ECLI:NL:OGHACMB:2022:160

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
AUA2022H00120
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen de afwijzing van een verzoek om internationale bescherming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 9 mei 2022. [Appellant] had een verzoek om internationale bescherming ingediend, dat door de minister van Arbeid, Energie en Integratie op 21 april 2021 was afgewezen. Hiertegen heeft hij op 1 juni 2021 een bezwaarschrift ingediend, dat hij op 22 juni 2021 heeft aangevuld. De minister heeft het e-mailbericht van 1 juni 2021 echter niet als een geldig bezwaarschrift aangemerkt, omdat het niet voldeed aan de vereisten van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De minister heeft het e-mailbericht van 26 juni 2021 als afgedaan beschouwd, wat door [appellant] werd bestreden.

Het Hof heeft overwogen dat het e-mailbericht van 1 juni 2021, ondanks de gebreken, als een bezwaarschrift moet worden aangemerkt. De minister had [appellant] in de gelegenheid moeten stellen om de geconstateerde verzuimen te herstellen, wat niet is gebeurd. Het Hof oordeelt dat de beschikking van de minister van 26 juni 2021 in strijd met de Lar tot stand is gekomen. Het hoger beroep is gegrond, en de aangevallen uitspraak wordt vernietigd. De minister wordt opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beschikken op het bezwaarschrift van [appellant]. Tevens wordt de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant].

Uitspraak

AUA2022H00120
Datum uitspraak: 8 december 2022
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], verblijvend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 9 mei 2022 in zaak nr. AUA202102214, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Arbeid, Energie en Integratie (hierna: de minister)
Procesverloop
Bij uitspraak van 9 mei 2022 heeft het Gerecht uitspraak gedaan op een door [appellant] ingesteld beroep.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2021. [appellant], vertegenwoordigd door M.L. Hassel, rechtsbijstandverlener, en de minister, vertegenwoordigd door J.M. Harewood, werkzaam bij Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.
[appellant] is geboren op [geboortedatum] 1992 in Venezuela en heeft de Venezolaanse nationaliteit. Op 10 december 2017 is hij naar Aruba gereisd. Na de toegestane verblijfsperiode als toerist heeft hij het eiland niet verlaten. Op 16 maart 2021 heeft [appellant] een verzoek om internationale bescherming ingediend. Bij beschikking van 21 april 2021 heeft de minister dat verzoek afgewezen. Bij emailbericht van 1 juni 2021 heeft de gemachtigde van [appellant] bericht dat een bezwaarschrift op nader aan te voeren gronden wordt toegekomen naar aanleiding van de afwijzende beschikking van 21 april 2021, waarbij een verzoek om internationale bescherming is afgewezen. Het e-mailbericht heeft als onderwerp "Bezwaar asiel.0047-21 [appellant]". Vervolgens heeft de gemachtigde bij emailbericht van 22 juni 2021 meegedeeld bijgaand een aanvullend bezwaarschrift te doen toekomen. Vervolgens heeft de minister bij emailbericht van 26 juni 2021 meegedeeld dat is nagelaten het aangekondigde bezwaarschrift toe te voegen en dat met deze kennisgeving het schrijven als afgedaan wordt beschouwd. Daartegen heeft [appellant] beroep ingesteld.

Aangevallen uitspraak

3. Het Gerecht heeft overwogen dat de minister heeft mogen concluderen dat [appellant] niet tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend. Het e-mailbericht van 1 juni 2021 voldoet niet aan de minimumeisen van een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar). Zo is er geen afschrift van de beschikking overgelegd, zijn er geen gronden geformuleerd, is niet vermeld dat het een pro-forma bezwaar betreft, is het niet ondertekend en ontbreekt ook een machtiging. Uit de vorm noch de inhoud van het e-mailbericht kan worden afgeleid dat het om een proforma bezwaarschrift gaat. De minister had het e-mailbericht niet hoeven aanmerken als een pro-forma bezwaarschrift waaraan gebreken kleven die hersteld moesten worden. Wat het bezwaarschrift in het emailbericht van 22 juni 2021 betreft, geldt dat dit bezwaar te laat is ingediend omdat de bezwaartermijn op 2 juni 2021 eindigde. Het emailbericht van de minister van 26 juni 2021 is dus geen beschikking op bezwaar waartegen beroep openstaat, zodat [appellant] in zoverre nietontvankelijk moet worden verklaard. Voor zover zijn beroep is gericht tegen de nietontvankelijkverklaring van zijn bezwaar van 22 juni 2021, geldt dat het beroep ongegrond is.

Hoger beroep

4. [ [appellant] betoogt dat uit zijn e-mailbericht van 1 juni 2021 duidelijk kon worden opgemaakt dat hij wilde opkomen tegen de afwijzing van zijn verzoek om internationale bescherming. Met het emailbericht van 26 juni 2021 heeft de minister beslist op dat ingediende bezwaar door het als afgedaan te beschouwen. Dat bericht is daarmee een beschikking op bezwaar, waartegen beroep openstond.
4.1. Het Hof is van oordeel dat het e-mailbericht van 1 juni 2021 gelet op het gebruikte emailadres, het onderwerp en de inhoud daarvan moet worden aangemerkt als een bezwaarschrift. Dat het e-mailbericht niet voldoet aan een deel van de vereisten in artikel 13, eerste lid, van de Lar, maakt niet dat er geen sprake is van een bezwaarschrift in de zin van artikel 9, eerste lid, en artikel 10 van de Lar. Voor het herstellen van enig verzuim in een bezwaarschrift is immers artikel 14 van de Lar in het leven geroepen. [appellant] had daarom met toepassing van artikel 14 van de Lar in de gelegenheid moeten worden gesteld om de geconstateerde verzuimen te herstellen. Dat heeft de minister niet gedaan. In plaats daarvan heeft de minister, in reactie op het emailbericht van 22 juni 2021 waarbij een aanvullend bezwaarschrift is ingediend, het e-mailbericht als afgedaan beschouwd. Dit emailbericht van 26 juni 2021 moet worden aangemerkt als een beschikking die is genomen op het op 1 juni 2021 ingediende bezwaarschrift. Daartegen stond op grond van artikel 23, eerste lid, van de Lar beroep open bij het Gerecht zodat het beroep van [appellant] tegen de beschikking van 26 juni 2021 ten onrechte nietontvankelijk is verklaard. Het betoog slaagt.
4.2. Gelet op het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat [appellant] op 1 juni 2021 een bezwaarschrift heeft ingediend tegen de afwijzende beschikking van 21 april 2021. Dit bezwaarschrift heeft hij aangevuld op 22 juni 2021. Alleen al om deze reden heeft het Gerecht het beroep, voor zover dat was gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaarschrift van 22 juni 2021, ten onrechte voor het overige ongegrond verklaard.
Slotsom
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Gelet op artikel 53d, tweede en derde lid, van de Lar ziet het Hof aanleiding een terugverwijzing naar het Gerecht achterwege te laten. Daartoe overweegt het Hof als volgt. De minister heeft [appellant] niet in de gelegenheid gesteld om enig verzuim in het bezwaarschrift te herstellen. Het bezwaarschrift is ook niet met toepassing van artikel 12, eerste lid, of artikel 14, tweede lid, van de Lar nietontvankelijk verklaard. Gelet op artikel 15 van de Lar had het bezwaarschrift in handen van de bezwaaradviescommissie moeten worden gesteld, waarna binnen de in artikel 20 van de Lar gestelde termijn op het bezwaarschrift had moeten worden beslist. Vaststaat dat dat niet is gebeurd. De beschikking van 26 juni 2021 is daarom in strijd met de Lar en de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen. Het tegen die beschikking ingestelde beroep is daarom gegrond. Het Hof zal de beschikking vernietigen en de minister opdragen opnieuw op het bezwaarschrift van 1 juni 2021, zoals aangevuld op 22 juni 2021, te beschikken. Gelet op de inhoud van het aanvullende bezwaarschrift van 22 juni 2021 moet het bezwaarschrift worden geacht aan alle vereisten van artikel 13, eerste lid, van de Lar te voldoen.
6. De minister moet de proceskosten van [appellant] in beroep en hoger beroep vergoeden. Daarbij wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast. Het Hof stelt de proceskosten in beroep vast op een bedrag van Afl. 700,- (voor het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting) en in hoger beroep op Afl. 700,- (voor het indienen van een hogerberoepschrift en het verschijnen ter zitting).

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 9 mei 2022 in zaak nr. AUA202102214;
II.
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
gegrond;
III.
vernietigtde beschikking van 26 juni 2021;
IV.
draagtde minister van Arbeid, Energie en Integratie
opom met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen binnen drie maanden een nieuwe beschikking te geven;
V.
veroordeeltde minister van Arbeid, Energie en Integratie tot vergoeding van bij [appellant] in verband met het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 1.400,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
VI.
gelastdat het Land Aruba aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2022.
BIJLAGE
Landsverordening administratieve rechtspraak
[…]
Artikel 9
1. Degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, kan het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
[…]
Artikel 10
Het verzoek wordt aanhangig gemaakt door indiening van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft gegeven, of, indien de beschikking zulks overeenkomstig artikel 5, tweede lid, vermeldt, bij de daarbij aangegeven dienst of instelling.
[…]
Artikel 12
1. Een bezwaarschrift wordt niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
[…]
Artikel 13
1. Het bezwaarschrift bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener en, indien het bezwaarschrift namens deze door een gemachtigde wordt ingediend, de naam en het adres van de gemachtigde;
b. een aanduiding van de beschikking waartegen het bezwaar zich richt, indien mogelijk onder overlegging van een afschrift daarvan;
c. de gronden waarop het bezwaar berust;
d. de dagtekening van het bezwaarschrift, en
e. een ondertekening door of namens de indiener.
2. Geschiedt de indiening door een gemachtigde die niet als advocaat is ingeschreven bij het Hof, dan wordt tevens de machtiging overgelegd."
Artikel 14
1. Indien niet is voldaan aan enig bij wettelijk voorschrift gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaarschrift, wordt de indiener door of namens het bestuursorgaan binnen twee weken na de ontvangst van het bezwaarschrift in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen.
2. Indien het verzuim niet of niet volledig wordt hersteld, kan het bestuursorgaan het bezwaarschrift uiterlijk binnen een week na ontvangst van het antwoord van de indiener of na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn, niet-ontvankelijk verklaren.
3. Deze beslissing wordt, met redenen omkleed, schriftelijk aan de indiener van het bezwaarschrift meegedeeld.
Artikel 15
Tenzij het bestuursorgaan het bezwaarschrift op grond van artikel 12, eerste lid, of artikel 14, tweede lid, niet-ontvankelijk heeft verklaard, stelt het het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken in handen van de bezwaaradviescommissie:
a. uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift, of
b. indien toepassing is gegeven aan artikel 14, eerste lid, uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het antwoord van de indiener of na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn.
[...]
Artikel 20
1. Het bestuursorgaan neemt de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
[...]
Artikel 23
1. Degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, 14, tweede lid, of 20, kan daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
[...]
Artikel 53d
1. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden, of doet, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak, hetgeen het Gerecht had behoren te doen.
2. Indien het Gerecht de niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken en het Hof deze uitspraak vernietigt met een ontvankelijkheidsverklaring, wordt het beroepschrift naar het Gerecht terugverwezen om te worden hervat in de stand waarin de behandeling zich bevond. Tegen de nieuwe uitspraak van het Gerecht staat, met inachtneming van artikel 53b, hoger beroep open.
3. Het Hof kan de terugverwijzing, bedoeld in het tweede lid, achterwege laten, indien het beroepschrift kennelijk gegrond of kennelijk ongegrond is.
[...]