ECLI:NL:OGHACMB:2022:177

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
H 148/2017
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis GEA en vrijspraak onderdelen medeplegen en bedreiging met geweld in diefstalzaak

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal met geweld in vereniging en kreeg een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarna het Hof de zaak opnieuw heeft beoordeeld. De Hoge Raad had eerder het vonnis van het Hof in hoger beroep van 21 maart 2019 vernietigd en de zaak terugverwezen.

Tijdens de behandeling van de zaak heeft het Hof de vordering van de procureur-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis waarvan beroep vroeg. Het Hof heeft echter geoordeeld dat het vonnis niet in stand kan blijven, omdat het tot andere beslissingen komt. De verdachte is vrijgesproken van de onderdelen van medeplegen en bedreiging met geweld, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van een nauwe samenwerking met een medeverdachte. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, maar niet aan de bedreiging met geweld.

De verdachte heeft verklaard dat zij de goederen heeft weggenomen om een schuld aan de winkelier te vereffenen. Het Hof heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte inmiddels in Nederland woont en niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Uiteindelijk heeft het Hof de gevangenisstraf beperkt tot één maand, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een proeftijd van één jaar opgelegd. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: H 148/2017

Parketnummer: 500.00387/17
Uitspraak: 17 februari 2022 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, (hierna: het Gerecht) van 8 november 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteland]
wonende in [adres],
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van 8 november 2017 ter zake van – kort gezegd – de ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Het Hof heeft de zaak behandeld na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 14 april 2020, waarbij (onder nietig verklaring van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep van 28 februari 2019) het op 21 maart 2019 door het Hof in hoger beroep in deze zaak gewezen vonnis is vernietigd.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 januari 2022 en in eerste aanleg van 8 november 2017.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw, mr. T.F. Smulders, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof (deels) tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na toegestane wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 6 maart 2017, althans in of omstreeks de maand maart 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
  • twee, althans een aantal pakken garnalen en/of,
  • één, althans een aantal pak(ken) kip, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd door haar,
verdachte, en/of haar mededader(s) met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of haar mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en bedreiging met geweld die [slachtoffer], heeft gedwongen tot
afgifte van die goederen, in elk geval (een) goed(eren), geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte en/of haar mededader(s),
bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het opzettelijk
zich met voornoemd oogmerk met haar mededader(s), althans alleen, naar [bedrijf] heeft/hebben begeven en waarbij het geweld en/of bedreiging met
geweld hierin bestond dat zij verdachte en/of haar mededaders
- heeft/hebben geduwd tegen en/of getrokken aan de pols, althans de arm
van die [slachtoffer] en/of,
  • tegen die [slachtoffer] te schreeuwen en/of te schelden en/of,
  • (vervolgens) het met kracht duwen en/of slaan met vlakke hand(en) tegen
het gezicht van de echtgenoot van die [slachtoffer] en/of
- het (herhaaldelijk) dreigend met een mes uit de broekzaak tevoorschijn halen en/of tonen aan die [slachtoffer] en/of te richten op / of gericht te houden in de richting van die [slachtoffer] en/of, dat mes tegen de heup vast te houden en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij een mes heeft.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks6 maart 2017
, althans in of omstreeks de maand maart 2017te Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
  • twee,
  • één,
deletoebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf],
in elk geval
aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/ofgevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer], gepleegd door haar,
verdachte,
en/of haar mededader(s)met het oogmerk
om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/ofbij betrapping op heterdaad aan
zichzelf
en/of haar mededader(s),hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en bedreiging met geweld die [slachtoffer], heeft gedwongen tot
afgifte van die goederen, in elk geval (een) goed(eren), geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte en/of haar mededader(s),
bestaande dat geweld
en/of die bedreiging met gewelduit het opzettelijk
zich met voornoemd oogmerk met haar mededader(s), althans alleen, naar [bedrijf] heeft/hebben begeven en waarbij het geweld en/of bedreiging met
geweld hierin bestond dat zij verdachte en/of haar mededaders
-
heeft/hebben geduwd tegen en/of getrokken aan de pols, althans de arm

van die [slachtoffer] en/of,

  • tegen die [slachtoffer] te schreeuwen en/of te schelden en/of,
  • (vervolgens) hetmet kracht
    duwenen/ofheeft geslagenmet vlakke hand(en)tegen
    het gezicht van[slachtoffer 2]de echtgenoot van die [slachtoffer] en/of
  • het (herhaaldelijk) dreigend met een mes uit de broekzak tevoorschijn halen en/of tonen aan die [slachtoffer] en/of te richten op / of gericht te houden in de richting van die [slachtoffer] en/of, dat mes tegen de heup vast te houden en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij een mes heeft.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
1. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 6 maart 2017 (einddossier “Roodeweg”, pag. 10-12) ter zake van diefstal met geweldpleging. Aangeefster heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Op 6 maart 2017 bevond ik mij achter de toonbank. Er kwam een onbekende vrouw de [bedrijf], gevestigd aan de [adres] te Curaçao binnen. Ik pakte haar tas en stak mijn hand in haar tas en zag dat er twee pakjes garnalen en een pakje kip in zaten. Ik zei tegen de vrouw dat bedoelde artikelen die in haar tas zaten van de toko waren. Zij liep naar buiten.”
2. Proces-verbaal van fotoconfrontatie getuige [getuige 1] van 23 mei 2017 (einddossier “Roodeweg, pag. 39-40), opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk hoofdagent en buitengewoon agent bij Korps Politie Curaçao, inhoudende:
Op de foto genummerd met het cijfer 5 is de afbeelding opgenomen van: [verdachte], geboren op [geboortedatum].
“De vrouw onder nummer 5. Ik werd door haar geduwd.”
3. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 27 januari 2022 het volgende verklaard:
“Ik heb op 6 maart 2017 bij de [bedrijf] twee pakjes garnalen en kip weggenomen. Ik heb de goederen in mijn tas gedaan. Het klopt dat ik bij de politie heb verklaard dat toen hij in mijn tas keek, ik hem van mij afduwde.”
Vrijspraak van de onderdelen medeplegen en bedreiging met geweld
De verdachte heeft ontkend zich in vereniging met een ander te hebben schuldig gemaakt aan diefstal met bedreiging van geweld door middel van een mes.
Zij heeft steeds verklaard dat toen zij het zakmes in handen van de verdachte [medeverdachte] zag, tegen hem heeft gezegd dat hij dat mes weg moest doen. Verankering voor de juistheid van deze verklaring kan worden gevonden in de verklaring van de aangeefster en in de camerabeelden, waarop te zien is dat zij die verdachte [medeverdachte] heeft gemaand het mes weg te stoppen, waartoe zij ook diens arm heeft vastgepakt, opdat het mes werd weggeduwd.
Uit de
stillsvan de met een camera vastgelegde beelden blijkt dat vlak nadat de kassière in de tas van de verdachte wilde kijken en nadat zij versterking via de portofoon had gevraagd, de verdachte [medeverdachte] een zakmes heeft gepakt en heeft uitgeklapt en dit mes zichtbaar naast zijn heup in zijn linkerhand heeft gehouden. Vervolgens is te zien dat de verdachte de linkerarm van de verdachte [medeverdachte] heeft vastgegrepen.
Uit de beelden die de gebeurtenissen buiten, voor de ingang van de winkel, hebben vastgelegd blijkt niet dat de verdachte, op het moment dat zij de winkel heeft verlaten, heeft kunnen zien dat die [medeverdachte] wederom dat mes tevoorschijn heeft gehaald. Immers, op dat moment stond de verdachte met haar rug naar de verdachte [medeverdachte] gekeerd.
Evenmin is vast komen te staan dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de verdachte [medeverdachte]. Het enkele feit dat de andere verdachte een mes tevoorschijn heeft gehaald dwingt niet tot dat bewijsoordeel van een bestaand gemeenschappelijk plan, terwijl uit wat over de feitelijke gang van zaken is gebleken evenmin volgt dat de verdachte stilzwijgend heeft ingestemd met het tonen van dat mes, als instrumenteel voor de door haar gepleegde diefstal, integendeel.
Het voorgaande betekent dat de verdachte in zoverre zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:291 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal die werd gevolgd van geweld bestaande uit een duw. Niet alleen heeft zij de winkelmedewerkers daarmee angst aangejaagd, ook heeft zij schade en hinder veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf.
Het Hof neemt voor de bepaling van de straf in overweging dat anders dan het Gerecht heeft geoordeeld, de verdachte wordt vrijgesproken van de op zichzelf strafverzwarende elementen van bedreiging met geweld met behulp van een mes, als ook het in vereniging begaan van de diefstal.
Daarbij komt, dat de verdachte het laakbare van haar gedrag inziet. Zij meende een bij haar uitstaande schuld van de winkelier eigenmachtig te mogen verrekenen met de waarde van de winkelgoederen. Zij heeft kort na het incident haar excuses aangeboden en heeft het geldbedrag aan de [bedrijf] terugbetaald. Het Hof ziet dit een en ander meer als een verkeerd gekozen en daarmee strafrechtelijk laakbare oplossing voor een in haar ogen bestaand probleem, dan als een uiting van een criminele intentie om zichzelf te bevoordelen en de medewerkers van de [bedrijf] schade toe te brengen.
Niet in de laatste plaats heeft te gelden dat sedert het begaan van het feit een periode van bijna vijf jaren is verstreken, en ook het leven van de verdachte zijn loop heeft gehad. Zo is gebleken dat zij zich metterwoon in Nederland heeft gevestigd en dat haar leven een andere wending heeft gekregen, zoals daarvan blijkt uit het op 20 september 2021 over de persoon van de verdachte opgestelde rapport van Reclassering Nederland. Positief is daarbij te noemen dat de verdachte niet meer met politie en/of justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op al het voorgaande zal het Hof de vordering van de procureur-generaal niet volgen. De aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf zal in duur worden beperkt tot één maand, en behoeft gelet op de lange periode die is verstreken sinds de datum waarop het feit is begaan vooralsnog niet ten uitvoer te worden gelegd. Die periode maakt dat het Hof de duur van de aan de gevangenisstraf te verbinden proeftijd beperkt tot één jaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikel 1:19, 1:20, 1:21, 1:62 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
beveeltdat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. W.J. Geurts-de Veld, R. Veldhuisen en R.L.M. van Opstal, leden van het Hof, bijgestaan door mr. E.L. den Dekker, (zittings)griffier, en op 17 februari 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
uitspraakgriffier: