ECLI:NL:OGHACMB:2022:191

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
H 96/21 100.00608/19 en 100.00510/20
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor uitvoer en verkoop van hennep met vrijspraak voor witwassen en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor het uitvoeren en verkopen van hennep, maar had hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft de vordering van de procureur-generaal, mr. R.H. den Haan, in overweging genomen, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een zwaardere straf van 48 maanden. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak van de ten laste gelegde feiten en teruggave van in beslag genomen gelden.

Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 maart 2018 samen met anderen ongeveer 71 kilogram hennep heeft uitgevoerd vanuit Sint Maarten naar Antigua. Dit gebeurde door het aanbieden van drie kartonnen dozen bij een transportbedrijf, waarbij de verdachte zich voordeed als een ander. Het Hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kans heeft aanvaard dat hij verdovende middelen uitvoerde. Daarnaast heeft het Hof vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in hennep tussen 20 januari 2019 en 3 november 2020, zoals blijkt uit diverse WhatsApp- en tapgesprekken.

De verdachte werd vrijgesproken van de feiten 3 en 4, die betrekking hadden op witwassen en deelname aan een criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was. Het Hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als deelnemer aan een criminele organisatie, omdat er geen bewijs was voor een duurzaam samenwerkingsverband. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, en werd de verbeurdverklaring van in beslag genomen geldbedragen gelast.

Uitspraak

Zaaknummer : H-96/21
Parketnummers: 100.00608/19 en 100.00510/20
Uitspraak : 14 juli 2022 Tegenspraak
Vonnis
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, (hierna: het Gerecht) van 17 juni 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1961 in [geboorteland],
wonende in [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van de in beslag genomen geldbedragen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. C.H.J. Merx, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal vrijspreken en het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken ter zake van het ten laste gelegde en dat de inbeslaggenomen gelden zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, aangezien het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
Feit 1 (parketnummer 100.00608/19)
hij op of omstreeks 16 maart 2018 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk heeft uitgevoerd in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, ongeveer 71 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, hennep, althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish), zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960;
Feit 2 (Parketnummer: 100.00510/20)
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 maart 2018 tot en met 03 november 2020 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, meerdere hoeveelheden, in elk geval en hoeveelheid, hennep, althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish), zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960;
Feit 3 (Parketnummer: 100.00510/20)
hij op of omstreeks 03 november 2020 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedragen te weten 3.000 Euro en 17.300 Amerikaanse dollars telkens de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans telkens heeft verborgen en/ of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was, of wie dat voorwerp voorhanden had, terwijl hij en/of haar mededader(s) wisten of begrepen, althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat voormeld voorwerp -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf;
Feit 4 (Parketnummer: 100.00510/20)
hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2018 tot en met 03 november 2020 te Sint Maarten, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband bestaande uit verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of "[medeverdachte 2]" en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- de invoer en/of uitvoer en/of de handel in en/of het aanwezig hebben van
verdovende middelen (art. 3, 4 en 11 van de Opiumlandsverordening)
- en/of het witwassen van grote geldbedragen (art. 2:404, 2:405 en 2:406
Wetboek van Strafrecht).
Vrijspraak van feiten 3 en 4
Ten aanzien van feit 3
Het Hof is met de procureur-generaal en de raadsman van oordeel dat het dossier ten aanzien van het ten laste gelegde witwassen geen wettig en overtuigend bewijs bevat, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Aan het dossier kunnen geen bewijsmiddelen worden ontleend waaruit blijkt dat de verdachte handelingen heeft verricht die hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen.
Ten aanzien van feit 4
Het Hof stelt voorop dat onder een organisatie als bedoeld in artikel 2:79 van het Wetboek van Strafrecht een samenwerkingsverband van twee of meer personen wordt verstaan, met een zekere duurzaamheid en structuur, dat het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Voor deelneming in de zin van dit artikel is vereist dat de betrokkene tot dit samenwerkingsverband behoort en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot de verwezenlijking van het in dit artikel bedoelde oogmerk of met die verwezenlijking rechtstreeks verband houden, dan wel deze gedragingen ondersteunt.
Het Hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie. Uit de verklaringen van de verdachte kan worden opgemaakt dat hij hennep koopt bij [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], welke hennep de verdachte verder verkoopt aan derden. Gelet op de overige inhoud van het dossier zoals het thans aan het Hof voorligt, levert dit naar het oordeel van het Hof niet het voor bewezenverklaring benodigde samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur op. De verdachte zal daarom van het onder 4 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Hof acht – op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 (parketnummer 100.00608/19)
hij op
of omstreeks16 maart 2018 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, al dan nietopzettelijk heeft uitgevoerd in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960
en/of in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, ongeveer 71 kilogram
, in elk geval een hoeveelheid,hennep,
althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish),zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960;
Feit 2 (Parketnummer: 100.00510/20)
hij op
meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van
16 maart 201820 januari 2019tot en met 03 november 2020 te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan nietopzettelijk
heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en/ofin zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad
en/of heeft aangewend, meerdere hoeveelheden
, in elk geval en hoeveelheid,hennep,
althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish),zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960
.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Sint Maarten.
Ten aanzien van feit 1
1.Op 20 maart 2018 heeft de verbalisant [verbalisant 1] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Zij heeft het volgende gerelateerd:

“Aanleiding

Op vrijdag 16 maart 2018 is er in de namiddag een grote partij verdovende middelen onderschept op V.C. Bird International Airport te Antigua. De partij verdovende middelen is door de K9 unit aangetroffen bij LIAT Cargo. Het bleek te gaan om 156 pond (om en nabij 71 kilogram) marihuana welke werd aangetroffen in drie -3- kartonnen dozen. De drie kartonnen dozen waren alle voorzien van rode belettering, met de tekst COST U LESS. Die drie kartonnen dozen zijn aangekomen met de LIAT vlucht, voorzien van vluchtnummer [vluchtnummer], komende uit Sint Maarten.

Bevinding Liat

Op 19 maart 2018 ging ik, verbalisant, bij de Liat ticket office om het cargo-manifest op te halen. Op het cargo-manifest stond de naam [betrokkene 1[. De verzender is [betrokkene 2]. Het transportbedrijf waarmee [betrokkene 2] de dozen stuurde was [bedrijf]. Het totaalgewicht van de 3 dozen was 80 kilogram. De afhandelaar van [bedrijf] is de man genaamd [betrokkene 3].” [2]
2.Op 20 maart 2018 omstreeks 12:26 uur, werd de getuige [betrokkene 3] verhoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“(…) I’m a cargo handler at [bedrijf]. Me and my colleague, work in this office. (…) My colleague was checking the packages that were brought in on Friday (het Hof begrijpt: 16 maart 2018). I know he weighed them, got the measurements and checked the contents of the boxes. If I’m not mistaken, I saw him check the box.
After the boxes were checked I dealt with the guy. He filled out the form and I made out the paperwork. I have his name in the system. He’s been here before. I think it was [betrokkene 2]. He wears glasses, a beard and grey locks. He had dreadlocks. He is maybe in the range of 55 and 65 years old.“ [3]
3.Bij proces-verbaal van 22 maart 2018 heeft de verbalisant [verbalisant 2] de door hem bekeken camerabeelden van vrijdag 16 maart 2018 van 08:00 uur tot 17:00 uur afkomstig van het gesloten cameracircuit van het cargobedrijf [bedrijf], gelegen op de luchthaven Princess Juliana International Airport te Sint Maarten, bekeken. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Ik, verbalisant, zag op de camerabeelden dat op vrijdag 16 maart 2018 omstreeks 08:00 uur, het afhandelingskantoor van [bedrijf] zichtbaar was. (…) Ik zag dat er een manspersoon, genaamd [betrokkene 4], aanwezig was in het afhandelingskantoor. [Betrokkene 4] is een medewerker van [bedrijf]. (…) Ik zag dat [betrokkene 4] omstreeks 08:38 uur via de deur naar buiten liep. Ik zag dat omstreeks 08:39 uur een onbekende manspersoon via de deur het afhandelingskantoor binnen kwam lopen. Ik zag dat deze persoon er als volgt uit zag: manspersoon; middelbare leeftijd 45/60 jaar; donkere huidskleur; halflange zwarte dreadlocks; korte wit/grijze baard en brildragend. (…) Ik zag dat deze man aan de balie van het afhandelingskantoor ging staan. Ik zag dat hij een formulier uit een blauw bakje pakte, welk zich op de balie bevond.
Vervolgens zag ik dat [betrokkene 4] omstreeks 08:40 uur met een steekwagentje met hierop een kartonnen doos via de deur het afhandelingskantoor binnen kwam lopen. Ik zag dat deze kartonnen doos voorzien was van rode belettering met de tekst “Cost U Less”. Ik zag dat hij deze kartonnen doos in het kantoor liet staan en weer naar buiten liep. Ik zag dat [betrokkene 4] omstreeks 08:41 uur met een steekwagen met hierop twee kartonnen dozen het kantoor weer binnen kwam lopen. Ik zag dat deze kartonnen dozen ook waren voorzien van dezelfde rode belettering, met de tekst “Cost U Less”. (…) Ik zag dat [betrokkene 4] omstreeks 08:42 uur de dozen ging opmeten. Ik zag dat [betrokkene 4] iets op een wit papiertje schreef en dit papiertje aan [betrokkene 3] gaf. (…) Ik zag dat de onbekende manspersoon die omstreeks 08:39 uur het kantoor was binnen gelopen nog steeds aan de balie stond. Ik zag dat deze man omstreeks 08:48 uur briefgeld neerlegde op het bureau voor [betrokkene 3]. (…) Ik zag dat de onbekende manspersoon omstreeks 08:51 uur een aantal papieren kreeg overhandigd van [betrokkene 3]. Ik zag dat de man de papieren aanpakte en daar iets op schreef met een pen. Ik zag dat de man de papieren weer teruggaf aan [betrokkene 3]. Ik zag dat [betrokkene 3] de man vervolgens weer een aantal papieren teruggaf. Ik zag dat de man de papieren in ontvangst nam en vervolgens omstreeks 08:53 uur via de deur het afhandelingskantoor uit liep. (…)” [4]
4.Op 20 maart 2018 heeft het teamleider van het Alpha Team, zijnde [betrokkene 6], twee foto’s van de camerabeelden van [bedrijf]. getoond aan de verbalisant [verbalisant 3]. De verbalisant heeft het volgende gerelateerd:
“Op de eerste foto (still van het camerabeeld van 16 maart 2018 omstreeks 08:39 uur) herkende ik de manspersoon. Hij heeft een rasta kapsel, witte baard en droeg een wit T-shirt. Deze persoon is bij mij ambtshalve bekend als zijnde [verdachte], geboren in [geboorteland], bijgenaamd [bijnaam verdachte].” [5]
5.Op 20 november 2019 omstreeks 09:01 uur werd de verdachte voor de eerste keer verhoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“(…) Opmerking verbalisant: We laten foto zien afkomstig van [bedrijf] camera. That is me. Ok, I sent a package. [Betrokkene 6] called me and told me to come to the airport. He asked me if I could go to cargo and deliver a package. I asked him for the package and he told me the package was there. (...) He paid me $ 400,- to send the boxes. All I had to do was sign the papers. The name [betrokkene 2] was already on the paper. (...) The guy from [bedrijf] asked for the money, because I had to pay for the boxes. [Betrokkene 6] gave me the money the day before. He gave me 400 dollars and around 150 dollars to pay for the box. (…) When I saw the name [betrokkene 2] on the paper I thought that this was a little bit strange. (…) [6]
6.Op 21 november 2019 omstreeks 13.47 uur werd de verdachte voor de tweede keer verhoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“(…) At the [bedrijf] office I paid for 3 boxes. (…)” [7]
Ten aanzien van feit 2
7.Bij proces-verbaal van 9 december 2020 heeft de verbalisant [verbalisant 4] de WhatsApp-gesprekken uit de in beslag genomen telefoon van de verdachte (Samsung GT-S7582 Galaxy S Duos 2) geanalyseerd. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“(…) Naam contact: Ang Man
Datum eerste gesprek: 20 januari 2019
Datum laatste gesprek: 29 juni 2019
Ang Man: “I’ll call you boss. Send me a pic of the weed so I can show my boy” (…)
Brown reageert met een uitgaande oproep.
Naam contact: [betrokkene 7] ([bijnaam betrokkene 7])
Datum eerste gesprek: 20 mei 2019
Datum laatste gesprek: 2 oktober 2019
(…) [bijnaam betrokkene 7] stuurt een foto:
[verdachte]: “Ya I see it. I will look if I can find something better. Nothing new come in”
[bijnaam betrokkene7]: “Ok, Bro”
(…)
[Verdachte]: “U home? I have the breadfruit for u. Do you get anything for me? Hala at me if u do”
[bijnaam betrokkene 7] reageert met een voicenote: “Boy, hard man. I have like $ 100 there alone man.”
[Verdachte] reageert met een voicenote: (uitwerking voicenote) Maak je je niet druk, bel me als je alles hebt.
[Bijnaam betrokkene 7] reageert met een voicenote: “Yeh, yeh, and listen. The thing what you had give me was missing from it too. I have a picture here, when you come I’ll show you.”
[Verdachte] stuurt een voicenote: “Mi go need $ 500 for backup for wat me have for Jamaica, so if you have that or even 300 or whatever you have. Just let me know. (…) Kijk wat je voor me kan doen. Ik wil wat papier naar Jamaica sturen. Ik heb 500 dollar nodig om naar Jamaica te sturen. Geef me wat je hebt, wat ik kan sturen.”” [8]
8.Bij het proces-verbaal van verdenking heeft de verbalisant [verbalisant 4] het volgende gerelateerd:

“(…) Overige tapgesprekken

(…)

Gesprek 1:d.d. 26 december 2019
Annotatie
(…)
[Verdachte]: I get some fresh thing you know.
[Betrokkene 8]: Yea me soon come to you, you know. Don’t worry yourself. Me come to you man.
[Verdachte]: Yea man, me get some fresh thing cause me want work with you, man.” [9]
9.Op 3 november 2020 omstreeks 06:50 uur, werd de verdachte voor de derde keer verhoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Q: What kind of drugs do you sell?
A: Marihuana is a natural thing, it’s a herb. (…) You think I sell marihuana?
Q: Yes, we saw all your conversations. You ask people to bring a certain amount of money. You show them what you bring for Marihuana and stuff like that. Well that’s why we also asked you about the ‘mildew’, because you mentioned a brick of marihuana with ‘mildew’ on it. (…)
A: Well you are right about that. (…)” [10]
10.Op 5 november 2020 omstreeks 12:00 uur, werd de verdachte voor de vierde keer verhoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“(…) When [bijnaam betrokkene 9] was talking about that he was going to send me something, he was talking about sending me money. He owed me some money, because I gave him a half pound of weed. (…) Blacks is a youth I do transactions with. He buys and sells herbs. With herbs I mean marihuana.” [11]
11Bij proces-verbaal van 17 december 2019 heeft de verbalisant [verbalisant 5] het volgende gerelateerd:

“(…) Bevindingen telefoontap:

(…) Een gesprek op 3 december 2019 (…)
[Bijnaam betrokkene 9]: Yea I trying to get something to come down. I wanna get something… I working on that.
[Verdachte]: Yea no mount a problem. NVT if you can come with even a gun or 1500… me still… you understand.(…)” [12]
12.De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het volgende verklaard:
“Het klopt dat ik marihuana verkocht (…).” [13]
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de drie dozen inhoudende hennep voor uitvoer bij het transportbedrijf heeft aangeleverd en daarvoor heeft betaald. Indien er verdovende middelen in die dozen zijn aangetroffen, dan zouden die door de cargomedewerker erin zijn gestopt. Dit nu de dozen gedurende vier uur aan het zicht (camerabeelden) onttrokken zijn geweest. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat sprake is van eendaadse samenloop tussen feiten 1 en 2. Voorts moet de verdachte voor beide feiten van het tenlastegelegde medeplegen worden vrijgesproken nu de nauwe en bewuste samenwerking nergens uit blijkt, aldus nog steeds de raadsman.
Het Hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van feit 1
Het Hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met voorwaardelijk opzet samen met anderen de in Antigua aangetroffen drie dozen inhoudende ruim 71 kilo hennep heeft uitgevoerd. Daarbij acht het Hof de volgende omstandigheden van belang: de verdachte heeft de drie dozen tegen betaling van een bedrag van $ 400,- naar Antigua verzonden op verzoek van een ander, een zekere [betrokkene 6]. Voor dit bedrag moest hij alleen de verzendingspapieren ondertekenen bij het vervoersbedrijf. Naar de verdachte verder heeft verklaard waren de dozen daar al aanwezig. Bij het tekenen van het verzendingsformulier moest de verdachte zich voordoen als een ander ([betrokkene 2]). Door onder deze omstandigheden drie dozen ter verzending bij het transportbedrijf aan te bieden en naar Antigua te laten transporteren, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij daarmee verdovende middelen, in dit geval hennep, zou uitvoeren. Het Hof overweegt daarbij dat de rol van de verdachte bij dit transport is geweest het ondertekenen van de verzendpapieren. De verdachte werd hier ruimhartig voor betaald. Dit heeft de verdachte zelf ook kunnen en moeten onderkennen, omdat hij voor het daadwerkelijke transport van de drie dozen aan het transportbedrijf een aanmerkelijk lager bedrag heeft betaald ($ 150). Dat de verdachte zich ook wel bewust was van de merkwaardige gang van zaken, blijkt uit het feit dat hij heeft verklaard het wel vreemd te hebben gevonden dat de naam [betrokkene 2] op het verzendformulier stond, en dat hij daarover later nog vragen heeft gesteld aan [betrokkene 6].
De suggestie dat de verdovende middelen in de dozen zijn gestopt, acht het Hof hoogst onwaarschijnlijk. De hiervoor uiteengezette wijze van aanlevering bij het transportbedrijf en verzending naar Antigua wijst er op dat de verdovende middelen toen reeds in de dozen aanwezig waren. Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 2
Het Hof stelt aan de hand van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte zich bezighield met de handel in hennep. De verdachte heeft dit ook bekend, en de diverse Whatsapp- en tapgesprekken vormen hiervan een bevestiging, nu daarin bijvoorbeeld aan de verdachte wordt verzocht om foto’s van de ‘weed’ te sturen. Over de periode waarin hij hennep heeft verkocht, is de verdachte door de politie niet bevraagd. Het Hof valt daarom voor het bewijs van het begin van de periode van verkoop door de verdachte terug op de datum van het eerste relevante whatsapp-gesprek dat in de telefoon van de verdachte is aangetroffen en dat dateert van 20 januari 2019. Gelet hierop kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de verdachte zich in de periode van 20 januari 2019 tot en met 3 november 2020 schuldig heeft gemaakt aan handelen in hennep, en zich aldus schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk in bezit hebben en aanwezig hebben van die hennep.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 4 juncto artikel 11 van de Opiumlandsverordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 4, eerste lid, onder A, van de Opiumlandsverordening.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 4 juncto artikel 11 van de Opiumlandsverordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 4, eerste lid, onder B, van de Opiumlandsverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor de uitvoer/het aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep tussen 10 kilogram en 25 kilogram, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden gegeven.
In dit geval heeft de verdachte zich op 16 maart 2018 samen met anderen schuldig gemaakt aan het uitvoeren van 71 kilo hennep vanuit Sint Maarten naar Antigua. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte daartoe naar zijn zeggen op verzoek van een ander handelde. De verdachte bood onder een valse naam drie kartonnen dozen met hennep aan en betaalde voor het transport. Daarnaast heeft de verdachte gedurende een periode van 22 maanden hennep verkocht, naar zijn eigen zeggen, voornamelijk aan toeristen. Door deze handel in verdovende middelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door de verspreiding en het gebruik van drugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Ten slotte leidt handel in en gebruik van drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit. De verdachte heeft hiervoor geen oog gehad en was kennelijk slechts uit op eigen financieel gewin.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.
Het Hof ziet evenwel aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Daarbij houdt het Hof rekening met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, het onder 1 ten laste gelegde feit uit 2018 dateert en de hogere leeftijd van de verdachte.
Het Hof is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen ($ 16.800,- en € 3.000,-).
Gelet op de bewezenverklaarde feiten is het aannemelijk dat de in beslag genomen geldbedragen geheel of grotendeels door middel van deze feiten zijn verkregen. Het Hof zal daarom de verbeurdverklaring van voormelde geldbedragen gelasten. Daarbij heeft het Hof rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:67, 1:68, 1:123 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 en 4 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
15 (vijftien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen, te weten: US$ 16.800,- en € 3.000,-.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.A. Carmelia, S. Verheijen en W.J. Geurts-de Veld, leden van het Hof, bijgestaan door mr. O.H.M. Leito, zittingsgriffier, en op 14 juli 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
mr. S. Verheijen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten (Justitiële Divisie Alpha Team PJIA) d.d. 15 december 2020, geregistreerd onder de naam “Persoonsdossier [verdachte] / Ambtshandelingen 2019” en het zaaksdossier 1: Incidenten met [verdachte], d.d. 8 januari 2020 en de onderzoeksnaam “NAOS”.
2.Proces-verbaal van bevindingen Liat Airlines, d.d. 20 maart 2018, geregistreerd onder documentcode 201803201700.BEV, bijlage 3 (zaaksdossier 1).
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 3], d.d. 21 maart 2018, geregistreerd onder documentcode 1803201226.GET, bijlage 9-17 (zaaksdossier 1).
4.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [bedrijf], d.d. 22 maart 2018, geregistreerd onder documentcode 1803220900.BEV, bijlage 20-29 (zaaksdossier 1).
5.Proces-verbaal van bevinding, d.d. 23 april 2018, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer JD/2018, documentcode 201804231200.AMB, bijlage 30-32 (zaaksdossier 1)
6.Proces-verbaal van 1ste verhoor [verdachte], d.d. 20 november 2019, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 1911200901.VE, pagina’s 000080-000087 (persoonsdossier [verdachte]/ Ambtshandelingen 2019).
7.Proces-verbaal van 2e verhoor [verdachte], d.d. 21 november 2019, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 1911211347.VE, pagina’s 000088-000095 (persoonsdossier [verdachte]/ Ambtshandelingen 2019).
8.Proces-verbaal van analyse telefoons [verdachte], d.d. 9 december 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 070120201127.AMB, bijlage 22 (zaaksdossier 1).
9.Proces-verbaal van verdenking, d.d. 27 oktober 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 2010261153.AMB, pagina’s 000001-000009 (persoonsdossier [verdachte]/ Ambtshandelingen 2019).
10.Proces-verbaal van 3e verhoor [verdachte], d.d. 3 november 2020, geregistreerd onder documentcode 2011030648.AMB, pagina’s 000020-000034 (persoonsdossier [verdachte]/ Ambtshandelingen 2019).
11.Proces-verbaal van 4e verhoor [verdachte], d.d. 5 november 2020, geregistreerd onder documentcode 2011051200.AMB, pagina’s 000040-000049 (persoonsdossier [verdachte]/ Ambtshandelingen 2019).
12.Proces-verbaal van bevinding, d.d. 17 december 2019, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 1912171115.AMB, bijlage 30 (zaaksdossier 1).
13.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juni 2022, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.