Uitspraak
Inleiding
Aangevallen uitspraak
Het hoger beroep
Gelet op artikel 6.2 van de Circulaire toelating en uitzetting BES (hierna: Ctu) vormen vreemdelingen onder meer een gevaar voor de openbare orde als zij ter zake van een misdrijf zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf of een taakstraf. De taakstraf komt in plaats van een gevangenisstraf. Als de vreemdeling wordt veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf wordt de duur van de door de rechter bepaalde vervangende hechtenis als uitgangspunt genomen. Dit betekent dat iedere taakstraf wordt tegengeworpen ongeacht de duur van de taakstraf.
Volgens de vaste rechtspraak van het EHRM (Rodrigues da Silva en Hoogkamer tegen Nederland, arrest van 31 januari 2006, ECLI:CE:ECHR:2006:0131JUD005043599, Jeunesse tegen Nederland, arrest van 3 oktober 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1003JUD001273810, en Usmanov tegen Rusland, arrest van 22 december 2020, ECLI:CE:ECHR:2020:1222JUD004393618) omvat het in artikel 8 van het EVRM vervatte recht op eerbiediging van het familie- of gezinsleven geen algemene verplichting om de keuze van een woonplaats van een gezin steeds te eerbiedigen. Wel kunnen er bijzondere feiten en omstandigheden zijn op grond waarvan uit het recht op eerbiediging van het familie- of gezinsleven een positieve verplichting voortvloeit om een vreemdeling verblijf toe te staan. Bij een beoordeling daarover moet een "fair balance" worden gevonden tussen het belang van [appellante] en haar gezin enerzijds en het algemeen belang van Bonaire dat is gediend met ongewenstverklaring van personen die een gevaar vormen voor de openbare orde. Alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden moeten door de staatssecretaris kenbaar bij de besluitvorming worden betrokken. Indien openbare orde-aspecten een rol spelen, moeten bij de belangenafweging de criteria worden betrokken zoals die door het EHRM zijn benoemd in de arresten van 2 augustus 2001, ECLI:CE:ECHR:2001:0802JUD005427300, van Boultif tegen Zwitserland, en van 18 oktober 2006, ECLI:CE:ECHR:2006:1018JUD004641099, Üner tegen Nederland. Hiertoe behoren onder meer de aard en ernst van het gepleegde misdrijf, de duur van het verblijf in het gastland, het tijdsverloop sinds het misdrijf en de gedragingen van de betrokken vreemdeling gedurende die tijd, en de hechtheid van de sociale, culturele en familiebanden van de betrokken vreemdeling met het gastland en het land van herkomst.