ECLI:NL:OGHACMB:2022:215

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
CUR2021H00336
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hinder door minimarket in woonbuurt en beoordeling van klachten door het Hof

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een minimarket. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.A. Gonet, heeft klachten ingediend over hinder die hij ondervindt van de Jinger Minimarket N.V., vertegenwoordigd door mr. A.K.H. Ayubi. De klachten omvatten onder andere inkijk in zijn woning, overlast van een lamp aan de gevel van de minimarket, urinegeur, vuilnisbakken, parkeerlijnen en een loszittend reclamebord. Het Hof heeft op 9 september 2022 een descente gehouden om de klachten ter plaatse te onderzoeken. Tijdens deze descente heeft het Hof vastgesteld dat de inkijk vanuit de minimarket naar de woning van de appellant minimaal is en dat de lamp aan de gevel inmiddels is verwijderd. De urinegeur werd als niet sterk genoeg beoordeeld om als hinderlijk te worden ervaren in de woning van de appellant. Wat betreft de vuilnisbakken en de parkeerlijnen, concludeerde het Hof dat de situatie niet onrechtmatig was. Het Hof heeft de klachten van de appellant in het licht van de lokale omstandigheden en de aard van de minimarket beoordeeld. Uiteindelijk heeft het Hof geoordeeld dat het handelen van de minimarket niet onrechtmatig was jegens de appellant en heeft het het bestreden vonnis bevestigd. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op Naf 6.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 352,50 aan verschotten.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022 Vonnis no.:
Registratienummers: CUR202004572 – CUR2021H00336
Uitspraak: 11 oktober 2022
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
[Appellant],
wonende in [woonplaats],
hierna te noemen: [appellant],
oorspronkelijk eiser, thans appellant,
gemachtigde: mr. R.A. Gonet,
tegen

1.[Geïntimeerde],

wonende in [woonplaats],
2. de naamloze vennootschap
JINGER MINIMARKET N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gezamenlijk hierna te noemen: [geïntimeerden]
gedaagde 2 afzonderlijk hierna te noemen: Jinger;
oorspronkelijk gedaagden, thans geïntimeerden,
gemachtigde: mr. A.K.H. Ayubi

1.Het verder verloop van de procedure

1.1.
Het Hof verwijst voor het verloopt tot dan toe naar zijn tussenvonnis van 16 augustus 2022.
1.2.
De in dat tussenvonnis gelaste descente met comparitie van partijen is op 9 september 2022 gehouden. De Hofcombinatie bestond uit mrs. De Boer, Lewin en Meijer.
1.3.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Beoordeling

4.1.
Mr. Meijer is buiten staat dit vonnis mee te wijzen.
4.2.
Tijdens de descente/comparitie heeft het Hof alle klachten van [appellant] ter plaatse onderzocht:
a. Inkijk in slaapkamers van [appellant]
b. Overlast van lamp op gevel van [geintimeerde].
c. Urinestank
d. Vuilnisbak of container
e. Parkeerlijnen
f. Loszittend reclamebord
4.3.
Ad a. Van binnen de woning van [geïntimeerde] is er in geen geval inkijk. De inkijkmogelijkheid vanaf het balkon van [geïntimeerde] is gering. De afstand is betrekkelijk groot. De ramen van [appellant] zijn klein. [Appellant] gebruikt vitrages of vergelijkbaar materiaal ter bescherming van zijn privacy.
4.4.
Ad b. De lamp aan de gevel van [geïntimeerde] is verwijderd.
4.5.
Ad c.In de hoek buiten de supermarket, aan de kant van [appellant] woning, ruikt het inderdaad naar urine. Op de muur staat vermeld dat er niet geürineerd mag worden, maar dat heeft kennelijk onvoldoende effect.
4.6.
Ad d. Er is een ommuurde ruimte met traliehekafsluiting aan de zijkant, zonder dak. Hierin lagen ten tijde van de descente/comparitie kartonnen dozen en ander droog verpakkingsmateriaal. Verder stond er een betrekkelijk kleine gesloten vuilnisbak. Het Hof kon geen stank constateren.
4.7.
Ad e. De parkeerlijnen zijn door [geïntimeerde] aangebracht.
4.8.
Ad f. Het reclamebord zit goed vast aan ijzeren palen die in beton staan. Het was de leden van het Hof niet mogelijk het bord in beweging te krijgen.
4.9.
Kortom, de klachten onder a-b en e-f vallen af.
4.10.
Wat betreft klacht c (urinegeur) heeft het Hof geconstateerd dat de urinegeur niet sterk was. Het is niet aannemelijk dat deze is waar te nemen in [appellant] woning. Het gaat hier om een minimarket gelegen in een woonbuurt, direct grenzend aan huizen. Dit is in Curaçao normaal. Partijen zijn het erover eens dat de aanwezigheid van een toilet of urinoir bij een minimarket niet van overheidswege is voorgeschreven. Belangrijk acht het Hof dat [geïntimeerde] onweersproken heeft gesteld dat er buiten de supermarket niet geregeld gedronken wordt, zoals bij veel andere minimarkets. Er zijn buiten de supermarket ook geen zitplaatsen, zoals bij veel andere minimarkets.
4.11.
Wat betreft klacht d (vuilnisbak). Indien in de bak geen afval wordt gedeponeerd dat kan rotten, lijkt een dak of volledige afsluiting, zoals [appellant] wil, weinig zinvol.
4.12.
Al met al acht het Hof, in aanmerking nemend de factoren genoemd in rov. 4.6 van het tussenvonnis (a. de aard, de ernst en de duur van de hinder; b. de omvang van de door de hinder toegebrachte schade; c. andere omstandigheden van het geval waaronder ook de plaatselijke omstandigheden) het handelen van [geïntimeerden] in de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig (onzorgvuldig in het maatschappelijk verkeer) jegens [appellant].
4.13.
Het bestreden vonnis moet daarom worden bevestigd. [Appellant] dient de kosten van het hoger beroep te dragen.

3.Beslissing

Het Hof bevestigt het bestreden vonnis en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot op heden begroot op Naf 6.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 352,50 aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, S. Verheijen en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 11 oktober 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.