ECLI:NL:OGHACMB:2022:193

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
H 169/2021
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba inzake strafzaak met betrekking tot diefstallen met geweld

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De verdachte, geboren in 2001, was eerder vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze strafmaat en vorderde een zwaardere straf van 40 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de eerdere straf niet in verhouding stond tot de ernst van de feiten. De verdachte was medeplichtig aan twee gewapende diefstallen, waarbij geweld werd gebruikt en slachtoffers met messen werden bedreigd. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij op het moment van de feiten 19 jaar oud was, niet onder de bijzondere wettelijke bepalingen voor jeugdige personen kon worden berecht. De omstandigheden van de feiten en de ernst daarvan rechtvaardigden geen toepassing van het jeugdstrafrecht.

Uiteindelijk heeft het Hof besloten de opgelegde straf te verhogen naar 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en heeft het de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht opgelegd. Het Hof heeft de eerdere beslissing van het Gerecht vernietigd ten aanzien van de straf en opnieuw recht gedaan, waarbij het belang van de verdachte en zijn omstandigheden in overweging zijn genomen.

Uitspraak

Zaaknummer: H 169/2021

Parketnummer: 300.02703/21 (P 2021/02703)
Uitspraak: 19 juli 2022 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 22 oktober 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteland],
wonende in [woonplaats].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 1 en 2 primair en onder 4 en 5 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarde heeft het Gerecht aan die straf Reclasseringstoezicht verbonden.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. F.A.P.M. van F. van Deutekom en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw, mr. J.J. Tromp, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de straf en de motivering daarvan.
Oplegging van straf
De verdediging heeft bepleit dat het Hof ten aanzien van de verdachte, hoewel hij ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten reeds meerderjarig was, 19 jaar oud, de bijzondere wettelijke bepalingen voor jeugdige personen zal toepassen. Volgens de raadsvrouw dient de verdachte met toepassing van artikel 1:159 lid 1 Wetboek van Strafrecht van Aruba te worden berecht. Zij heeft daartoe aangevoerd - naast het wijzen op de leeftijd van de verdachte - dat de verdachte de daders wier gedragingen hij heeft ondersteund min of meer tot dezelfde, jeugdige, leeftijdsgroep behoren en dat de wijze waarop de overvallen hebben plaatsgevonden geen blijk geeft van een weldoordacht plan. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het reclasseringsrapport van 2021 blijkt dat de verdachte op jonge leeftijd zijn beide ouders is verloren, dat hij zeer beïnvloedbaar is, veel spijt heeft en bezorgd is over de gezondheid van zijn grootmoeder, zijn enige ouderlijk figuur in zijn leven. Ook ziet hij zich gesteld voor de zorg voor zijn kind.
Het Hof acht, naast de leeftijd van de verdachte, onvoldoende concrete aanknopingspunten aanwezig om het jeugdstrafrecht op de verdachte toe te passen. Het over de verdachte opgestelde Reclasseringsrapport geeft daartoe geen aanleiding, terwijl hetgeen het Hof op de terechtzitting heeft kunnen waarnemen omtrent de persoon van de verdachte daartoe evenmin aanleiding geeft. Ook de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd geven daarvoor onvoldoende aanleiding. In dit verband acht het Hof van belang dat het gaat om ernstige feiten, die zijn gepleegd met een zekere planmatige voorbereiding. Een en ander geeft geen aanleiding te veronderstellen dat het strafbare handelen van de verdachte in nauw verband staat met de jeugdige leeftijd van de verdachte en van de daders die hij strafbaar behulpzaam is geweest, en het daarbij behorende groepsgedrag. Ook de ernst van de feiten, waarbij geweld en het gebruik van wapens niet is geschuwd, verzet zich in dit geval tegen toepassing van het minderjarigenstrafrecht. Het verzoek van de raadsvrouw wordt derhalve afgewezen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte is medeplichtig geweest aan een tweetal diefstallen met geweld. De medeplichtigheid bestond uit het (mee)rijden naar de plaats waar de overval zou worden gepleegd en het op de uitkijk staan. Bij deze overvallen stond het gebruik van geweld centraal. De aangevers werden met messen bedreigd en mishandeld. De verdachte en zijn mededaders hebben bij deze overvallen louter financieel gewin voor ogen gehad, de rechtsorde op een relatief klein eiland als Aruba ernstig geschokt en gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Door zo te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders een inbreuk gemaakt op onder meer de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De verdachte heeft eraan bijgedragen dat werknemers van supermarkten voor hen totaal onverwacht zijn geconfronteerd met een gewapende overval, waarbij zij zijn bedreigd met een mes. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden nog vaak langdurig onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. De verdachte is ook geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door het plegen van dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Door de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba is over de verdachte een reclasseringsrapport opgesteld. [1] Door de reclassering is vastgesteld dat bij de verdachte veel dynamische criminogene factoren aanwezig zijn, waardoor de kans op recidive gemiddeld wordt ingeschat. Deze factoren zijn onder andere: beïnvloedbaarheid en het middelengebruik. De Reclassering adviseert dat de verdachte na zijn onvoorwaardelijke detentieperiode onder toezicht gesteld dient te worden van de Reclassering, waarbij hij psychologisch begeleid dient te worden. Daarbij dient vooral aandacht te worden besteed aan de weerbaarheid tegen negatieve invloeden van buitenaf en de verdachte het belang te laten inzien van zijn verantwoordelijkheid als vader voor zijn kind.
Het Hof neemt de conclusies van de Reclassering over en maakt die tot de zijne.
Het Hof, is na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door het Gerecht opgelegde straf. Het Hof is – met eenparigheid van stemmen – van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de feiten een hogere straf aan de verdachte dient te worden opgelegd. Het Hof heeft echter onderkend dat de verdachte de straf die het Gerecht in eerste aanleg heeft opgelegd reeds feitelijk heeft uitgezeten in de vorm van ondergane voorlopige hechtenis en het Hof ziet, mede gelet op de jonge leeftijd van de verdachte, zijn oprechte schuldbekentenis en de korte delictperiode, geen nut noch noodzaak hem terug naar de gevangenis te sturen. Het Hof zal om die reden de ernst van de feiten tot uitdrukking laten komen door aan de verdachte een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht met een langere proeftijd, te weten drie jaren. Daarbij overweegt het Hof dat de verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij zich in Nederland wil gaan vestigen en zich bereid heeft verklaard zich onder toezicht te stellen van reclasseringstoezicht, ook aldaar. Op grond van al het voorgaande zal het Hof aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met en proeftijd van 3 jaren.
Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal als bijzondere voorwaarde worden verbonden dat de verdachte zich onder toezicht laat stellen van de Reclassering, als na te melden.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht ten aanzien de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte,
12 (twaalf) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdzorg Aruba dan wel de Reclassering in Nederland, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
- bevestigt het vonnis van het Gerecht voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R. Veldhuisen, M.J. de Kort en R.L.M. van Opstal, leden van het Hof, bijgestaan door mr. E.L. den Dekker, (zittings)griffier, en op 19 juli 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba.
Mr. R.L.M. van Opstal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba d.d. 13 september 2021, opgesteld door [reclasseringsmedewerker].