ECLI:NL:OGHACMB:2022:143

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
H 11/21 400.00107/20 en 400.00100/17
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis GEA met aangepaste vrijspraak en schadevergoeding in strafzaak

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte was eerder vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 400.00107/20, maar was wel veroordeeld voor de feiten onder parketnummer 400.00100/17 tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak en vorderde een zwaardere straf van 4 jaren.

Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, maar met verbeterde gronden. De vrijspraak van de verdachte werd gehandhaafd, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de overval op de geldlopers. De overwegingen van het Gerecht met betrekking tot de vrijspraak werden overgenomen, maar de formulering werd aangepast om de onduidelijkheid over de betrokkenheid van de verdachte te verduidelijken. Het Hof concludeerde dat de voor medeplichtigheid vereiste dubbele opzet ontbrak, waardoor de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen.

Daarnaast heeft het Hof beslissingen genomen over de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen. De vorderingen van enkele benadeelde partijen werden toegewezen, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard. Het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij mr. S. Verheijen niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Zaaknummer: H-11/21

Parketnummer: 400.00107/20 & 400.00100/17
Uitspraak: 24 juni 2022 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, (hierna: het Gerecht) van 4 februari 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1993 op [geboorteplaats],
thans wonende in [woonplaats].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder parketnummer 400.00107/20 onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder parketnummer 400.00100/17 ten laste gelegde veroordeeld voor een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen in de zaak met parketnummer 400.00107/20.
De officier van justitie heeft op 15 februari 2021 hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de officier van justitie is niet gericht tegen de veroordeling van het onder parketnummer 400.00100/17 ten laste gelegde. In zoverre is derhalve het vonnis waarvan beroep niet aan de beoordeling in hoger beroep onderworpen, zodat uitsluitend het vonnis ter zake van parketnummer 400.00107/20 ter beoordeling aan het Hof voorligt.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte, mr. M.M.A. van Lieshout, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen de ter terechtzitting aanwezige benadeelde partijen, [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] (laatstgenoemde namens [bedrijf 1].) in het kader van hun vordering tot schadevergoeding naar voren hebben gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 meer subsidiair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van het voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts:
  • de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 2] en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachten;
  • de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van $ 10.000,00, de niet-ontvankelijkheidverklaring van die benadeelde partij in hetgeen hij overigens heeft gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel;
  • de niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3].
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsvrouw een strafmaatverweer gevoerd en een verweer ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep onder verbetering van gronden bevestigen. Het Hof kan zich namelijk verenigen met het vonnis waarvan beroep en met de redengeving waarop dit berust met dien verstande dat de gronden van het vonnis waarvan beroep zullen worden verbeterd, in die zin dat het Hof de hierna te noemen bewijsoverweging op pagina 6 zal vervangen.
Vrijspraak
Het Hof neemt de overwegingen van het Gerecht met betrekking tot de vrijspraak over, met dien verstande dat het Hof de volgende passage op pagina 6 van het vonnis waarvan beroep, luidende :
“Wat het Gerecht niet kan vaststellen en wat ook niet voldoende aannemelijk is geworden op basis van de gevoerde gesprekken of anderszins is dat verdachte wist of moest weten van de overval die op de geldlopers plaatsvond. Dat de auto die hij voor [medeverdachte 1] heeft geregeld dezelfde auto zou zijn waarmee de overvallers naar de parkeerplaats van het casino zijn gebracht en daarvandaan zijn gevlucht, kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. De enkele omstandigheid dat het een zelfde type auto zou betreffen, is daartoe onvoldoende nu er geen kenteken of andere unieke onderscheidende kenmerken van de vluchtauto zijn waargenomen. Daarnaast kan evenmin worden afgeleid uit bedoelde gesprekken dat het verdachte is geweest die de medeverdachte heeft geadviseerd omtrent bij de overval te gebruiken wapens en munitie of dat hij die wapens aan de overvallers heeft afgeleverd.
Het Gerecht is van oordeel dat onder voornoemde omstandigheden de voor medeplichtigheid vereiste dubbele opzet ontbreekt. Het meer en meest ten laste gelegde is daarom niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.”
vervangt door:
Wat het Hof niet kan vaststellen en wat ook niet voldoende aannemelijk is geworden op basis van de gevoerde gesprekken of anderszins is dat de verdachte wist of moest weten van de overval die op de geldlopers plaatsvond.
Uit de gesprekken kan worden afgeleid dat de verdachte heeft gesproken over vuurwapens en munitie en over het ophalen van medeverdachte [medeverdachte 1]. Ook erkent de verdachte dat hij aan de medeverdachte [medeverdachte 1] een auto heeft verhuurd, welke auto mogelijk is gebruikt bij de overval.
Bewijs dat de verdachte wist van de overval ontbreekt echter, zodat om die reden de voor medeplichtigheid vereiste dubbele opzet ontbreekt. Het meer en meest subsidiair ten laste gelegde is daarom niet wettig en overtuigend te bewijzen, zodat de verdachte ook hiervan zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.L.M. van Opstal, M.J. de Kort en S. Verheijen, leden van het Hof, bijgestaan door mr. E.L. den Dekker, (zittings)griffier, en op 24 juni 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao met een directe beeld- en geluidsverbinding met het gerechtsgebouw in Bonaire.
mr. S. Verheijen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier: