ECLI:NL:OGHACMB:2022:173

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
H 166/21
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba inzake gewelddadige overvallen met vuurwapens en messen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarbij de verdachte op 22 oktober 2021 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren voor het plegen van meerdere gewelddadige overvallen. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba, heeft samen met anderen in een periode van vier weken vier gewelddadige overvallen gepleegd, waarbij gebruik werd gemaakt van grof geweld, messen en vuurwapens. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij een zwaardere straf van 8 jaren werd gevorderd. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak of een lagere strafmaat.

Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, maar de opgelegde straf verhoogd naar 8 jaren, omdat de eerdere straf niet voldeed aan de ernst van de feiten. Het Hof overwoog dat de verdachte en zijn mededaders de rechtsorde ernstig hebben geschokt en dat de slachtoffers langdurig lijden onder de gevolgen van de overvallen. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en zijn persoonlijke omstandigheden werden in overweging genomen, maar het Hof oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming vereiste. De uitspraak werd gedaan op 19 juli 2022, waarbij het Hof de tijd in voorlopige hechtenis in mindering bracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Zaaknummer: H 166/21

Parketnummer: 300.02523/21 (P 2021/02523)
Uitspraak: 19 juli 2022 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 22 oktober 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteland],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba (KIA).
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen gegeven over de in beslaggenomen goederen.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. F.A.P.M. van Deutekom, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.S. Edwards, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de verdachte vrijgesproken moet worden van het ten laste gelegde en subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de straf en de motivering daarvan.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich in een periode van vier weken, samen met anderen schuldig gemaakt aan een viertal gewelddadige overvallen. De verdachte en zijn mededaders hebben tijdens deze overvallen gebruik gemaakt van grof geweld. De aangevers zijn mishandeld en bedreigd met messen en vuurwapens. Bij de overval op de [bedrijf 1] heeft de aangeefster zelfs haar pols gebroken. De verdachte heeft zich louter door financieel gewin laten leiden om deze overvallen te plegen, waarbij geldbedragen en goederen zijn weggenomen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Door deze overvallen te plegen hebben de verdachte en zijn mededaders de rechtsorde ernstig geschokt en gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Door zo te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders een inbreuk gemaakt op onder meer de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Ze hebben mensen die aan het werk waren voor hen totaal onverwacht overvallen en hen daarbij met wapens bedreigd en in sommige gevallen ook mishandeld. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak nog langdurig onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. De verdachte is daarbij ook geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door het plegen van dergelijke feiten in een relatief kleine samenleving als Aruba worden veroorzaakt.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Hof houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze zijn aangevoerd ter terechtzitting. De verdachte is, zo blijkt uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Het Hof, is na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door het Gerecht opgelegde straf. Het Hof heeft gekeken naar de geldende oriëntatiepunten die door de Gerechten zijn opgesteld voor dit soort feiten. Daaruit volgt dat voor een diefstal met geweld – een ‘atrako’ – waarbij een steekwapen of fysiek geweld is gebruikt als oriëntatiepunt de oplegging van een gevangenisstraf van jaar 3 is gegeven en voor een ‘atrako’ waarbij gedreigd is met een vuurwapen de oplegging van vier jaren gevangenisstraf als uitgangspunt geldt. In ogenschouw nemend dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vier ‘atrako’s’ waarbij drie keer een vuurwapen en één keer een mes en fysiek geweld is gebruikt, acht het Hof de door het Gerecht opgelegde straf te laag omdat deze onvoldoende recht doet aan de aard, ernst en het aantal feiten. Daarbij komt dat verdachte ten tijde van de feiten 24 jaar oud was zodat zijn leeftijd – in tegenstelling tot de leeftijd van de mededaders – geen reden vormt om een lagere straf op te leggen. Evenmin heeft de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep enig inzicht willen geven over de door hem gepleegde feiten, zodat ook daarin geen grond voor strafmatiging kan worden gevonden. Op grond van al het voorgaande is het Hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht ten aanzien de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- bevestigt het vonnis van het Gerecht voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R. Veldhuisen, M.J. de Kort en R.L.M. van Opstal, leden van het Hof, bijgestaan door mr. E.L. den Dekker, (zittings)griffier, en op 19 juli 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba.
Mr. R.L.M. van Opstal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.