ECLI:NL:OGHACMB:2022:148

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
H 38/20 en H 46/21 100.00004/19 en 100.00582/22 (ttz gev)
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake doodslag, poging tot doodslag en vuurwapenbezit na schietpartij in uitgaansgelegenheid

In deze zaak gaat het om een schietpartij die plaatsvond op 31 december 2018 in Sint Maarten, waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken waren. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van doodslag, poging tot doodslag en vuurwapenbezit. De rechtbank in eerste aanleg had de verdachte vrijgesproken van de meeste aanklachten, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De verdachte heeft op de parkeerplaats van een nachtclub, waar meerdere mensen aanwezig waren, het slachtoffer [slachtoffer 1] van achteren neergeschoten, terwijl deze wegliep. Het slachtoffer overleed aan zijn verwondingen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben ook op een ander slachtoffer, [slachtoffer 2], geschoten, die gelukkig overleefde. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar het Hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze claim. Het Hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar voor zijn rol in de schietpartij, evenals voor het voorhanden hebben van vuurwapens. De vorderingen van de benadeelde partijen tot schadevergoeding zijn ook toegewezen.

Uitspraak

Zaaknummers: H-38/20 en H-46/21
Parketnummers: 100.00004/19 en 100.00582/20 (ttz. gev.)
Uitspraak: 31 maart 2022 Tegenspraak
Vonnis
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 11 maart 2020 en 10 maart 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Parketnummer 100.00004/19
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van 11 maart 2020 van het onder 1 en 2 ten laste gelegde ontslagen van alle rechtsvervolging en ter zake van het onder 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van de voorlopige hechtenis en de vordering(en) tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Parketnummer 100.00582/20
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van 10 maart 2021 van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.
Zowel de verdachte als de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Parketnummer 100.00582/20
Het hoger beroep van de officier van justitie is blijkens de akte onbeperkt ingesteld. De procureur-generaal heeft echter zowel in zijn schriftuur als ter terechtzitting uitdrukkelijk te kennen gegeven dat het hoger beroep van de officier van justitie niet is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde, maar uitsluitend tegen de opgelegde straf voor het bewezen verklaarde onder 1 subsidiair en 4. Het Hof verstaat het hoger beroep daarom in zoverre als door de officier van justitie beperkt te zijn ingesteld. Nu de verdachte eveneens hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het betrekking heeft op de beslissingen ten aanzien van het onder 1 en 4 ten laste gelegde.
Derhalve heeft al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis waarvan beroep dat aan het oordeel van het Hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden, mrs. S.R. Bommel en S.D.M. Roseburg in de zaak met parketnummer 100.00004/19, en zijn raadsvrouw mr. S.R. Bommel in de zaak met parketnummer 100.00582/20, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen de raadsman, mr. G. Hatzmann, namens de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4]in het kader van hun vorderingen tot schadevergoeding in de zaak met parketnummer 100.00004/19 (feit 1) naar voren heeft gebracht.
Parketnummer 100.00004/19
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 impliciet subsidiair, 2 impliciet subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de gevangenneming van de verdachte en toewijzing van de vordering(en) van de benadeelde partijen met de wettelijke rente en de oplegging van de bij de toewijsbare vordering(en) behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadslieden hebben ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1 en 2 bepleit dat de verdachte primair zal worden vrijgesproken en subsidiair dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Voorts hebben de raadslieden een strafmaatverweer gevoerd en verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
Parketnummer 100.00582/20
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair en 4 ten laste gelegde.
Nu de zaken met parketnummer 100.00004/19 en 100.00582/20 ter terechtzitting in hoger beroep zijn gevoegd vordert de procureur-generaal derhalve dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 jaar met aftrek van voorarrest.
Vonnissen waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep in de zaak met parketnummer 100.00004/19 zal worden vernietigd, aangezien het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Het vonnis waarvan beroep in de zaak met parketnummer 100.00582/20 kan niet in stand blijven, omdat het Hof (deels) tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
Parketnummer 100.00004/19
Feit 1
hij op of omstreeks 31 december 2018 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer 1]van het leven heeft beroofd, immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, meermalen, althans eenmaal, met behulp van een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) in en/of door het lichaam van die [slachtoffer 1]geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1]is overleden;
Feit 2
hij op of omstreeks 31 december 2018 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, meermalen, althans eenmaal, met behulp van een of meer vuurwapen(s), een of /meer kogel(s) in en/of door het been, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 2] hebben/heeft geschoten en/of meermalen in de richting van die [slachtoffer 2] hebben/heeft geschoten, terwijl voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
hij op of omstreeks 31 december 2018 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meerdere vuurwapen(s) in de zin van de Vuurwapenverordening, waaronder een revolver (merk: Taurus, Model: CTC en van het kaliber: .38 Special) en/of meerdere hulzen (waaronder van het kaliber .38 Special), voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 100.00582/20
Feit 1
primair
hij op of omstreeks 27 september 2020 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, - (met kracht) een of meerdere malen te slaan/ stompen/ schoppen tegen het hoofd/gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer 3], en/of - die [slachtoffer 3] over de grond te slepen, en/of
- ten of meerdere vuurwapens te richten en/of gericht te houden op die [slachtoffer 3] en/of (vervolgens) die [slachtoffer 3] (met kracht) te slaan met een of meer van die vuurwapens tegen het gezicht/ hoofd,
terwijl de uitvoering van dat door haar, verdachte, en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 27 september 2020 te Sint Maarten, opzettelijk mishandelend en/of met gebruikmaking van (een) wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te weten, een of meerdere vuurwapens, opzettelijk [slachtoffer 3] heeft mishandeld, door
- ( met kracht) een of meerdere malen te slaan/stompen/schoppen tegen het hoofd/gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer 3], en/of
- die [slachtoffer 3] over de grond te slepen, en/of
- een of meerdere vuurwapens te richten en/of gericht houden van op die [slachtoffer 3] en/of (vervolgens) die [slachtoffer 3] (met kracht) te slaan met een of meer van die vuurwapens tegen het gezicht/ hoofd,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 4
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s) in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten een Glock (model 19, kaliber 9x19, serienummer BBSE427) en/of een of meerdere patroonhouder(s) en/of munitie in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten zestien (16) patronen, voorhanden heeft gehad.
Normschending
Parketnummer 100.00582/20
De raadsvrouw heeft bepleit dat de opsporingsambtenaren de woning van de verdachte onrechtmatig zijn binnengetreden, nu de machtiging tot binnentreden is afgegeven voor het adres “[adres]”, terwijl de verdachte naar eigen zeggen op nummer [nummer adres] woont. Het aangetroffen vuurwapen en de bijbehorende munitie zijn daarom onrechtmatig verkregen en dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Het Hof stelt voorop dat voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner ingevolge artikel 155 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een schriftelijke machtiging is vereist. Artikel 157 Sv bepaalt dat de machtiging wordt gegeven voor het binnentreden in een bepaalde in de machtiging aan te duiden woning.
Het Hof stelt vast dat de machtiging niet het juiste huisnummer van de woning van de verdachte vermeldt. In zoverre is sprake van een normschending. De machtiging laat echter geen misverstand erover bestaan dat deze was verleend voor de woning van de verdachte, alwaar de opsporingsambtenaren ook daadwerkelijk zijn binnengetreden. Gelet op het voorgaande is het Hof van oordeel dat de normschending geen aanzienlijke schending van een strafvorderlijk voorschrift oplevert en dat de verdachte niet in een rechtens te respecteren belang is geschaad, zodat kan worden volstaan met de enkele constatering van de normschending. Het verweer wordt verworpen.
Vrijspraak
Parketnummer 100.00004/19
Met de procureur-generaal en de raadslieden is het Hof van oordeel dat voor het ten laste gelegde onder 1 impliciet primair (medeplegen moord) en 2 impliciet primair (medeplegen poging tot moord) onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Parketnummer 100.00582/20
Met de procureur-generaal en de raadsvrouw is het Hof van oordeel dat voor het ten laste gelegde onder 1 primair (medeplegen poging zware mishandeling) ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de zaak met parketnummer 100.00004/19 het onder 1 impliciet subsidiair (medeplegen doodslag), 2 impliciet subsidiair (medeplegen poging tot doodslag) en 3 (medeplegen voorhanden hebben van vuurwapens en munitie) ten laste gelegde, en in de zaak met parketnummer 100.00582/20 het onder 1 subsidiair (mishandeling) en 4 (voorhanden hebben vuurwapen en munitie) ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 100.00004/19
Feit 1 impliciet subsidiair:
hij op
of omstreeks31 december 2018 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer 1]van het leven heeft beroofd, immers hebben
/heeftverdachte en
/ofzijn mededader met dat opzet
en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,meermalen,
althans eenmaal,met behulp van
een of meervuurwapen
(s
) een of meerkogel
(s
)in en
/ofdoor het lichaam van die [slachtoffer 1]geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1]is overleden;
Feit 2 impliciet subsidiair:
hij op
of omstreeks31 december 2018 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten rade,een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet
en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,meermalen,
althans eenmaal,met behulp van
een of meervuurwapen
(s
),
een of /meerkogel
(s
)in en
/ofdoor
het been, althanshet lichaam, van voornoemde [slachtoffer 2] hebben
/heeftgeschoten en
/ofmeermalen in de richting van die [slachtoffer 2] hebben
/heeftgeschoten, terwijl
hetvoorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
hij op
of omstreeks31 december 2018 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander
, althans alleen, een of meerderevuurwapen
(s
)in de zin van de Vuurwapenverordening,
waaronder een revolver (merk: Taurus, Model: CTC en van het kaliber: .38 Special)en
/of meerderehulzen
(waaronder van het kaliber .38 Special),voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 100.00582/20
Feit 1 subsidiair
hij op
of omstreeks27 september 2020 te Sint Maarten,
opzettelijk mishandelend en/of met gebruikmaking van (een) wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te weten, een of meerdere vuurwapens,opzettelijk [slachtoffer 3] heeft mishandeld, door
-
(met kracht)een of meerdere malen te slaan,
/stompen
/enschoppen tegen het
hoofd/gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer 3],
en/of
- die [slachtoffer 3] over de grond te slepen, en/of
- een of meerdere vuurwapens te richten en/of gericht houden van op die [slachtoffer 3] en/of (vervolgens) die [slachtoffer 3] (met kracht) te slaan met een of meer van die vuurwapens tegen het gezicht/hoofd,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3]
letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft ondervonden;
Feit 4
hij op
of omstreeks23 december 2020 te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een
of meervuurwapen
(s)in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten een Glock (model 19, kaliber 9x19, serienummer BBSE427) en
/ofeen
of meerderepatroonhouder
(s)en
/ofmunitie in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten zestien (16) patronen, voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Sint Maarten.
Parketnummer 100.00004/19 [1]

1. [slachtoffer 2] deed op 31 december 2018 aangifte. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:

“I arrived at [bar naam]. I was with the man that got shot. His name is [voornaam slachtoffer 1] (het Hof begrijpt: [slachtoffer 1]). I call him [bijnaam slachtoffer 1]. [medeverdachte 1] had a gun. I saw [medeverdachte 1] pulled out the gun. When I saw that I began to run away. While I was running I was looking back to see what was taking place. I saw and heard when [medeverdachte 1] shot [bijnaam slachtoffer 1]. I continued running. While running [medeverdachte 1] shoot after me. I got shot in my right thigh and my left arm. I had on a bulletproof vest. Because I had on the vest a couple of bullet bruised my upper body. The bullet that hit my leg broke the bone.” [2]

2. De politie heeft camerabeelden verkregen die zijn opgenomen op 31 december 2018 bij [bar naam]. Verbalisant [verbalisant 1] heeft daarover het volgende gerelateerd:

“Ik zie dat slachtoffer [slachtoffer 1] wegloopt en vrijwel direct vier keer beschoten wordt door verdachte [medeverdachte 1]. Verdachte [verdachte] doet vervolgens twee stappen naar voren en schiet ook twee keer op [slachtoffer 1]. Tegelijkertijd rent slachtoffer [slachtoffer 2] weg, [medeverdachte 1] draait zich om en schiet, lopend achter [slachtoffer 2] aan, één keer op [slachtoffer 2]. [Verdachte] draait zich ook om richting [slachtoffer 2] en schiet vervolgens acht keer op [slachtoffer 2].” [3]

3. De forensisch patholoog, dr. L. Althaus, heeft [slachtoffer 1] onderzocht en het volgende autopsierapport opgesteld:

“In summary, 9 gunshot wounds, caused by 6 gunshots (3 perforating gunshots, 2 penetrating gunshots and 1 graze shot) could be found on the body.

1. Penetrating gunshot with entry wound "H" on the right lower back, entering the abdominal cavity, perforating the mesentery and perforating the lower caval vein (vena cava inferior) ca. 2 cm above the bifurcation with end position of "Bullet 2" inside the muscles of the right lower abdomen.

This gunshot went from the back to the front, descending (ca. 30 degrees) and very slightly from the right to the left (ca. 5-10 degrees).

2. Perforating gunshot with entry wound "K" on the left lower back, entering the abdominal cavity, perforating the stomach and left lobe of the liver with exit wound "B" on the left upper abdomen.

This gunshot went from the back to the front, slightly ascending (ca. 10 degrees) and very slightly from the left to the right (also ca. 10 degrees).

3. Perforating gunshot of the left shoulder with entry wound "G" on the left posterior shoulder and exit wound "A" on the frontal shoulder.

This gunshot went from the back to the front, slightly descending (ca. 5 degrees) and very slightly from the right to the left (ca. 5 degrees).

4. Perforating gunshot of the left lower arm with entry wound "E" on the outer (extensor) side with exit wound "D" on the inner (flexor) side of the left lower arm.

5. Penetrating gunshot with entry wound "C" on the left lower leg, frontal (extensor) side with end position of "bullet 1" inside the right tibial bone.

6. Graze shot "F" on the right flank, next to the pelvis. Almost horizontal, very slightly ascending in direction from the back to the front.

CAUSE OF DEATH
Internal bleeding to death due gunshots. [4]

4 Verbalisant [verbalisant 2] heeft het volgende gerelateerd:

“Op 31 december 2018 ben ik naar het slachtoffer gerend dat op de parkeerplaats lag van [bar naam]. Ik hoorde het slachtoffer zeggen dat hij [slachtoffer 2] heette. Ik zag dat hij een veiligheidsvest droeg. Ik zag dat er een kogelgat in zijn arm zat. Ik zag een wond aan zijn linker bovenbeen. Ik zag alleen een gat waar een kogel naar binnen is gegaan. Ik zag dat hij een wond had aan zijn rechter voet. Ik zag dat een kogel aan de onderkant van de schoen zat welke ik eruit getrokken heb. Ik zag bloed op zijn rug. Ik kwam erachter dat twee kogels waren tegengehouden door het vest dat het slachtoffer droeg.” [5]

5. De chirurg, dr. J. Ultee, heeft [slachtoffer 2] onderzocht en de volgende medische verklaring opgesteld:

“Multipel schotwonden.
Ernstig bloedverlies.
Letsel had de dood kunnen veroorzaken.” [6]
Parketnummer 100.00582/20 [7]
Feit 1 subsidiair:

1. [slachtoffer 3] deed op 27 september 2020 aangifte. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:

“This morning (het Hof begrijpt: 27 september 2020) at [winkelnaam], [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] and [verdachte] (het Hof begrijpt: [verdachte] attacked me. They used their hands to punch me in my face and upper body. They were all three hitting me and boxing me while I was on the ground. I walked home with a lot of pain.” [8]

2. Verbalisant [verbalisant 3] heeft de camerabeelden uitgekeken die zijn opgenomen op 27 september 2020 op het parkeerterrein van [naam supermarket] te [wijk]. De verbalisant heeft het volgende gerelateerd:

“Het slachtoffer wordt verscheidene malen door NNman 01, 02 en 03 getrapt en geslagen, dit terwijl hij op het wegdek ligt.” [9]

3. De verdachte heeft bij de politie op 23 december 2020 het volgende verklaard:

“Q: What is your relationship with [voornaam slachtoffer 3] [slachtoffer 3]?
A: I know him from seeing him around.
Q: What occurred between you the last time that you saw him?
A: I remember we was passing [wijk] and they approached him. With we I mean myself, [medeverdachte 1] and [medeverdachte 2]” [10]
Feit 4:

1.Verbalisant [verbalisant 4] heeft het volgende gerelateerd:

“Op 23 december 2020 werd de woning gelegen aan de [adres] (het Hof begrijpt: de woning van de verdachte) doorzocht. In de slaapkamer van de woning werd een portable airconditioning unit aangetroffen met daarin een vuurwapen van het merk Glock met daarin een volle patroonhouder en een patroon in de kamer. Tevens werd in de slaapkamer in een ladekast een lege patroonhouder aangetroffen. Bovengenoemde goederen zijn in beslag genomen. Tevens werd er een autosleutel in de slaapkamer aangetroffen. De verdachte [verdachte] gaf aan dat deze sleutel behoort tot de auto van zijn moeder, welke voor het appartementencomplex stond geparkeerd. Tijdens het doorzoeken van dit voertuig werd in het middenconsole een brillenkoker aangetroffen met daarin een zipbag met 2 patronen. Deze zijn in beslag genomen.” [11]

2.Verbalisant [verbalisant 5] heeft het volgende gerelateerd:

“Op 23 december 2020 werden een vuurwapen en munitie in beslag genomen tijdens een huiszoeking in de woning van de verdachte [verdachte].

Identificatie ad. 1:
Het voor onderzoek aangeboden pistool was van het merk "GLOCK", model 19 en van het kaliber "9X 19". Het wapen was voorzien van het wapennummer BBSE427.
Bij het wapen werd een bijbehorende patroonhouder en dertien (13) scherpe patronen van het kaliber "9 MM", voorzien van centraal vuurontsteking voor onderzoek aangeboden.
De dertien (13) scherpe patronen waren voorzien van de bodemstempel: “FC 9 MM LUGER”.
De scherpe patroon in de kamer was voorzien van de bodemstempel “FC 9 MM LUGER”.
Conclusie ad. 1:
Naar aanleiding van vorenstaande heb ik, verbalisant, vastgelegd dat de voor onderzoek aangeboden pistool een vuurwapen is in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, opnieuw verzameld, gewijzigd en aangevuld. De voor onderzoek aangeboden veertien (14) scherpe patronen zijn munitie in de zin van deze verordening. Deze type munitie zijn geschikt voor het gebruik in het onderzochte wapen.
Identificatie ad. 2:
De voor onderzoek aangeboden patroonhouder was van het merk "GLOCK" van het kaliber "9 MM".
Conclusie ad. 2:
Naar aanleiding van vorenstaande heb ik, verbalisant, vastgelegd dat de voor onder aangeboden patroonhouder, valt onder onderdelen van vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, opnieuw verzameld, gewijzigd en aangevuld. De patroonhouder is geschikt voor het gebruik in het onderzochte vuurwapen onder ad. 1.
Identificatie ad. 3:
De voor onderzoek aangeboden twee (2) scherpe patronen van het kaliber "45" waren voorzien van centraal vuurontsteking.
Conclusie ad. 3:
Naar aanleiding van vorenstaande heb ik, verbalisant, vastgelegd dat de aangeboden twee (2) scherpe patronen munitie zijn in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, opnieuw verzameld, gewijzigd en aangevuld.” [12]
3. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het volgende verklaard:
“Het in mijn woning aangetroffen vuurwapen, de patroonhouders en de munitie zijn van mij” [13]
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid
De raadslieden hebben bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken dan wel ontslagen van alle rechtsvolging, nu de verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces. Volgens de verdediging was sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanval door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] jegens de verdachte en de andere verdachte [medeverdachte 1] (hierna ook: de verdachten).
Vooropgesteld dient te worden dat het Hof bij de bespreking van het verweer uit zal gaan van de verklaringen van de verdachte die hij bij de inhoudelijke behandeling van de zaak in eerste aanleg en hoger beroep heeft afgelegd. Nu de verdachte deze verklaringen pas heeft afgelegd, nadat hij kennis heeft kunnen nemen van het einddossier en de camerabeelden, en hij daarbij zijn eerder bij de politie afgelegde verklaring op essentiële onderdelen heeft aangepast, zal het Hof deze verklaringen met behoedzaamheid benaderen.
Tijdens de terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de verdediging de volgende feiten en omstandigheden aan het noodweerverweer ten grondslag gelegd. Kort voor het schietincident heeft [slachtoffer 1]de verdachten herhaaldelijk mondeling met de dood bedreigd op de parkeerplaats voor [bar naam]. De verdachten konden op dat moment niet weggaan, omdat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hen steeds achterna liepen en [slachtoffer 2] de andere verdachte ook tegenhield. Daarnaast durfden de verdachten niet in hun auto te stappen, gezien de talloze voorbeelden van mensen in Sint Maarten die in hun auto zijn geliquideerd. Op enig moment loopt [slachtoffer 1] van de verdachten weg. De verdachten zien dan dat [slachtoffer 1] voorover buigt, zich tegelijkertijd begint om te draaien en een vuurwapen tevoorschijn haalt. Op het moment dat de verdachten het vuurwapen van [slachtoffer 1] zien, schieten de verdachten op [slachtoffer 1]. Nu de verdachten op dat moment tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in stonden, konden zij zich niet anders verdedigen dan door op [slachtoffer 1]te schieten. De verdachten hebben vervolgens ook op de wegrennende [slachtoffer 2] geschoten, omdat een van de bewakers kort daarvoor tegen de andere verdachte heeft gezegd dat [slachtoffer 2] een kogelwerend vest droeg en een vuurwapen bij zich had, waardoor [slachtoffer 2] dus een dreiging was. Toen [slachtoffer 2] gewond op de grond lag, heeft de andere verdachte het vuurwapen van [slachtoffer 2] afgepakt en meegenomen, aldus de verdediging.
Het Hof acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het noodweerverweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden en overweegt hiertoe het volgende.
Vastgesteld kan worden dat de verdachten een avond uit waren in nachtclub ‘[bar naam]’. Daar werd de andere verdachte aangesproken door [slachtoffer 1] die hem verweet iets te maken te hebben met een dodelijk schietincident eerder die maand, zo blijkt uit de verklaringen van de verdachten en van [slachtoffer 2]. Op de camerabeelden van [bar naam] is waar te nemen dat op enig moment de verdachten de nachtclub verlaten, op de parkeerplaats blijven staan en dat enkele minuten later [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de nachtclub ook verlaten. Op de camerabeelden is tevens waar te nemen dat er vervolgens op de parkeerplaats een woordenwisseling plaatsvindt tussen de verdachten enerzijds en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] anderzijds, waarvan [getuige 1] en [getuige 2], twee vrienden van de andere verdachte, getuige waren. De verdachte heeft verklaard dat hij en de andere verdachte toen en aldaar meermalen door [slachtoffer 1] met de dood zijn bedreigd, dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de agressoren waren en dat sprake was van een voor de verdachten levensbedreigende situatie. Het Hof acht deze verklaring niet aannemelijk geworden. Allereerst komt deze verklaring niet overeen met de verklaring van getuige [getuige 1], die alles van dichtbij heeft kunnen waarnemen. Hij heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 1] luidruchtig was, maar niet agressief, en dat [slachtoffer 2] neutraal op hem overkwam. Uit de camerabeelden blijkt evenmin dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] agressief waren. Het Hof stelt vast dat op de camerabeelden is waar te nemen dat de omstanders [getuige 1] en [getuige 2] zich op geen enkel moment distantiëren en er ogenschijnlijk rustig bij staan, terwijl de woordenwisseling plaatsvindt. Dit valt moeilijk te rijmen met de door de verdachte geschetste levensbedreigende situatie die op dat moment door toedoen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gaande zou zijn. Uit de camerabeelden blijkt veeleer dat de verdachten degenen waren die als agressoren dienden te worden aangemerkt. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachten en niet de slachtoffers, aanvallende handelingen hebben verricht. De andere verdachte heeft eerst [slachtoffer 1] geduwd en de verdachte heeft daarna [slachtoffer 1] twee keer geslagen. Vervolgens is te zien dat [slachtoffer 1] wegloopt en dat de verdachten achter hem aan lopen. Gelet op het voorgaande en mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte in gezelschap was van drie andere vrienden en daarmee sprake was van een getalsmatig overwicht aan de kant van de verdachte, acht het Hof de verklaring van de verdachte dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de agressoren waren, dat er meermalen doodsbedreigingen jegens zijn persoon en de andere verdachte zijn geuit en dat sprake was van een voor hen levensbedreigende situatie, niet aannemelijk geworden.
Uit de camerabeelden blijkt dat [slachtoffer 1] van de verdachten wegloopt en dat [slachtoffer 1]1.16 seconde nadat hij uit beeld wegloopt, door de andere verdachte, en direct daaropvolgend ook door de verdachte, van achteren wordt neergeschoten. De verdachten hebben in totaal zes kogels in de richting van [slachtoffer 1] afgevuurd. Uit het forensisch autopsierapport volgt dat [slachtoffer 1] vijfmaal van achteren is geraakt, waarbij hij tweemaal in zijn rug is geschoten.
De verdediging heeft aangevoerd dat [slachtoffer 1] wegliep en -op het moment dat hij uit het zicht van de camera was- zich voorover boog, naar zijn zak greep, zich half omdraaide en dat de verdachten toen zagen dat [slachtoffer 1] een vuurwapen in zijn hand had, waarna de andere verdachte zijn vuurwapen heeft gepakt en op [slachtoffer 1] heeft geschoten en de verdachte na het eerste schot van de andere verdachte ook direct zijn vuurwapen heeft gepakt en op [slachtoffer 1] heeft geschoten. Het Hof acht dit niet aannemelijk geworden, reeds nu al deze handelingen van het beweerdelijk pakken van het vuurwapen door [slachtoffer 1], het omdraaien door [slachtoffer 1], het waarnemen door de verdachten van het vuurwapen van [slachtoffer 1]en het vervolgens daarop reageren door de andere verdachte door zijn vuurwapen te pakken en te schieten – gelet op de camerabeelden – in een tijdsbestek van 1.16 seconde zouden moeten hebben plaatsgevonden, hetgeen voor onmogelijk moet worden gehouden.
Ook de vaststelling dat [slachtoffer 1] door vijf van de zes kogels die de verdachten hebben afgevuurd van achteren is geraakt, past niet bij de verklaring van de verdachte. Deze vaststelling past daarentegen wel bij de camerabeelden waarop is te zien dat [slachtoffer 1] van de verdachten wegloopt. Daar komt bij dat geen van de getuigen heeft verklaard een vuurwapen bij [slachtoffer 1]te hebben gezien en evenmin is op [slachtoffer 1] of elders op de plaats delict een vuurwapen aangetroffen. Voor de suggestie van de verdediging dat omstanders het vuurwapen van [slachtoffer 1] zouden kunnen hebben gepakt, biedt het dossier geen aanknopingspunten. Dit acht het Hof daarom niet aannemelijk geworden.
Het Hof stelt voorts op basis van de camerabeelden vast dat [slachtoffer 2] direct hard wegrent op het moment dat [slachtoffer 1] door de verdachten wordt neergeschoten. De andere verdachte draait zich dan om en schiet, terwijl [slachtoffer 2] van deze verdachte wegrent en deze verdachte achter hem aanrent, één keer in zijn richting. De verdachte draait zich ook om richting de wegrennende en vallende [slachtoffer 2] en schiet vervolgens maar liefst acht keer op hem. [slachtoffer 2] wordt daarbij meermalen geraakt, waarbij de twee kogels in zijn rug zijn tegengehouden door het kogelwerend vest dat hij droeg.
De verdediging heeft aangevoerd dat een bewaker, getuige [getuig3 3], kort voor het schietincident tegen de andere verdachte heeft gezegd dat [slachtoffer 2] een vuurwapen bij zich had. Deze verklaring acht het Hof niet aannemelijk geworden, nu [getuige 3] daarover zelf niets heeft verklaard bij de politie. Ook de verklaring van de verdachte dat [slachtoffer 2] een vuurwapen had en dat de andere verdachte dit heeft afgepakt nadat [slachtoffer 2] was neergeschoten en op de grond lag, acht het Hof niet aannemelijk geworden. Deze verklaring wordt niet ondersteund door de camerabeelden. Daarnaast heeft getuige [getuige 1], die op dat moment vlakbij stond, bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet heeft gezien dat de andere verdachte een vuurwapen van [slachtoffer 2] heeft afgepakt. Ook andere getuigen hebben dat niet verklaard.
Het Hof concludeert dan ook dat de aan het noodweerverweer door de verdediging ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is niet komen vast te staan dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen een noodzakelijke verdediging van de verdachte geboden was. Daarom strandt niet alleen het beroep op noodweer, maar ook dat op noodweerexces.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Parketnummer 100.00004/19
Het onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van doodslag.
Het onder 2 impliciet subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto artikel 1:119 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van poging tot doodslag.
Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening in samenhang met artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Parketnummer 100.00582/20
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:273 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Mishandeling.
Het onder 4 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft op de parkeerplaats van een nachtclub, waar meerdere mensen stonden, samen met een ander het slachtoffer [slachtoffer 1] meermalen in de rug geschoten terwijl die [slachtoffer 1] van de verdachten wegliep. [slachtoffer 1] heeft deze aanval van achteren, waarbij hij door zes kogels is geraakt, niet overleefd. Vervolgens zijn de verdachten met z’n tweeën al schietend achter [slachtoffer 2] aangerend, terwijl [slachtoffer 2] wegvluchtte en voor zijn leven rende. De verdachten hebben in totaal negen kogels op [slachtoffer 2] afgevuurd. Ook [slachtoffer 2] is meermalen van achteren geraakt. Hij heeft deze aanval van achteren overleefd.
De verdachte en de andere verdachte hebben [slachtoffer 1] het meest fundamentele recht, het recht op leven, ontnomen, en hebben daarmee geen enkel respect getoond voor het menselijk bestaan. Aan de nabestaanden van [slachtoffer 1]is onherstelbaar leed toegebracht. Ook [slachtoffer 2] is meermalen door de afgevuurde kogels geraakt, waarbij van geluk moet worden gesproken dat de twee kogels in zijn rug zijn tegengehouden door het kogelwerend vest dat hij op dat moment droeg. Dat [slachtoffer 2] niet ernstiger gewond is geraakt dan wel dodelijk is getroffen door de kogels is dan ook geenszins aan de verdachte te danken.
Het lijdt geen twijfel dat dit schietincident de rechtsorde van Sint Maarten ernstig heeft geschokt en gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg heeft gebracht en versterkt.
Verder heeft de verdachte zich tijdens het schietincident samen met de andere verdachte schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. Het Hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij – nadat hij had vastgezeten en is vrijgelaten met betrekking tot dat schietincident – zich wederom schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie leidt, zoals uit de onderhavige zaak ondubbelzinnig en indringend is gebleken, niet zelden tot het plegen van zeer ernstige misdrijven. Daarmee is het strenge justitiële strafvorderingsbeleid dat is ontwikkeld naar aanleiding van het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke wapens en munitie genoegzaam verklaard.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan mishandeling door [slachtoffer 3] in zijn gezicht te slaan en hem, terwijl [slachtoffer 3] op de grond lag, tegen zijn lichaam te schoppen en te slaan. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat het feit op de openbare weg heeft plaatsgevonden, draagt bovendien bij aan het vergroten van reeds bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Dit rekent het Hof de verdachte aan.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Hof houdt ook rekening met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit.
Het Hof kent voorts strafmatigende werking toe aan de betrekkelijk jonge leeftijd van de verdachte tijdens het begaan van de strafbare feiten en de omstandigheid dat de andere verdachte een initiërende rol bij de schietpartij heeft gehad. De andere verdachte is telkens begonnen met schieten, waarna de verdachte volgde.
Gelet op het voorgaande, waarbij tevens in ogenschouw wordt genomen welke straffen in soortgelijke zaken worden opgelegd, is het Hof van oordeel dat de eis van de procureur-generaal, inhoudende een gevangenisstraf voor de duur van 21 jaren, te hoog is en dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren als zijnde een passende en geboden straf, dient te worden opgelegd.
Het Hof acht voorts termen aanwezig om (in de gevoegde zaken) de gevangenneming van de verdachte op grond van artikel 108, tweede lid, Sv te bevelen. Gelet op de beslissing van het Hof tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur, zijn ernstige bezwaren, als bedoeld in artikel 101, eerste lid, Sv, tegen de verdachte aanwezig. Voorts is sprake van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, die de onverwijlde vrijheidsontneming vordert, nu het bewezen verklaarde onder 1 impliciet subsidiair (medeplegen doodslag) en 2 impliciet subsidiair (medeplegen poging doodslag) van het parketnummer 100.00004/19 misdrijven zijn waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld.
Schadevergoeding
Parketnummer 100.00004/19
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt $ 12.492,-.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt $ 711,66.
De benadeelde partij [benadeelde 3]heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt $ 6.975,-.
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt $ 285,-.
De benadeelde partijen zijn bij vonnis waarvan beroep in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft de vorderingen niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Hof genoegzaam gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van verdachtes onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade hebben geleden tot de gevorderde bedragen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vorderingen tot die bedragen toewijsbaar zijn.
Het Hof ziet aanleiding bij elk van de toegewezen bedragen een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van de verschuldigde bedragen niet volgt, zal hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Het Hof wijst voorts de kosten voor rechtsbijstand toe die de benadeelde partij [benadeelde 1] namens alle benadeelde partijen heeft gemaakt, te weten een bedrag van $ 1.450,-.
De toe te wijzen bedragen alsmede de schadevergoedingsmaatregel zullen steeds hoofdelijk worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in de zaak met parketnummer 100.00004/19 en in de zaak met parketnummer 100.00582/20 voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 100.00004/19 onder 1 impliciet primair en 2 impliciet primair ten laste is gelegd, en in de zaak met parketnummer 100.00582/20 onder 1 primair ten laste is gelegd, en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de zaak met parketnummer 100.00004/19 de onder 1 impliciet subsidiair, 2 impliciet subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten, en in de zaak met parketnummer 100.00582/20 de onder 1 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
18 (achttien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de gevangenneming van de verdachte;
Parketnummer 100.00004/19:
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 1] geleden schade toe tot een bedrag van
$ 12.492,- (zegge: twaalfduizendvierhonderdtweeënnegentig Amerikaanse dollar)en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
legt aan de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
$ 12.492,- (zegge: twaalfduizend vierhonderdtweeënnegentig Amerikaanse dollar), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 92 (tweeënnegentig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 2] geleden schade toe tot een bedrag van
$ 711,66 (zegge: zevenhonderdelf Amerikaanse dollar en zesenzestig cent)en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
legt aan de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
$ 711,66 (zegge: zevenhonderdelf Amerikaanse dollar en zesenzestig cent),bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 3] geleden schade toe tot een bedrag van
$ 6.975,-. (zegge: zesduizend negenhonderdvijfenzeventig Amerikaanse dollar)en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
legt aan de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 3]de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
$ 6.975,-. (zegge: zesduizend negenhonderdvijfenzeventig Amerikaanse dollar),bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 69 (negenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 4] geleden schade toe tot een bedrag van
$ 285,-. (zegge: tweehonderdvijfentachtig Amerikaanse dollar)en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
legt aan de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 4]de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
$ 285,-. (zegge: tweehonderdvijfentachtig Amerikaanse dollar),bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 1] namens alle benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op $ 1.450,-, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormelde bedragen heeft betaald aan de benadeelde partijen of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen of aan het Land.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S. Verheijen, S.A. Carmelia en A.S. Arnold, leden van het Hof, bijgestaan door mr. E.P. Versluis, (zittings)griffier, en op 31 maart 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
Mr. A.S. Arnold is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten (Team Bestrijding Zware Criminaliteit) d.d. 5 juni 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 147/JD/19 en de onderzoeksnaam “Thorium”.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 31 december 2018, p. 41-43.
3.Proces-verbaal d.d. 11 maart 2019, p. 94.
4.Schriftelijk bescheid, te weten een forensisch autopsierapport, d.d. 3 januari 2019, p. 28-40.
5.Proces-verbaal d.d. 31 december 2018, p. 5-6.
6.Schriftelijk bescheid, te weten een medische verklaring, d.d. 31 december 2018, p. 49-50.
7.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten (Algemene Recherche) d.d. 24 februari 2021, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 339/JD/2020 en de onderzoeksnaam “[onderzoeksnaam]”.
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 27 september 2020, bijlage 1.1.
9.Proces-verbaal d.d. 5 oktober 2020, bijlage 8B.
10.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 23 december 2020, bijlage 6I.
11.Proces-verbaal d.d. 23 december 2020, bijlage 8I.
12.Proces-verbaal d.d. 7 januari 2021, bijlage 9B.
13.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 8 maart 2022, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.