Uitspraak
Zaaknummer: H-152/2019
Vonnis
[VERDACHTE],
(volgens eigen opgave)[adres].
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 29 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De verdachte, geboren in 1973, was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde, namelijk het vervoer en aanwezig hebben van een partij cocaïne. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzocht om het vonnis te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 jaar en 10 maanden.
Tijdens de zitting heeft het Hof kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. B.S. van Unnik, en de verdediging door de raadsman, mr. D.G. Illes. Het Hof heeft vastgesteld dat er ernstige bezwaren waren tegen de verdachte, die op 19 mei 2018 betrokken zou zijn geweest bij het vervoer van een grote hoeveelheid cocaïne. Ondanks deze bezwaren heeft het Hof geoordeeld dat het bewijs niet toereikend was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de verdachte tijdens het verhoor werden niet als voldoende bewijs beschouwd.
Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, maar met een verbeterde motivering. De conclusie was dat de ernstige bezwaren niet voldoende waren voor een bewezenverklaring van het opzet van de verdachte op het ten laste gelegde. Het Hof heeft daarmee de vrijspraak van de verdachte gehandhaafd, waarbij het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.