ECLI:NL:OGHACMB:2022:144

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
H 10/21 400.00245/20
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis in hoger beroep met betrekking tot vrijspraak en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire. De verdachte was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft de vordering van de procureur-generaal in overweging genomen, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van acht jaren. De raadsman van de verdachte heeft gepleit voor vrijspraak en heeft een verweer gevoerd tegen de vorderingen van de benadeelde partijen.

Het Hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, maar met verbetering van gronden. De overwegingen van het Gerecht met betrekking tot de vrijspraak zijn overgenomen, met de aanpassing dat de bewijsoverwegingen zijn verduidelijkt. Het Hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met een medeverdachte de overval heeft gepleegd. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de niet-ontvankelijkheid van sommige vorderingen is vastgesteld.

De uitspraak is gedaan door een collegiaal Hof, waarbij de griffier aanwezig was. Het vonnis is openbaar uitgesproken in een zitting die via een beeld- en geluidsverbinding met Bonaire werd gehouden. De zaak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor veroordeling in strafzaken en de rol van benadeelde partijen in het proces.

Uitspraak

Zaaknummer: H 10/21

Parketnummer: 400.00245/20
Uitspraak: 24 juni 2022 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, (hierna: het Gerecht) van 4 februari 2021 en het daarbij behorende herstelvonnis van 16 augustus 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1994 op [geboorteplaats],
thans wonende in [woonplaats].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het ten laste gelegde vrijgesproken. Voorts heeft het Gerecht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding.
De officier van justitie heeft op 15 februari 2021 hoger beroep in gesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. E.J Winkel, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen de ter terechtzitting aanwezige benadeelde partijen, [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] (laatstgenoemde namens [bedrijf 1]) in het kader van hun vordering tot schadevergoeding naar voren hebben gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van het voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts:
  • de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 2] en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachten;
  • de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van $ 10.000,00, de niet-ontvankelijkheidverklaring van die benadeelde partij in hetgeen hij overigens heeft gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel;
  • de niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3].
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte primair integraal zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd en een verweer ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep onder verbetering van gronden bevestigen. Het Hof kan zich namelijk verenigen met het vonnis waarvan beroep en met de redengeving waarop dit berust met dien verstande dat de gronden van het vonnis waarvan beroep zullen worden verbeterd, in die zin dat het Hof de hierna te noemen bewijsoverweging op pagina 4 zal vervangen.
Vrijspraak
Het Hof neemt de overwegingen van het Gerecht met betrekking tot de vrijspraak over, met dien verstande dat het Hof de volgende passage op pagina 4 van het vonnis, luidende:
“Het Gerecht is van oordeel dat bovengenoemde feiten en omstandigheden weliswaar vragen oproepen en enige aanwijzingen kunnen opleveren voor vermoedelijke betrokkenheid bij zaken waarmee de medeverdachten zich bezighouden, maar dat dit niet voldoende is om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] de overval heeft gepleegd. Daarbij neemt het Gerecht in aanmerking dat de verklaring van [medeverdachte 2] over de contacten tussen [medeverdachte 1] en verdachte geen steun vindt in het dossier, nu niet is komen vast te staan dat de verdachte op enige manier daadwerkelijk contact heeft gehad met [medeverdachte 1]. Dat verdachte via de telefoon van [medeverdachte 2] contact zou onderhouden met [medeverdachte 1] komt het Gerecht verder ook vreemd voor, nu uit het dossier blijkt dat verdachte een telefoonnummer heeft waarop hij en zijn vriendin bereikbaar zijn. Verder bevat het dossier geen concrete aanknopingspunten waaruit de betrokkenheid en bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde kan worden afgeleid. De omstandigheid dat er in juni 2020 tussen verdachte en [medeverdachte 2] over een wapen zou zijn gesproken, acht het Gerecht daartoe niet voldoende.”
vervangt door:
Het Hof is van oordeel dat bovengenoemde feiten en omstandigheden weliswaar vragen oproepen en enige aanwijzingen kunnen opleveren voor vermoedelijke betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde, maar dit is niet voldoende om met voldoende mate van zekerheid vast te stellen dat de verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met de andere verdachte [medeverdachte 1] de overval heeft gepleegd. Het dossier bevat namelijk geen concrete of directe aanknopingspunten waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte betrokken is geweest bij de overval, laat staan als medepleger.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.L.M. van Opstal, M.J. de Kort en S. Verheijen, leden van het Hof, bijgestaan door mr. E.L. den Dekker, (zittings)griffier, en op 24 juni 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao met een directe beeld- en geluidsverbinding met het gerechtsgebouw in Bonaire.
mr. S. Verheijen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier: