ECLI:NL:OGHACMB:2022:181

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 juli 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
H 81/21
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis GEA. Veroordeling voor poging doodslag en vuurwapenbezit. Overwegingen met betrekking tot ontvankelijkheid OM en betrouwbaarheid getuigenverklaringen. Keskin-jurisprudentie toegepast.

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaren voor poging tot doodslag en vuurwapenbezit. De procureur-generaal vorderde een zwaardere straf van 12 jaren. De zaak betreft een schietincident op 11 september 2020, waarbij de verdachte met een vuurwapen op het slachtoffer schoot. Het Hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld en de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen gewogen. Het Hof oordeelde dat er geen sprake was van een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces, ondanks dat een belangrijke getuige niet ter terechtzitting kon worden gehoord. Het Hof vernietigde het vonnis van het Gerecht en verklaarde de verdachte wettig en overtuigend bewezen schuldig aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 jaren, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. Tevens werd het in beslag genomen vuurwapen onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Zaaknummer: H-81/21

Parketnummer : 100.00431/20
Uitspraak : 14 juli 2022 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, (hierna: het Gerecht) van 20 mei 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteland],
wonende [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Sint Maarten.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.D.M. Roseburg, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor – met eenparigheid van stemmen – zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte. Subsidiair heeft zij bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de als feit 1 ten laste gelegde poging tot doodslag.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat de (ingescande) processen-verbaal integraal als bewijsmiddelen zijn gebezigd terwijl een beperking tot de redengevende onderdelen daarvan door het Gerecht daarin niet is aangebracht. Daarbij komt, dat het Hof zich niet verenigt met de aan de verdachte opgelegde straf en de motivering daarvan. Daarom zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft bepleit dat het openbaar ministerie primair niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte. Daartoe heeft zij aangevoerd dat er geen sprake is van een eerlijk proces nu zij geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om de getuige [getuige 1] te (doen) ondervragen. Hierdoor is er geen sprake meer van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM en de beginselen van een behoorlijk strafproces. Voorts is het bewijs tegen de verdachte ‘solely or to a decisive extent’ gebaseerd op de verklaringen van voornoemde getuige, welke verklaringen geen steun vinden in andere bewijsmiddelen, aldus de raadsvrouw.
Het Hof ziet zich geplaatst voor de vraag of het gegeven dat de getuige [getuige 1] niet ter terechtzitting kon worden verhoord een dermate inbreuk op de rechten van de verdediging heeft opgeleverd dat het openbaar ministerie het recht om te vervolgen moet worden ontzegd.
Het Hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Bij de beoordeling van dit verweer wordt vooropgesteld dat het in artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bedoelde rechtsgevolg van niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt.
Namelijk indien sprake is van een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak, dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat – in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – “the proceedings as a whole were not fair”.
Van de verdediging mag worden verlangd dat aan de hand van de in de wet genoemde beoordelingsfactoren – het karakter, het gewicht en de strekking van de norm, de ernst van de normschending, het nadeel dat daardoor werd veroorzaakt en de mate van verwijtbaarheid van degene die de norm schond – duidelijk wordt gemotiveerd waarom een vermeende normschending tot het zwaarste rechtsgevolg dient te leiden. Aan dit vereiste heeft de verdediging niet voldaan.
Ook overigens is het Hof niet gebleken van een zodanige inbreuk op de rechten van de verdachte dat van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM geen sprake meer kan zijn. Het feit dat de getuige [getuige 1], ondanks meerdere pogingen om de dagvaarding aan hem uit te reiken, niet ter terechtzitting is verschenen om gehoord te worden, levert niet een dergelijke inbreuk op. Het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie zal daarom worden gepasseerd.
Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
1.
hij op omstreeks 11 september 2020 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen in de richting van en door het hoofd van die [slachtoffer] heeft geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 september 2020 t/m 20 januari 2021 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s), (waaronder) te weten een vuistvuurwapen van het merk/model Taurus, model G2C van kaliber 9MM, en/of munitie, te weten 7 scherpe patronen (van het kaliber 9MM) voorhanden heeft gehad;
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
omstreeks11 september 2020 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen in de richting van en door het hoofd van die [slachtoffer] heeft geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 11 september 2020
tot en met20 januari 2021 te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meervuurwapen
(s
),
(waaronder
) te weteneen vuistvuurwapen van het merk
/modelTaurus, model G2C van kaliber 9MM, en
/ofmunitie, te weten 7 scherpe patronen
(van het kaliber 9MM
)voorhanden heeft gehad
.;
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Sint Maarten.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
1.Slachtoffer] deed op 11 september 2020 omstreeks 18:35 uur. uur aangifte. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Today around 18.35 u I decided to go to St. Peters. In St. Peters I was followed by a guy on a motorbike. (…) He attempted to stop me several times and he told me that he wanted his money. (…) He then blocked off my car and I stopped. (…) The money that he is talking about is $10 dollars that I have for him, about three (3) months ago for some weed (marihuana). I saw that he had a gun so I did not want to get out of the car. I drove off and I got shot before I reached to the ballfield and Cake House. You ask me where exactly did he shot me; I think it was on the main road just after I passed Sheik supermarket: around the entrance from Saunders and St. Johns. I just heard one shot. When he shot me he was riding his bike next to my car. He shot me on the left side of my face. The one that shot me, I know him. The one that shot me is one of the [betrokkenen]. It is three brothers, they all have dreadlocks. (…) I know him very well, because I grew up with them. He is the one that has his dreadlocks mostly twist up. He is the tallest one. He is the one that shot me. He was dressed in a black vest and a pants. I did not see the gun color, but when he had it under his vest I saw it print out. While I was driving off I saw him pulled out the gun. He drove beside me (…). “ [2]
2.Op 31 oktober 2020 heeft [slachtoffer] zijn aangifte aangevuld. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“(…) When I drove on the Soursap road towards “Stone’s” house, I saw [verdachte] in my rearview mirror, driving up to my car from the back, on his bike. He past my car and he drove to the front of my car and blocked me with his bike. I was unable to continue driving. [Verdachte] came off his bike and walked towards my car. He tried to open the driver’s side door. I locked my door so that he could not open it. [Verdachte] then said to me, ‘You have 10 dollars for me long time. I want my fucking money’. (…) When he bent down to pick up a rock, his marine shirt lift up. That’s when I saw the gun in his waist. He was very close. Just outside my driver’s side door. Within a meter away from me. He was wearing a black sleeveless marina shirt with a blue long jeans pants. I reversed the car and drove back towards the St. Peters road. I drove away because I saw that my life was in danger. My life was in danger because of the way that he came to me. He was angry. And I saw the gun. (…) I know [verdachte] for years. We grew up in the same neighborhood in St. Peters. (…) He lives on the block in the back in a little small board house. (…) I know that he sits on the block and sells weed. Two times on that same very day I passed [verdachte] sitting on the block. He was dressed in the same clothes that I just describe to you. (…) He was riding a 125 black scooter bike. It was missing covers. (…) ]Verdachte] followed me up until the Emilio Wilson Park. That’s where he shot me. I know that for sure because there was a lot of traffic on the road. (…) When I really had a good look at the gun is just before he shot me. Because that’s when I really turned my head to look at him. At that time he was right next to me on the driver’s side of my car. (…) The gun was about 5 inches away from my window. (…) I know the person in the photomap that is in the picture number nine as the shooter. I know him as [verdachte]. [3] [4]
3.De arts, [arts], heeft de aangever [slachtoffer] onderzocht en heeft op 11 september 2020 de volgende medische informatie gegeven:
“1.Description of injuries:
a.
Externally observed injuries:
Gunshot wound
Left eye gone
(…)
Is there any lost of blood?

Seriously
(…)

2. Could the injuries cause death?


Yes
(…) [5]
4.Opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], zijn op 12 september 2020 omstreeks 18:30 uur bij het Sint Maarten Medical Center bij de aangever langs geweest om diens aangifte voor te lezen. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Toen [slachtoffer] klaar was met het ondertekenen hadden wij, verbalisanten, alweer gevraagd voor de zekerheid en duidelijkheid waar de verdachte [verdachte] woonachtig is. [Slachtoffer] verklaarde aan ons, verbalisanten, dat [verdachte] achter het gebouw van het bekende Block van St. Peters woont. Aangezien verbalisant [verbalisant 1] de broers [betrokkenen] kent, was het duidelijk voor hem dat de verdachte [verdachte] op de [adres] woont achter de Boasman appartementen in een houten huis. Het appartement is gelegen op [adres].” [6]
5Opsporingsambtenaar [verbalisant 2] heeft het volgende gerelateerd:
“Ambtshalve is bekend dat de drie broers [betrokkenen] dreadlocks kweken en een deel van de onderzoekers van het onderzoeksteam is op de hoogte dat het haar van [verdachte] meestal netjes gekruld is naar boven.” [7]
6.Op 11 september 2020 omstreeks 19:35 uur, werd de getuige [getuige 2] gehoord. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“I am [slachtoffer] girlfriend. We have 4 children together and we are living together. (…) [Slachtoffer] told me at the hospital that he was going by a friend called [vriend van slachtoffer] in St. Peters. He says while he was on his way to ([vriend van slachtoffer]) he pass the Rasta man he had taken a bag of kush from a year ago. When he passes the block he saw the Rasta man started following him on his scooter and tried to block him off in front of his car. (…) [Slachtoffer] said while he was in the car he told the Rasta man let me get the ten dollars for you by my friend. [Slachtoffer] also told me he saw the Rasta man had a gun under his shirt, so he decided to reverse and drive away to avoid the Rasta man. He said the Rasta man on his scooter started chasing him where he had to overtake other cars to get away from the Rasta man. He also said when he was trying to get away from the Rasta man he saw the Rasta man right next to him on his scooter pointing the gun. Then all of a sudden he felt a burning and saw the Rasta turn up an alley. It was these three brothers. They have dread locks. He says the one shot him lives in a boarding house on the block.” [8]
7.Op 26 december 2020 omstreeks 18:30 uur, werd de getuige [getuige 3] gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“(…) On Friday the 11th of September 2020 at approximately 6:15pm and 6:30pm, I was in St. Peters on my bike riding and while I was driving I heard this gray car coming behind me driving hard. So I stopped and pulled over to the side of the road. The car past continuing going its way. (…) The car came back with full speed and in front of it there was a scooter. (…) The driver from the car did not want to stop. (…) He reversed the car and then he went back forward and then he continued down the road (…). I saw he went on the main road, the L.B. Scottroad, and when he passed the Abugazi I saw the driver of the scooter. He was driving on the left side of the car in the middle of the road, pulling a gun and fired a shot and the glass from I think the front window broke. (…)” [9]
8.Op 28 december 2020 omstreeks 18:05 uur, werd de getuige [getuige 3] voor de tweede keer gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“(…) I saw the driver of the black scooter telling the man in the car something first, then I saw him cranking the gun and he shoot. He pulled the gun either from his left pocket or from his waist. (…) I could have seen very well what was going on. Nothing was blocking my view from seeing. I saw him let go the steering wheel of the scooter with both hands quickly and then did a pull action with the gun. He then shot at the guy in the grey car, right away. One hand with the gun and the other hand holding the steering wheel of the scooter, while shooting. (…) The person on the picture you show me (het Hof constateert dat achter het proces-verbaal van verhoor is gevoegd de foto met nummer 9, afkomstig uit de fotomap met zaaknummer 197-20-B) is the shooter that was riding the black scooter on the L.B. Scottroad and he shot the driver from the grey car. That is the guy. I know him as [bijnaam]. I know him a couple of years, three or four. I heard somebody call him [verdachte]. I know him by that name or [bijnaam]. [bijnaam] is always on the block and he has dread locks also. After the incident I saw [bijnaam] on the block. He told me when he saw me one time to hold it down. That means don’t say anything. (…)” [10]
9Foto-map met zaaknummer 197-20-B, inhoudende 10 foto’s, met bij foto 9 de omschrijving: 9. [verdachte]. [11]
10In een proces-verbaal van technisch forensisch onderzoek met mutatienummer 197-2020-F is vermeld, zakelijk weergegeven:
“Het tijdens de zoeking op 20 januari 2021 aan de [adres], in de woning van de verdachte [verdachte], in beslag genomen vuistvuurwapen werd aan mij, [verbalisant 3], inspecteur technische rechercheur, voor onderzoek aangeboden.
Bij ontvangst van het vuurwapen was het vuurwapen geladen met 1 scherpe patroon in de kamer. Het voor onderzoek aangeboden pistool was van het merk Taurus, model G2C van het kaliber 9MM. (…) Het pistool verkeerde in een goede staat van onderhoud en vertoonde geen waarneembare mankementen en was voor direct gebruik gereed.
Bij het wapen werd een bijbehorende patroonhouder en zeven (7) scherpe patronen van het kaliber 9MM, voorzien van centraal vuurontsteking, voor onderzoek aangeboden: 4 scherpe patronen voorzien van het bodemstempel ‘F.C. 9mm Luger’, 2 scherpe patronen voorzien van het bodemstempel ‘WIN 9mm Luger’ en 1 scherpe patroon voorzien van het bodemstempel ‘Aguila 9mm’. De scherpe patroon in de kamer was voorzien van het bodemstempel “Hornady 9mm Luger”.” [12]
11.De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 6 mei 2021 het volgende verklaard:
“Ik heb het wapen sinds november 2020.” [13]
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de aangever [slachtoffer] wegens het ontberen van een eerlijk strafproces, niet tot het bewijs kunnen dienen. De verklaringen van [slachtoffer] zijn inconsistent en dus onbetrouwbaar, en het bewijs tegen de verdachte is ‘solely or to a decisive extend’ gebaseerd op diens verklaringen. Ten aanzien van de getuige [getuige 3] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat hij zodanig wisselend heeft verklaard dat zijn verklaringen onbetrouwbaar zijn en niet in het nadeel van de verdachte tot het bewijs kunnen meewegen. Voorts is door de politie – zonder inachtneming van de richtlijnen van een fotoconfrontatie – één foto aan [getuige 3] getoond, aldus nog steeds de raadsvrouw.
Het Hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever Sullivan
Het Hof stelt vast dat de aangever [slachtoffer] op 11 september 2020 aangifte tegen de verdachte heeft gedaan. Tijdens de terechtzitting van het Hof van 16 december 2021 is door de raadsvrouw verzocht om onder andere de aangever [slachtoffer] als getuige te horen. Dit verzoek is toegewezen, waarbij is bepaald dat het horen van [slachtoffer] als getuige ter terechtzitting van het Hof van 21 juni 2022 zal plaatsvinden. Het openbaar ministerie heeft op 3 adressen, waaronder het door [slachtoffer] zelf aan de politie opgegeven woonadres ([adres]), en op verschillende tijdstippen getracht de dagvaarding voor dit verhoor aan de getuige uit te reiken, hetgeen niet is gelukt. Op deze adressen was de getuige steeds niet aanwezig. Voorts is door het openbaar ministerie getracht contact op te nemen met de getuige via het telefoonnummer dat bij de Info Unit van de politie van hem bekend is. Ook is contact opgenomen met de grootvader van de getuige, die volgens het dossier contact met hem heeft. En ten slotte is bij de Franse autoriteiten navraag gedaan naar een mogelijke verblijfplaats van [slachtoffer]. Al deze pogingen hebben er niet toe geleid dat de getuige ter terechtzitting is verschenen om te worden gehoord. Andere aanknopingspunten voor een geslaagde dagvaarding van deze getuige bevat het dossier niet en het Hof begrijpt de procureur-generaal op dit punt zo dat die bij het openbaar ministerie en de politie ook niet bekend zijn. Dit brengt het Hof tot de conclusie dat niet valt in te zien dat voornoemde getuige binnen afzienbare tijd zal kunnen worden gehoord, zodat het (wederom) dagvaarden van deze getuige als nodeloos moet worden aangemerkt.
Gelet hierop is het Hof van oordeel dat een goede reden bestaat waarom het ondervragingsrecht ten aanzien van de getuige [slachtoffer] niet kan worden uitgeoefend. Het Hof is voorts van oordeel dat de bewezenverklaring niet in beslissende mate steunt op de verklaringen van [slachtoffer]. Immers ook de getuige [getuige 3] wijst de verdachte aan als de schutter. De jegens de verdachte belastende verklaringen van [getuige 3] worden, zoals hierna wordt overwogen, als betrouwbaar aangemerkt en aldus gebruikt voor het bewijs.
Een en ander in onderling verband beschouwd, komt het Hof tot de conclusie dat het gebruik van de verklaringen van de aangever [slachtoffer] voor het bewijs in overeenstemming is met het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
Het Hof acht de verklaringen van [slachtoffer] ook betrouwbaar, nu deze consistent en gedetailleerd is en bevestiging vindt in de verklaring die zijn vriendin (getuige [getuige 2]) op 11 september 2020 direct na het schietincident bij de politie heeft afgelegd, de verklaringen van de getuige [getuige 3] en voorts in de bevindingen van de opsporingsambtenaren voor wat betreft de verblijfplaats van de verdachte en zijn haardracht (twisted up/naar boven gekruld).
Het verweer van de raadsvrouw dat de verklaringen van [slachtoffer] inconsistent en dus onbetrouwbaar zijn wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 3]
De getuige [getuige 3] is op 26 december 2020 aangehouden door de politie op verdenking van betrokkenheid bij de schietpartij jegens de aangever [slachtoffer]. Diezelfde dag is hij, als verdachte, voor de eerste maal over het gebeurde op 11 september 2020 gehoord. Voorafgaand aan dit verhoor had [getuige 3] geen overleg met een advocaat gehad. In dit eerste verhoor heeft hij verklaard over de feitelijke toedracht van de schietpartij. Over de persoon van de schutter op de zwarte scooter heeft hij verklaard dat hij niet weet wie die persoon is geweest. Op 28 december 2020 is [getuige 3] voor de tweede maal gehoord, nadat hij telefonisch overleg had gevoerd met zijn raadsvrouw. Nadat de verhorende verbalisanten aan [getuige 3] een foto van de verdachte hebben laten zien, heeft hij verklaard dat hij -de verdachte- degene is die heeft geschoten en dat hij de verdachte al drie of vier jaar kent. Op de vraag waarom hij niet eerder naar de politie is gegaan om te melden dat hij wist wie de schutter was, heeft hij verklaard dat hij bang is dat de verdachte dan wel de familie van de verdachte hem iets aan zullen doen, dat hij de verdachte na het incident nog heeft gezien en dat deze hem heeft gezegd ‘to hold it down’, wat [getuige 3] heeft begrepen als dat hij niets moest zeggen. Twee dagen later is [getuige 3] voor de derde maal gehoord. [14] Bij die gelegenheid is hem voorgehouden dat hij bij het vorige verhoor de verdachte op de hem getoonde foto heeft herkend als de schutter, waarbij hij bevestigt dat de verdachte de bestuurder van de zwarte scooter is geweest. Vervolgens heeft hij wederom en in lijn met zijn vorige verklaringen verklaard over de feitelijke gang van zaken op 11 september 2020. Ook heeft hij herhaald dat de verdachte tegen hem heeft gezegd ‘to hold it down’ en dat hij niet eerder naar de politie was gegaan omdat hij bang was: “If he could shoot a man just for 10 dollars, what is he going to do to me?” Tot slot heeft [getuige 3] op de vraag hoe hij zich voelt nu hij zijn kant van het verhaal heeft verteld, verklaard: “I feel good that I could get it off my chest but I am still scared for my life because I don't know if he is going to find out.”
Op 30 maart 2021 is [getuige 3] als getuige door de rechter-commissaris gehoord. Bij die gelegenheid en in aanwezigheid van de verdediging is hij teruggekomen op zijn bij de politie afgelegde verklaringen, in die zin dat hij niet langer heeft verklaard dat de verdachte de schutter was. Voor zijn andersluidende verklaringen bij de politie heeft hij als uitleg gegeven dat het hem allemaal niet veel kon schelen, dat hij zijn verklaring heeft aangepast aan die van de aangever en dat hij zo snel mogelijk vrij wilde komen. Hij heeft beaamd dat hij bij de politie heeft verklaard dat hij bang was voor de verdachte, maar die angst was ingegeven door het feit dat hij de verdachte met zijn verklaringen bij de politie ten onrechte beschuldigde. Op de terechtzitting in eerste aanleg is de getuige [getuige 3] gebleven bij de door hem bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring.
De vraag waarvoor het Hof zich gesteld ziet, is of meer waarde wordt gehecht aan de verklaringen die [getuige 3] bij de politie heeft afgelegd en die de verdachte als de schutter aanwijzen, dan aan de op dit punt andersluidende verklaringen die hij bij de rechter-commissaris en het Gerecht heeft afgelegd.
Het Hof beantwoordt die vraag bevestigend. De getuige [getuige 3] heeft in een tijdsbestek van vier dagen bij de politie in drie verschillende verhoren verklaard over het schietincident van 11 september 2020. In zijn tweede verhoor heeft hij, na overleg met zijn raadsvrouw, de verdachte als de schutter aangewezen, hetgeen hij twee dagen later in zijn derde verhoor heeft bevestigd. In deze beide verhoren heeft hij gelijkluidend verklaard over zijn angst voor de verdachte en dat deze hem heeft gezegd zijn mond te houden. Dat de getuige bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat deze angst inderdaad bij hem bestond, maar dat deze was ingegeven door de valse beschuldiging die hij zou hebben gedaan, is voor het Hof niet goed voorstelbaar. Dat de getuige, die bekend was met de verdachte en diens familie en die de verdachte ook in het dagelijks leven tegen kwam en met hem motor ging rijden, en die kennelijk reden had om bang te zijn voor de verdachte en zijn familie, juist over deze verdachte een valse verklaring zou afleggen, is onlogisch. Daarbij betrekt het Hof ook de constatering dat het voor de eigen positie van [getuige 3], die als verdachte van betrokkenheid bij de schietpartij is aangehouden maar er niet van werd verdacht de schutter te zijn, niet van belang is geweest om de verdachte – naar [getuige 3] heeft verklaard: valselijk – als de schutter aan te wijzen. Zo bezien is ook het tweede argument dat de getuige bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting heeft gebruikt om uit te leggen waarom hij de naam van de verdachte heeft genoemd, namelijk om zo snel mogelijk op vrije voeten te komen, ongeloofwaardig. Voor de rol van de getuige (als betrokkene) bij de schietpartij, en de daarmee samenhangende vraag naar het voortduren van zijn voorarrest, maakte immers geen verschil of de verdachte de schutter was of een ander.
Dat [getuige 3] spijt heeft, zoals hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard, van zijn beweerdelijk valse verklaring jegens de verdachte omdat hij de zoon van de verdachte buiten ziet terwijl zijn vader niets heeft gedaan, komt op het Hof ook weinig geloofwaardig over. De getuige is immers niet in het belang van de verdachte en diens zoon uit eigen beweging naar de politie gegaan om te melden dat hij de verdachte ten onrechte heeft genoemd als de schutter, maar heeft dit pas verklaard nadat hij maanden later door de rechter-commissaris was gedagvaard om een verklaring af te leggen.
Alles bij elkaar genomen merkt het Hof de verklaringen die de getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris en het Gerecht heeft afgelegd over de vraag wie de schutter op de zwarte scooter was aan als ongeloofwaardig, dit in tegenstelling tot de verklaringen die deze getuige (toen nog verdachte) bij de politie heeft afgelegd. Deze verklaringen zijn eenduidig en consistent. De getuige heeft steeds hetzelfde verloop van de achtervolging en van de schietpartij weergegeven en heeft in zijn tweede en derde verklaring steeds de verdachte aangewezen als de schutter respectievelijk de bestuurder van de zwarte scooter. Zijn verklaringen vinden bovendien steun in de overige bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van de aangever, diens vriendin en de ambtshalve constateringen van de verbalisanten. De verklaringen van de getuige [getuige 3] vindt het Hof dan ook betrouwbaar en deze zullen voor het bewijs worden gebezigd. Ook de herkenning van de verdachte op de foto die aan de getuige [getuige 3] is getoond zal onderdeel uitmaken van het bewijs, nu geen rechtsregel zich daartegen verzet. Daarbij overweegt het Hof dat het aan die herkenning toe te kennen gewicht bij de bewijslevering van betekenis is, maar bepaald niet doorslaggevend. Geen sprake is immers geweest van de identificatie van een voor de getuige (tot dan toe) onbekende persoon, maar enkel de herkenning van de hem reeds bekende “[bijnaam]”, zijnde de verdachte.
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in de artikelen 2:259 juncto 1:119 van het Wetboek van Strafrecht Sint Maarten. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Poging tot doodslag.

Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Het Gerecht heeft de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaren, met aftrek van voorarrest.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het Hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door al rijdend op een scooter van een betrekkelijk korte afstand met een vuurwapen gericht op het slachtoffer, die op dat moment optrad als bestuurder van een auto, te schieten. De verdachte heeft het slachtoffer geraakt in zijn hoofd. Dat het slachtoffer door het schieten door de verdachte niet is komen te overlijden, is meer geluk dan wijsheid geweest. Het slachtoffer is als gevolg van verdachtes handelen voor het leven getekend. Hij is immers één oog kwijtgeraakt en heeft schade opgelopen aan het zicht van het andere oog. Het Hof rekent dit de verdachte zwaar aan. Ook rekent het Hof de verdachte aan dat het schietincident plaatsvond op de openbare weg waar zich andere personen bevonden. Dergelijke feiten wakkeren in de maatschappij voorkomende gevoelens van angst en onveiligheid aan.
Bij het plegen van voormeld feit heeft de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Ook in de periode van november 2020 tot zijn aanhouding op 20 januari 2021 heeft de verdachte een vuurwapen voorhanden gehad, welk vuurwapen bovendien ten tijde van de aanhouding van de verdachte was voorzien van munitie. Het verboden en ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en vormt een inbreuk op de rechtsorde. Het Hof rekent de verdachte deze feiten ernstig aan.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een poging tot doodslag met een vuurwapen, waarbij er sprake is geweest van blijvende ernstige lichamelijke gevolgen/invaliditeit/hulpbehoevendheid, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 tot 10 jaren genoemd. Voor vuurwapenbezit varieert de strafmaat van 9 maanden gevangenisstraf voor bezit thuis tot 21 tot 24 maanden voor het dragen daarvan op straat.
Dat de verdachte op de openbare weg op een persoon in een rijdende auto heeft geschoten en een passerende motorrijder heeft gevraagd om hem daarbij te hulp te schieten om deze auto te blokkeren, zijn omstandigheden die naar het oordeel van het Hof strafverhogend werken. Dat zelfde geldt voor het feit dat de oorzaak van verdachtes handelen moet worden gevonden – wegens het ontbreken van een andere indicatie - in een schuld van $10,- ter zake van de verkoop van marihuana. Ten nadele van de verdachte weegt het Hof ook mee dat de verdachte gedurende het hele strafproces een ontkennende houding heeft aangenomen en zich geen rekenschap heeft gegeven van zijn daden en de ernstige gevolgen daarvan. Ook weegt in strafverzwarende zin mee, dat blijkens zijn strafkaart de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van, onder andere, ernstige geweldsdelicten.
In de persoonlijke omstandigheden die de raadsvrouw heeft aangedragen, ziet het Hof geen aanleiding om daarmee in het voordeel van de verdachte rekening te houden.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.
Het Hof is, na één en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door het Gerecht opgelegde straf . Het Hof is – met eenparigheid van stemmen – van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals hierna vermeld passend en geboden is.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Het vuurwapen en de munitie, met betrekking tot welke het feit is begaan, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet en het algemeen belang. Het Hof zal deze voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:74, 1:75 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht Sint Maarten, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een vuistvuurwapen van het merk Taurus, model G2C, 4 scherpe patronen voorzien van het bodemstempel ‘F.C. 9mm Luger’, 2 scherpe patronen voorzien van het bodemstempel ‘WIN 9mm Luger’, 1 scherpe patroon voorzien van het bodemstempel ‘Aguila 9mm’ en 1 scherpe patroon voorzien van het bodemstempel “Hornady 9mm Luger.
Dit vonnis is gewezen door mrs. W.J. Geurts-de Veld, S. Verheijen en S.A. Carmelia, leden van het Hof, bijgestaan door mr. O.H.M. Leito, zittingsgriffier, en op 14 juli 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
mr. S. Verheijen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten (Team Algemene Recherche) d.d. 15 maart 2021, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 347/JD/20 en de onderzoeksnaam “Hardnose”.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], d.d. 12 september 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer /JD/20, documentcode 202009111920AANG, bijlage 2.
3.De verdachte is onder foto nummer 9 afgebeeld.
4.Proces-verbaal van aanvullende aangifte [slachtoffer], d.d. 31 oktober 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer /JD/20, documentcode 202010312000/AANG, bijlage 53.
5.Schriftelijk bescheid, te weten: een medische verklaring, d.d. 11 september 2020, bijlage bij bijlage 2.
6.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 12 september 2020, geregistreerd onder documentcode 202009122000.AMB, bijlage 9.
7.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 september 2020, geregistreerd onder documentcode 2009161700.AMB, bijlage 31.
8.Proces-verbaal van getuigenverklaring [getuige 2], d.d. 11 september 2020, geregistreerd onder het procesverbaalnummer 202009111935/GET, bijlage 4.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 3], d.d. 26 december 2020, geregistreerd onder documentcode 202012261830/VER, bijlage 65.
10.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [getuige 3], d.d. 28 december 2020, geregistreerd onder documentcode 202012281805/VER, bijlage 68.
11.Foto-map, d.d. 29 oktober 2020, geregistreerd onder zaak No.F.O. 197-20-B, bijlage bij bijlage 53.
12.Proces-verbaal van technisch onderzoek i.v.m. vuurwapen en munitie, d.d. 22 januari 2021, geregistreerd onder het mutatienummer 197-2020-F, bijlage 92.
13.Proces-verbaal van de op 6 mei 2021 gehouden terechtzitting van de rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten.
14.Proces-verbaal van 3e verhoor verdachte [getuige 3], d.d. 28 december 2020, geregistreerd onder documentcode 202012301824/VER, bijlage 70.