten en het daaruit voortvloeiende wantrouwen niet of nauwelijks zijn afgenomen, is het niet (langer) wenselijk om af te wachten of de kwesties intern, met behulp van een onafhankelijke bestuurder, kunnen worden opgelost, zoals het Hof aanvankelijk voornemens was. Bovendien is inmiddels gebleken dat de kosten van een dergelijk onderzoek voor de vennootschap, die (zeer) rendabel is, geen enkel probleem vormen, terwijl van de kant van de vennootschap zelf tegen zo’n enquête ook geen is bezwaar geuit. Van de drie aandeelhouders, die aanvankelijk allen om een enquête vroegen, heeft Wabel dat verzoek met klem gehandhaafd. [belanghebbenden] stellen daarentegen weliswaar dat het binnen de onderneming een stuk beter gaat, en dat met het onderzoek zou kunnen worden gewacht, maar noemen verder geen goede redenen waarom een onderzoek op dit moment onwenselijk zou zijn.
2.4
Het enquête-onderzoek dient, gelet op de geconstateerde gebreken en vragen,
betrekking te hebben op de gang van zaken binnen CBP vanaf 19 juni 2017, met aandacht voor het ontbreken van een administratie, de besteding en verantwoording van de op de privérekeningen van [betrokkene 2] en [belanghebbende 2] gestorte bedragen alsmede het (netto) bedrag dat [betrokkene 2] heeft ontvangen voor te leveren additieven, de afspraken die [betrokkene 2] en [belanghebbende 2] hebben gemaakt met Carib en de door hen van Carib ontvangen bedragen, alsmede hun contacten met de huidige afnemer. Indien [belanghebbenden] nog vasthouden aan hun aanvankelijke verwijt dat ook [ubo] de vennootschap en zijn twee mede-partners een “stunt” heeft geleverd, kan ook die kwestie worden onderzocht. Het onderzoek dient zich uiteraard steeds mede te richten op perioden vóór 18 juni 2017 voor zover dat nodig is om de te onderzoeken onderwerpen in een helder licht te kunnen plaatsen.
2.5
Het Hof zal dit onderzoek thans gelasten en op zo kort mogelijk termijn, bij nadere beschikking, een onderzoeker benoemen.
2.6
Voorts zal, in beginsel voor de gehele duur van dit onderzoek, uitvoering worden gegeven aan het in rov. 2.5 van de tussenbeschikking geuite voornemen tot benoeming van een onafhankelijke bestuurder als voorlopige voorziening. Deze bestuurder zal worden toegevoegd aan de huidige directie en krijgt daarin een doorslaggevende stem.
Deze bestuurder zal in de eerste plaats dienen te zorgen voor een deugdelijke financiële administratie en verslaglegging. Kennelijk slagen de huidige bestuurders er samen niet in om deze kwestie te regelen. Reeds hierom is deze voorziening er een die het belang van de vennootschap eist. Het is aan het bestuur in de nieuwe samenstelling om, waar nodig, de werkzaamheden voor het opstellen van de financiële stukken af te stemmen met de onderzoeker wiens onderzoek ook betrekking heeft op de besteding en verantwoording van bedragen binnen de onderneming.
Los van deze urgente kwestie (het op orde brengen van de financiële administratie en verslaglegging), is de benoeming van een extra bestuurder wenselijk omdat de besluitvorming meer in het algemeen verbetering behoeft. Het huidige bestuur is in staat om de onderneming winstgevend te laten draaien en om, uiteindelijk, de daartoe vereiste besluiten te nemen. In zoverre werken de onderlinge animositeit en wantrouwen niet verlammend en doet zich geen acute noodsituatie voor. Er is echter voldoende gebleken dat de besluitvorming wezenlijk wordt bemoeilijkt door de sfeer van onderling wantrouwen en door de verwijten die de bestuurders elkaar maken - ook waar het gaat om competentie en bereikbaarheid – en dat de vennootschap is gebaat bij een soepeler en slagvaardiger bestuur. Zo lang de kwesties waarvan partijen elkaar beschuldigen nog niet opgehelderd zijn, kan een onafhankelijke bestuurder met beslissende stem bijdragen tot besluitvorming waarmee (nog) meer uit de onderneming kan worden gehaald. Hierover lijken partijen het nog steeds eens te zijn en ook hier geldt dat de kosten niet prohibitief zullen zijn.
2.7
Wabel en [belanghebbenden] hebben ieder van hun kant een bestuurder voorgedragen tegen wie de andere partijen geen bezwaren heeft. Van de twee genoemden acht het Hof de heer Pieter van den Berg op dit moment de meest geschikte kandidaat. Hij zal dan ook worden benoemd.
2.8
Voor het overige zijn de verzochte voorzieningen, voor zover de verzoeken al worden gehandhaafd, niet nodig. Gelet op de financiële belangen van de drie aandeelhouders bij de onderneming en op hun expertise is het vooralsnog te verkiezen dat zij alle drie (indirect) bestuurder blijven.
2.9
Verder zal iedere beslissing worden aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
rechtdoende op de verzoeken ex artikel 2:271 en 2:276 BW (eerste fase enquête-procedure):
gelast een onderzoek naar de gang van zaken binnen CBP vanaf 19 juni 2017 zoals hierboven onder 2.4 beschreven, te verrichten door een nader te benoemen onderzoeker;
benoemt, bij wijze van voorlopige voorziening in de zin van artikel 2:276 BW, tot onafhankelijke bestuurder met beslissende stem de heer Pieter van den Berg;
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.W.J. Meijer, M.W. Scholte en S. Verheijen, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 10 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.