In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De verdachte, geboren in 2001, was eerder vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze strafmaat en vorderde een zwaardere straf van 40 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de eerdere straf niet in verhouding stond tot de ernst van de feiten. De verdachte was medeplichtig aan twee gewapende diefstallen, waarbij geweld werd gebruikt en slachtoffers met messen werden bedreigd. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij op het moment van de feiten 19 jaar oud was, niet onder de bijzondere wettelijke bepalingen voor jeugdige personen kon worden berecht. De omstandigheden van de feiten en de ernst daarvan rechtvaardigden geen toepassing van het jeugdstrafrecht.
Uiteindelijk heeft het Hof besloten de opgelegde straf te verhogen naar 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en heeft het de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht opgelegd. Het Hof heeft de eerdere beslissing van het Gerecht vernietigd ten aanzien van de straf en opnieuw recht gedaan, waarbij het belang van de verdachte en zijn omstandigheden in overweging zijn genomen.