ECLI:NL:OGHACMB:2022:216

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
CUR2022H00109
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin zij werd veroordeeld om een perceel met woonhuis en twee containers te ontruimen en ter beschikking te stellen aan de stichting Cobra Private Foundation. Het Gerecht had de ontruiming per 1 juni 2022 bevolen en de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaard. [Appellant] verzocht het Gemeenschappelijk Hof van Justitie om de uitvoerbaarheid van dit vonnis te schorsen totdat het Hof in appel uitspraak doet. Cobra, de stichting, verzocht om afwijzing van dit verzoek en veroordeling van [appellant] in de proceskosten.

Bij de beoordeling van de schorsingsvordering heeft het Hof de relevante juridische maatstaven toegepast, zoals uiteengezet door de Hoge Raad. Het Hof overwoog dat de vordering van [appellant] niet voldoende onderbouwd was en dat er geen kennelijke misslagen in het vonnis waren aangetoond. De belangenafweging tussen [appellant] en Cobra leidde tot de conclusie dat de vordering tot schorsing moest worden afgewezen. Het Hof heeft de kosten van het incident aan [appellant] opgelegd, begroot op NAf 2.000,- aan gemachtigdensalaris, en verklaarde deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
op de vordering tot schorsing ex artikel 272 Rv van:
[Appellant],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: “
[appellant]”,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellante,
verzoekster tot schorsing
gemachtigde: mr. N.B. Louisa,
tegen
de stichting particulier fonds
COBRA PRIVATE FOUNDATION,
gevestigd te Curaçao,
hierna te noemen: “
Cobra”,
oorspronkelijk eiseres, thans geïntimeerde,
verweerster tegen het verzoek tot schorsing,
gemachtigde: mr. A.C. Small.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij akte van 5 mei 2022 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen in kort geding gewezen en op 14 april 2022 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: het Gerecht).
1.2.
Bij op 11 mei 2022 ingekomen verzoekschrift met producties heeft [appellant] het Hof verzocht de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis van 14 april 2022 te schorsen en geschorst te houden totdat het Hof in appel uitspraak doet.
1.3.
Bij per e-mail ingediend verweerschrift van 7 juni 2022 heeft Cobra geconcludeerd dat de vordering c.q. het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
1.4.
Op 17 juni 2022 hebben partijen per e-mail hun pleitnotities ingediend.
1.5.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de beoordeling van een vordering op de voet van artikel 272 Rv geldt hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) heeft overwogen:
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
d. Het voorgaande geldt in de volgende gevallen:
i. in een incident tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad;
ii. in een incident tot zekerheidstelling;
iii. in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging;
iv. in een kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging indien tegen de ten uitvoer te leggen uitspraak een rechtsmiddel is of nog kan worden ingesteld.
2.2.
Het gaat in deze zaak zeer kort samengevat om het volgende. [Appellant] woont op een perceel dat zij in 2011 aan Cobra in eigendom heeft overgedragen. Bij het door [appellant] bestreden vonnis in kort geding van 14 april 2022 heeft het Gerecht aan [appellant] het bevel gegeven om per uiterlijk 1 juni 2022 het door [appellant] bewoonde perceel met woonhuis en een aangrenzend perceel met twee daarop staande containers te ontruimen en die percelen aan Cobra ter beschikking te stellen. Daarbij heeft het Gerecht op voorhand toestemming verleend voor het openen van de deuren en van het huisraad in de zin van artikel 444 lid 2 Rv. Voorts heeft het Gerecht [appellant] veroordeeld om na 1 juni 2022 aan Cobra een gebruiksvergoeding van NAf 8.500,- per maand te betalen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Cobra heeft het vonnis op 25 april 2022 aan [appellant] doen beteken.
2.3. [
[Appellant] heeft in haar verzoekschrift geen argumenten gegeven waarom de tenuitvoerlegging van het vonnis zou moeten worden geschorst, anders dan de enkele opmerking dat het Hof niet vóór 1 juni 2022 zal beslissen op het hoger beroep. Nu het vonnis geen kennelijke feitelijke of juridische misslag bevat, en het bevel tot ontruiming per uiterlijk 1 juni 2022 berust op een gemotiveerde afweging van de belangen van beide partijen, dient de vordering te worden afgewezen.
2.4.
Overigens geven de gronden die [appellant] bij pleidooi - tardief - heeft aangevoerd en grotendeels ook al in eerste aanleg naar voren waren gebracht en in het bestreden vonnis zijn besproken, geen aanleiding om anders te oordelen en Cobra alsnog de kans te geven om op die argumenten te reageren.
2.5.
De vordering zal worden afgewezen, met verwijzing van [appellant] in de kosten van dit incident.
BESLISSING
Het Hof:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [appellant]we in de kosten van dit schorsingsincident aan de zijde van gevallen, tot op heden begroot op NAf 2.000,- aan gemachtigdensalaris;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, M.W. Scholte en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en uitgesproken op 28 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.