ECLI:NL:OGHACMB:2022:175

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
H 168/21
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba inzake gewapende overvallen met geweld

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De verdachte, geboren in 2002 en thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, voor het plegen van meerdere gewapende overvallen. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij een zwaardere straf van 9 jaren werd gevorderd. De verdediging pleitte voor toepassing van het jeugdstrafrecht, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn ontwikkelingsachterstand. Het Hof oordeelde echter dat er onvoldoende redenen waren om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze gepleegd zijn. Het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht, maar verhoogde de straf tot 5 jaren onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het Hof de ernst van de gepleegde feiten en de rol van de verdachte in de overvallen in overweging nam. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan gewelddadige overvallen waarbij slachtoffers met wapens werden bedreigd en mishandeld, wat leidde tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het Hof nam de conclusies van de Reclassering over en oordeelde dat de opgelegde straf niet in verhouding stond tot de gepleegde feiten.

Uitspraak

Zaaknummer: H 168/21

Parketnummer: 300.02101/21 (P 2021/02101)
Uitspraak: 19 juli 2022 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 22 oktober 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteland],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba (KIA).
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren. Tevens heeft het Gerecht aan die straf Reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde verbonden. Voorts heeft het Gerecht beslissingen gegeven over de in beslag genomen voorwerpen.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. F.A.P.M. van Deutekom, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.G. Croes, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de straf en de motivering daarvan.
Oplegging van straf
De verdediging heeft bepleit dat het Hof ten aanzien van de verdachte, hoewel hij ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten reeds meerderjarig was, de bijzondere wettelijke bepalingen voor jeugdige personen zal toepassen. Volgens de raadsvrouw dient de verdachte met toepassing van artikel 1:159 lid 1 Wetboek van Strafrecht van Aruba te worden berecht. Zij heeft - naast het wijzen op de leeftijd van de verdachte – daartoe aangevoerd dat de verdachte gezien zijn leeftijd, zijn opvoeding en beperkte schoolervaring een onvoltooide emotionele, sociale, morele en intellectuele ontwikkeling heeft doorgemaakt. Door deze ontwikkelingsachterstand zou hij in aanmerking behoren te komen voor de toepassing van het jeugdstrafrecht.
Het Hof acht, naast de leeftijd van de verdachte, onvoldoende concrete aanknopingspunten aanwezig om het jeugdstrafrecht op de verdachte toe te passen. Het over de verdachte opgestelde Reclasseringsrapport geeft daartoe geen aanleiding, terwijl hetgeen het Hof op de terechtzitting heeft kunnen waarnemen omtrent de persoon van de verdachte daartoe evenmin aanleiding geeft. Ook de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd geven daarvoor onvoldoende aanleiding. In dit verband acht het Hof van belang dat het gaat om ernstige feiten, die zijn gepleegd met een zekere planmatige voorbereiding. Een en ander geeft geen aanleiding te veronderstellen dat het strafbare handelen van de verdachte in nauw verband staat met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn mededaders en het daarbij behorende groepsgedrag. Ook de ernst van de feiten, waarbij geweld en het gebruik van wapens niet is geschuwd, verzet zich in dit geval tegen toepassing van het minderjarigenstrafrecht. Het verzoek van de raadsvrouw wordt derhalve afgewezen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich in een kort tijdbestek, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het plegen van gewelddadige overvallen. De verdachte en zijn mededaders hebben tijdens deze overvallen ook gebruik gemaakt van grof geweld. De aangevers zijn mishandeld en bedreigd met messen en vuurwapens. Bij de overval op de [bedrijf 1] heeft de aangeefster zelfs haar pols gebroken. De verdachte heeft zich louter door financieel gewin laten leiden om deze overvallen te plegen, waarbij geldbedragen en goederen zijn weggenomen. Door deze overvallen te plegen hebben de verdachte en zijn mededaders de rechtsorde ernstig geschokt en gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Door zo te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders een inbreuk gemaakt
op onder meer de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Zij hebben mensen die aan het werk waren voor hen totaal onverwacht overvallen en hen daarbij met wapens bedreigd en in sommige gevallen ook mishandeld. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak nog langdurig onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. De verdachte is daarbij ook geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door het plegen van dergelijke feiten in een relatief kleine samenleving als Aruba worden veroorzaakt.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Door Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba is over de verdachte een reclasseringsrapport opgesteld. [1] In het rapport is beschreven dat bij de verdachte enkele dynamische criminogene factoren aanwezig zijn waardoor de Reclassering de kans op recidive als hoog inschat. Deze factoren betreffen onder meer zijn beïnvloedbaarheid, justitieel verleden en middelengebruik. Volgens de Reclassering is van belang, gezien de aard en de ernst van het feit en de jeugdige leeftijd van de verdachte dat hij binnen zijn detentie periode reeds aanvangt met een resocialisatie traject gericht op weerbaarheid, scholing/opleidingstraject en het leren omgaan met negatieve invloeden van buitenaf en impulsiviteit. Dit om hem een beter toekomstperspectief te beiden. Voorts achten zij ook een ondertoezichtstelling na zijn detentieperiode geïndiceerd.
Het Hof neemt de conclusies van de Reclassering over en maakt die tot de zijne.
Het Hof, is na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door het Gerecht opgelegde straf. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf gewapende overvallen waarbij de daders te buiten zijn gegaan aan het gebruik van vuurwapens, messen en/of (ander) geweld. Hoewel het Hof in de leeftijd van de verdachte ten tijde van de gepleegde feiten, de verdachte was achttien, zijn schuldbekentenis en in de kortdurende delictperiode reden ziet voor strafmatiging, acht het Hof gelet op de veelheid van de gepleegde feiten, de aard en ernst daarvan en de prominente rol die de verdachte heeft gespeeld de door het Gerecht opgelegde straf te laag. Het Hof zal daarom de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Daarbij overweegt het Hof dat de door de Reclassering geadviseerde begeleiding van de verdachte dan plaats dient te vinden in het kader van voorwaarden die te zijner tijd aan een voorwaardelijke invrijheidsstelling kunnen worden verbonden.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- bevestigt het vonnis van het Gerecht voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R. Veldhuisen, M.J. de Kort en R.L.M. van Opstal,
leden van het Hof, bijgestaan door mr. E.L. den Dekker, (zittings)griffier, en op 19 juli 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba.
Mr. R.L.M. van Opstal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba d.d. 27 augustus 2021, opgesteld door [reclasseringsmedewerker].