ECLI:NL:OGHACMB:2022:202

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
AUA2022H00153 R
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verzoek om pensioenuitkering als gewezen politieke ambtsdrager

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 16 mei 2022, waarin het beroep van [appellant] tegen de fictieve afwijzing van zijn bezwaar door de minister van Financiën en Cultuur niet-ontvankelijk werd verklaard. [appellant] had op 4 juni 2020 verzocht om in aanmerking te komen voor een pensioenuitkering als gewezen lid van de Staten, maar zijn verzoek werd op 28 augustus 2020 afgewezen omdat hij de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar nog niet had bereikt. Na het indienen van bezwaar op 29 oktober 2020, verklaarde de minister op 10 november 2021 het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Het Gerecht verklaarde het beroep tegen de fictieve afwijzing niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. Het Hof bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat er geen grond is voor verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Voor [appellant] betekent dit dat hij zich moet neerleggen bij de afwijzing van zijn verzoek, maar dat hij met ingang van 2 mei 2025 wel in aanmerking komt voor de verzochte uitkering.

Uitspraak

AUA2022H00153
Datum uitspraak: 23 november 2022
RECTIFICATIE
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 16 mei 2022 in zaak nr. AUA202102774, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Financiën en Cultuur (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikking van 28 augustus 2020 heeft de minister het verzoek van [appellant] om een uitkering bij wijze van pensioen als gewezen politieke ambtsdrager, afgewezen.
Op 29 oktober 2020 heeft [appellant] daartegen bezwaar gemaakt.
Op 24 september 2021 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het door hem gemaakte bezwaar (hierna: fictieve afwijzende beschikking op bezwaar).
Bij uitspraak van 16 mei 2022 heeft het Gerecht het beroep nietontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2022. [appellant] en de minister, vertegenwoordigd door mr. Y.F.M. Kaarsbaan en mr. A.F.J. Caster, beiden werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. [appellant] is lid van de Staten geweest. Op 4 juni 2020 heeft hij de minister verzocht om per juni 2020 in aanmerking te komen voor een uitkering bij wijze van pensioen als gewezen lid van de Staten. Bij beschikking van 28 augustus 2020, door [appellant] ontvangen op 17 september 2020, heeft de minister zijn verzoek afgewezen omdat [appellant] ten tijde van zijn verzoek nog niet de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar had bereikt.
1.1.
Op 10 november 2021 heeft de minister alsnog op het bezwaar van [appellant] beschikt door het niet-ontvankelijk te verklaren wegens termijnoverschrijding. Tegen deze beschikking heeft [appellant] geen beroep ingesteld.
2. Het Gerecht heeft het beroep tegen de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Het bezwaarschrift is op 29 oktober 2020 ingediend, zodat de minister op 21 januari 2021 in gebreke is geraakt om daarop tijdig te beschikken. De beroepstermijn is op die laatste datum aangevangen en acht weken later geëindigd, dus op 18 maart 2021. Het op 24 september 2021 ingediende beroepschrift is daarmee buiten de termijn ingediend. Er is geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, aldus het Gerecht.
Hoger beroep
3. Het Hof is, met het Gerecht, van oordeel dat het beroepschrift (ruimschoots) te laat is ingediend en dat er geen grond is om aan te nemen dat dit aan [appellant] niet kan worden verweten.
Slotsom
4. Het hoger beroep is daarom ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Betekenis van deze uitspraak
6. Voor [appellant] betekent deze uitspraak van het Hof dat hij zich zal moeten neerleggen bij de afwijzing van zijn verzoek om al per juni 2020 in aanmerking te komen voor een uitkering bij wijze van pensioen als gewezen lid van de Staten. Blijkens de beschikking van 28 augustus 2020 komt [appellant] met ingang van 2 mei 2025 wel in aanmerking voor de verzochte uitkering.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022.