ECLI:NL:OGHACMB:2022:141

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
H95/19 100.00563/17, 100.00031/18, 100.00178/18, 100.00400/18 en 100.00156/15 (TUL)
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis in hoger beroep met betrekking tot strafzaken en bewijsmiddelen

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, dat op 13 februari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1958, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van voorarrest, en was vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het Hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is voor zover het zich richt tegen de vrijspraak van bepaalde feiten, aangezien volgens artikel 434 van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak.

Het Hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de vordering van de procureur-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. De procureur-generaal heeft bevestigd dat het vonnis van het Gerecht moet worden gehandhaafd, terwijl de raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak van de ten laste gelegde feiten. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, met enkele aanvullingen en verbeteringen van de bewijsmiddelen en juridische conclusies. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij bepaalde sociale evenementen heeft aangeboden aan een ambtenaar, maar heeft wel bewezen geacht dat hij andere giften heeft gedaan met het oogmerk om de ambtenaar te bewegen tot bepaalde handelingen.

De beslissing van het Hof houdt in dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep voor de vrijspraak, maar dat het vonnis van het Gerecht wordt bevestigd, met inachtneming van de verbeteringen en aanvullingen die zijn gedaan.

Uitspraak

Zaaknummer: H-95/19

Parketnummers: 100.00563/17, 100.00031/18, 100.00178/18, 100.00400/18 en
100.00156/15 (TUL)
Uitspraak : 14 juli 2022 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, (hierna: het Gerecht) van 13 februari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [geboorteland], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 1, 2 en 3 (Dagvaarding I) en van het onder 1, 3, 4 en 6 (Dagvaarding II) ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest en ter zake van het onder 2 en 5 (Dagvaarding II) ten laste gelegde vrijgesproken. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van een vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 100.00156/15 bij vonnis van dit Hof van 12 januari 2017 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich derhalve ook tegen de door het Gerecht gegeven vrijspraak van het onder 2 en 5 (Dagvaarding II) laste gelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 434 van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. De vrijspraak is daarom beschermd. Bijgevolg is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het betrekking heeft op de beslissingen ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 (Dagvaarding I) en 1, 3, 4 en 6 (Dagvaarding II) ten laste gelegde. Het Hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit tegen feiten 2 en 5 (Dagvaarding II) is gericht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 (Dagvaarding I) en het onder 1, 3 en 6 (Dagvaarding II) ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 4 op Dagvaarding II heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep bevestigen, met verbetering van gronden, in die zin dat bewijsmiddelen zullen worden aangevuld en/of verbeterd, juridische conclusies en de bewijsoverwegingen zullen worden aangevuld.
Aanvulling en verbetering bewijsmiddelen

Aanvulling bewijsmiddelen

Het Hof vult de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 (Dagvaarding I) als volgt aan:
Aanhef van dit bewijsmiddel..
“Tijdens het onderzoek aan de digitale gegevens werd in het bestand pad:“[bestand naam 1]”onder andere aangetroffen: een gescand document onder de naam“[bestandnaam 2]”. Het document betreft een proces-verbaal van aangifte van opzettelijk wegmaken van voorwerpen, mishandeling en bedreiging. De aangifte is tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Datum van het gepleegde strafbare feit is tussen dinsdag 3 maart 2015 en vrijdag 10 april 2015. Bij de datum/tijd en plaats aangifte staat vermeld: Op maandag 30 november 2015, omstreeks 11:30 uur bij de politiewacht.
De aangever is [verdachte] en de verbalisant die de aangifte heeft opgenomen is [verbalisant]. De datum van ondertekening van de aangifte is maandag 30 november 2015. De aangifte is door [verdachte] en [verbalisant] ondertekend. De (midden) bovenzijde van het proces-verbaal is voorzien van een stempel met het opschrift “Origineel”.” [1]
Het Hof vult de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 (Dagvaarding II) als volgt aan:
Een schriftelijk bescheid, zijnde een Psychological Evaluation
Name : [slachtoffer]
Date of birth : [geboortedatum 2] 2011 [2]

Verbetering bewijsmiddelen

Het Gerecht heeft in bewijsmiddel ‘
Verklaringen [getuige 1]op pagina 10 van het vonnis waarvan beroep opgenomen:
“(…) Wanneer hij [verbalisant] uitbetaalde maakte hij hier geldopnames van via het camerasysteem van de woning of met een taperecorder. (…)”
Het Hof verbetert die zin als volgt:
“(…) Wanneer hij [verbalisant] uitbetaalde maakte hij hier opnames van via het camerasysteem van de woning of met een taperecorder. (…)”
Het Gerecht heeft in bewijsmiddel ‘
Verklaring [verbalisant]op pagina 17 van het vonnis opgenomen:
“(…) Op een gegeven moment zag verdachte een man en een vrouw aan een kliko trekken. (…) De man met wie verdachte in de auto had gezeten, zei dat hij weg moest. Verdachte heeft de in beslag genomen goederen in het politiebureau neergezet. Verdachte heeft op dat moment niemand geïnformeerd over de goederen die hij in beslag had genomen. (…)”
Het Hof verbetert die zinssneden als volgt:
“(…) Op een gegeven moment zag [verbalisant] een man en een vrouw aan een kliko trekken. (…) De man met wie [verbalisant] in de auto had gezeten, zei dat hij weg moest. [Verbalisant] heeft de in beslag genomen goederen in het politiebureau neergezet. [Verbalisant] heeft op dat moment niemand geïnformeerd over de goederen die hij in beslag had genomen. (…)”
Aanvulling juridische conclusies
Het Hof vult de juridische conclusies ten aanzien van feit 2 (Dagvaarding I) op pagina 23 van het vonnis als volgt aan:
Anders dan de procureur-generaal is het Hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte een visexcursie dan wel etentjes, borrels, drankgelagen en/of andere, soortgelijke sociale evenementen heeft verleend of aangeboden aan [verbalisant] met het oogmerk om genoemde ambtenaar te bewegen in zijn bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht iets te doen of na te laten. Zowel de verdachte als [verbalisant] hebben verklaard dat zij een vriendschap hebben ontwikkeld en dat ze in het kader van deze vriendschap met elkaar omgingen en socialiseerden, en dat de vriendschap wederzijds was. Weliswaar bestaan er op basis van het dossier sterke vermoedens dat de verdachte de vriendschap tussen [verbalisant] en hemzelf is aangegaan juist omdat [verbalisant] een politieagent was en deze aldus nuttige informatie voor de verdachte zou kunnen hebben. Dit is echter onvoldoende om deze onderdelen wettig en overtuigend bewezen te verklaren, nu niet is gebleken dat er sprake was van een eenzijdige vriendschap, waarin uitsluitend de verdachte investeerde door middel van het betalen of aanbieden van etentjes, borrels en soortgelijke sociale evenementen aan [verbalisant]. De genoemde etentjes, borrels drankgelagen en/of andere sociale evenementen, waaronder een visexcursie, zouden in de omstandigheden van dit geval kunnen worden gezien als normale sociale omgang tussen vrienden. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van deze ten laste gelegde onderdelen onder feit 2 (Dagvaarding I). Dit geldt niet voor het betalen door de verdachte aan [verbalisant] van een vliegticket en een behoorlijk geldbedrag en het beveiligen van zijn telefoon. Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze giften heeft gedaan met het oogmerk om [verbalisant] te bewegen in zijn bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten, hetgeen [verbalisant] ook daadwerkelijk heeft gedaan door informatie te verschaffen uit lopende politieonderzoeken, over collega’s en andere informatie, alsmede het valselijk opmaken van een proces-verbaal.
Aanvulling bewijsoverweging
Het verweer van de raadsvrouw, inhoudende dat de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] kennelijk leugenachtig zijn, wordt door het Hof verworpen. Het Hof acht deze verklaringen betrouwbaar, nu deze gedetailleerd en consistent zijn. De door de getuige [getuige 2] beschreven gang van zaken en de door de getuige [getuige 3] afgelegde verklaring vinden bovendien op wezenlijke onderdelen bevestiging in de andere gebezigde bewijsmiddelen. Het Hof acht hun verklaringen aldus bruikbaar voor het bewijs. Het verweer wordt verworpen.

BESLISSING

Het Hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing van het in de zaak met parketnummers 100.00563/17, 100.00031/18 en 100.00178/18 (Dagvaarding II) onder 2 en 5 ten laste gelegde;
bevestigt het vonnis van het Gerecht met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S. Verheijen, S.A. Carmelia en W.J. Geurts-de Veld, leden van het Hof, bijgestaan door mr. O.H.M. Leito, zittingsgriffier, en op 14 juli 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Whale ZD 2 Proces-verbaal van bevindingen van Aangifte d.d. 30 november 2015 van 14 juni 2018, p. 151-153.
2.Schriftelijk bescheid, te weten: Psychological evaluation d.d. 20 mei 2018 van M. Veltman, orthopedagoog/Health Care psychologist.