In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte, geboren in 1975, was eerder vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek van voorarrest voor andere ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting heeft de procureur-generaal, mr. R.H. den Haan, gevorderd dat het Hof het vonnis bevestigt, terwijl de raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak.
Het Hof heeft het vonnis bevestigd, maar met verbetering van gronden. Dit houdt in dat de bewijsmiddelen, bewijsoverwegingen en juridische conclusies zijn aangevuld. Het Hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor bepaalde ten laste gelegde feiten, maar dat er wel bewijs was voor andere feiten, waaronder het aannemen van giften door de verdachte in ruil voor informatie. De voorlopige hechtenis van de verdachte, die eerder was geschorst om medische redenen, is opgeheven. Het Hof oordeelde dat de omstandigheden die eerder tot schorsing leidden, niet langer aanwezig zijn. De beslissing van het Hof is genomen in het belang van de strafvordering en de maatschappelijke veiligheid.