ECLI:NL:OGHACMB:2022:156

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
SXM2022H00008
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning met nieuwe weigeringsgrond zonder hoor- en wederhoor

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante], verblijvend in Sint Maarten, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 14 december 2021. De minister van Justitie van Sint Maarten had op 8 augustus 2019 het verzoek van [appellante] om een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel gezinsvorming afgewezen. Dit besluit werd in bezwaar door de minister op 22 april 2021 gehandhaafd. Het Gerecht verklaarde het beroep van [appellante] ongegrond, waarop zij hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 17 oktober 2022 waren zowel [appellante] als de minister vertegenwoordigd.

Het Hof oordeelt dat de minister in de beschikking op bezwaar ten onrechte een nieuwe afwijzingsgrond heeft toegevoegd zonder [appellante] daarover te horen, wat haar recht op hoor- en wederhoor heeft geschonden. Het Hof stelt vast dat de enige overgebleven weigeringsgrond is dat [appellante] niet heeft aangetoond aan het middelenvereiste te voldoen. Het Gerecht heeft deze beroepsgronden van [appellante] onbesproken gelaten, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen. Het Hof vernietigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het beroep gegrond, met de opdracht aan de minister om opnieuw te beschikken op het bezwaar van [appellante].

De minister wordt ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellante] en moet het griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan op 30 november 2022 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Uitspraak

SXM2022H00008
Datum uitspraak: 30 november 2022
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], verblijvend in Sint Maarten,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 14 december 2021 in zaak nr. SXM202100740, in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Justitie van Sint Maarten (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikking van 8 augustus 2019 heeft de minister het verzoek van [appellante] om een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel gezinsvorming, afgewezen.
Bij beschikking van 22 april 2021 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: de bestreden beschikking).
Bij uitspraak van 14 december 2021 heeft het Gerecht het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2022. [appellante], vertegenwoordigd door mr. E.I. Maduro, rechtsbijstandverlener, en de minister, vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller, advocaat, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding
[appellante] is op [geboortedatum] 1973 geboren in de Dominicaanse Republiek en heeft de Dominicaanse nationaliteit. Op 16 mei 2019 heeft zij de minister verzocht om aan haar een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen met als verblijfsdoel gezinsvorming. Dit verzoek heeft de minister afgewezen omdat [appellante] gedurende vijf jaar illegaal in Sint Maarten heeft verbleven en aanvragen voor eerste toelating volgens het beleid in het buitenland moeten worden ingediend en afgewacht. Het daartegen op 3 september 2019 gemaakte bezwaar heeft de minister bij de bestreden beschikking ongegrond verklaard. Daaraan is opnieuw ten grondslag gelegd dat dat haar vergunning moet worden geweigerd met het oog op de openbare orde omdat zij voorafgaand aan de indiening van haar aanvraag een periode van vijf jaar illegaal op Sint Maarten heeft verbleven. Verder is aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat [appellante] niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken (hierna: het middelenvereiste).
In het bij het Gerecht ingediende verweerschrift is namens verweerder medegedeeld dat de eerste weigeringsgrond, weigering van verblijf met het oog op de openbare orde, bij nader inzien toepassing mist. Verweerder heeft die grond daarom niet gehandhaafd. Het Gerecht heeft overwogen dat het beroep van [appellante] zich uitsluitend richt tegen het in het kader van toepassing van deze grond aan haar tegengeworpen illegale verblijf. Omdat zij tegen de weigeringsgrond dat zij niet aan middelenvereiste voldoet geen beroepsgronden heeft aangevoerd, blijft die weigeringsgrond overeind.

Het hoger beroep

3. [ [appellante] betoogt dat de minister in de beschikking op bezwaar ten onrechte een nieuwe afwijzingsgrond heeft toegevoegd. Daarmee is haar recht op hoor- en wederhoor geschonden. Bovendien kan [appellante] zich niet vinden in het standpunt van de minister dat zij niet heeft aangetoond aan het middelenvereiste te voldoen.
3.1.
Het Hof stelt vast dat de enige overgebleven weigeringsgrond is dat [appellante] niet heeft aangetoond aan het middelenvereiste te voldoen. Gelet op het beroepschrift van [appellante] gelezen in samenhang met hetgeen is aangevoerd in de ter zitting van het Gerecht overgelegde pleitnota, is het Hof van oordeel dat [appellante] ook in eerste aanleg al beroepsgronden tegen die weigeringsgrond heeft aangevoerd. Het Gerecht heeft die onbesproken gelaten. Het Hof overweegt daarover als volgt.
3.2.
Uit artikel 68, eerste lid, van de Lar volgt dat een heroverweging plaatsvindt op grondslag van het bezwaarschrift en hetgeen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht. De bezwaarschriftprocedure is bedoeld voor een volledige heroverweging. Deze heroverweging is niet gebonden aan argumenten of omstandigheden die in het bezwaarschrift aan de orde zijn gesteld. Anders dan [appellante] betoogt, staat artikel 68, eerste lid, van de Lar er dan ook niet aan in de weg dat de minister de beschikking op bezwaar baseert op een niet eerder in de procedure ingeroepen weigeringsgrond. Aangezien de minister de afwijzing van het verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf in de bestreden beschikking heeft gehandhaafd, is er geen sprake van een nieuwe primaire beschikking. Wel brengt de bij het volgen van de bezwaarschriftprocedure in acht te nemen zorgvuldigheid mee dat de bezwaarmaker op de hoogte wordt gesteld van een niet eerder in de procedure ingeroepen weigeringsgrond. Ook moet hem de mogelijkheid worden geboden zijn standpunt hierover kenbaar te maken. Dat is mede gelet op het verslag van de hoorzitting in bezwaar van 26 november 2020 in het geval van [appellante] ten onrechte niet gebeurd. De bestreden beschikking is daarom in strijd met de daarbij te betrachten zorgvuldigheid tot stand gekomen. Het Gerecht heeft dat niet onderkend. Het betoog slaagt.
3.3.
De minister moet daarom een nieuwe beschikking geven op het bezwaarschrift van [appellante] nadat hij haar daarop heeft gehoord. Ter voorlichting van partijen merkt het Hof daarbij alvast op dat het door [appellante] in hoger beroep gevoerde betoog dat haar echtgenoot als houder van een directeursvergunning bij overlegging van een verklaring van de belastingdienst niet behoeft aan te tonen dat hij beschikt over een maandinkomen van NA
f2000,-, berust op een onjuiste uitleg van het door de minister gevoerde toelatingsbeleid. De verblijfsvergunning van de echtgenoot van [appellante] is immers al twee maal verlengd zodat ook hij inmiddels moet aantonen maandelijks over genoemd bedrag aan financiële middelen te beschikken.
Slotsom
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen zal het Hof het beroep gegrond verklaren, de bestreden beschikking vernietigen en de minister opdragen opnieuw op het door [appellante] gemaakte bezwaar te beschikken met inachtneming van deze uitspraak. Dat betekent dat de minister, alvorens hij een nieuwe beschikking geeft, [appellante] moet horen op haar bezwaar en, voor zover verweerder de daarop betrekking hebbende weigeringsgrond wil handhaven, over het beschikken over voldoende middelen van bestaan.
5. De minister moet de proceskosten van [appellante] vergoeden. Het Hof stelt de proceskoten in beroep vast op een bedrag van NA
f1.400,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en in hoger beroep op een bedrag van NA
f1.400,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 14 december 2021 in zaak nr. SXM202100740;
II.
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
gegrond;
III.
vernietigtde beschikking van de minister van Justitie van Sint Maarten van 22 april 2021;
IV.
draagtde minister van Justitie van Sint Maarten op om binnen drie maanden met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen een nieuwe beschikking te geven;
V.
veroordeeltde minister van Justitie van Sint Maarten tot vergoeding van bij [appellante] in verband met het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van NA
f2.800,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
VI.
gelastdat de minister van Justitie van Sint Maarten aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van NA
f450,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2022.