ECLI:NL:OGHACMB:2022:136

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
CUR2022H00082
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van inschrijvingsregels voor ondernemingen en rechtspersonen in het Handelsregister van Curaçao

In deze zaak heeft de Kamer van Koophandel en Nijverheid Curaçao hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De Kamer had bezwaar tegen de beslissing van het Gerecht dat de inschrijving van de coöperatie CIP in het Handelsregister niet onjuist of onvolledig was, ondanks het ontbreken van een adres in Curaçao. De Kamer stelde dat ondernemingen en rechtspersonen een adres in Curaçao moeten opgeven om ingeschreven te kunnen worden in het Handelsregister. Het Hof heeft de feiten en de relevante wetgeving, waaronder de Handelsregisterverordening en de Vestigingsregeling voor Bedrijven, zorgvuldig onderzocht. Het Hof concludeert dat zowel ondernemingen als rechtspersonen, zoals coöperaties, verplicht zijn om een adres in Curaçao op te geven voor inschrijving in het Handelsregister. Dit is essentieel voor de rechtszekerheid en de goede werking van het Handelsregister. Het Hof gelastte CIP om binnen twee weken haar adres in Curaçao op te geven, en bepaalde dat de secretaris van de Kamer de inschrijving zal aanvullen of doorhalen afhankelijk van de opgave van het adres. De beslissing van het Hof werd op 6 december 2022 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022
Registratienummers: CUR202103946 – CUR2022H00082
Uitspraak: 6 december 2022
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN NIJVERHEID CURAÇAO,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg verzoekster, thans appellante,
gemachtigden: mrs. M.F. Bonapart en P.Ch.M. Tweeboom,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIE IMPETUS PRIMARIS,
met statutaire zetel in Curaçao,
in eerste aanleg verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigden (thans): mrs. J. Roks en R.J. Toonen.
Partijen worden hierna de Kamer en CIP genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 14 april 2022 ingekomen beroepschrift, met producties, is de Kamer in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 17 maart 2022 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft de Kamer vijf grieven tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof een oordeel geeft over haar grieven tegen de beschikking van het Gerecht en over de inschrijvingsregels, kosten rechtens.
1.2
Bij brief van 24 oktober 2022 heeft CIP haar standpunt gegeven en aangekondigd dat zij, afhankelijk van de uitspraak in hoger beroep, een lokale vertegenwoordiger zal aanstellen.
1.3
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 25 oktober 2022. Namens de Kamer is J. Jacobs verschenen, secretaris van de Kamer, met de gemachtigde mr. P.Ch.M. Tweeboom. Zijdens CIP is niemand verschenen, zoals was aangekondigd.
1.4
Beschikking is aangezegd en bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.1.1
CIP is een coöperatie naar het recht van Curaçao als bedoeld in art. 2:90 lid 1 BW. Zij is bij notariële akte van 25 oktober 2021 in Curaçao opgericht ten overstaan van mr. M.J.O. Moerdijk, notaris in Curaçao (hierna: de notaris). De oprichters waren: The United Trust Company N.V. en
Centennial Management N.V., beide naamloze vennootschappen naar het recht van Curaçao en gevestigd in Curaçao. Als eerste bestuurder is benoemd: United International Management B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar het recht van (Europees) Nederland, gevestigd te Amsterdam, Nederland.
2.1.2
De statuten van CIP bepalen onder meer:

Naam en zetel
Artikel 1
1. (…)
2. De coöperatie heeft haar zetel te Curaçao.
Doel
Artikel 2
1. De coöperatie heeft als doel te voorzien in de stoffelijke behoefte van haar leden, krachtens met hen gesloten overeenkomsten, in het bedrijf dat zij te dien einde ten behoeve van haar leden uitoefent of doet uitoefenen, zulks in overeenstemming met artikel 2:90 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2. De coöperatie tracht haar doel te verwezenlijken door het uitoefenen of doen uitoefenen van de volgende bedrijfsactiviteiten:
(…)”
2.1.3
Op 25 oktober 2021 heeft de Kamer formulieren ontvangen waarbij de notaris verzocht om inschrijving van CIP en de eerste bestuurder van CIP in het Handelsregister. Als adres van de onderneming van CIP is ingevuld:
Strawinskylaan [nr.],
WTC, [verdere specificatie],
[postcode] Amsterdam,
Nederland.
2.1.4
De secretaris van de Kamer heeft de verzochte inschrijving aanvankelijk geweigerd, omdat er geen adres in Curaçao was opgegeven. Na aandringen van het notariskantoor heeft de secretaris van de Kamer CIP en haar bestuurder alsnog ingeschreven in afwachting van een oordeel van de rechter.
2.2
In dit geding heeft de Kamer het Gerecht op de voet van art. 18 lid 1 van de Handelsregisterverordening (hierna: Hrv) verzocht te beslissen over de vraag of de inschrijving juist en volledig is en verdere instructies te geven.
2.3
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht geoordeeld dat het ontbreken van een adres in Curaçao de opgave niet onjuist of onvolledig maakt en de Kamer bevolen de inschrijving te handhaven. Hiertegen is het hoger beroep gericht.
2.4
Ingevolge art. 2 lid 1 Hrv worden in het Handelsregister ingeschreven:
a. ondernemingen, en b. rechtspersonen.
2.5
Eerst onderzoekt het Hof de inschrijving van ondernemingen. Die is geregeld in art. 3 Hrv. Ingevolge art. 3 lid 1 Hrv is voor inschrijving van een onderneming nodig dat deze in de (voormalige) Nederlandse Antillen is gevestigd of daar een nevenvestiging heeft.
2.6
Blijkens art. 3 lid 4 Hrv kunnen ook buitenlandse rechtspersonen in Curaçao gevestigd zijn (voor inschrijving van een rechtspersoon is dus op zichzelf niet nodig dat deze woonplaats als bedoeld in art. 10 lid 2 BW in Curaçao heeft). In de memorie van toelichting (Staten van de Nederlandse Antillen, Zitting 2004-2005) heeft de regering hierover het volgende opgemerkt:
“De statutaire zetel, aldus de incorporatieleer, is bepalend voor beantwoording van de vraag of een rechtspersoon een Antilliaanse of een buitenlandse rechtspersoon is. De rechtspersoon wordt beheerst door het rechtsstelsel in overeenstemming waarmee hij is opgericht. Niet naar het recht van de Nederlandse Antillen opgerichte rechtspersonen worden ten deze aangemerkt als buitenlandse rechtspersonen. De hier te lande opgerichte – Antilliaanse – rechtspersoon is op grond van haar statutaire vestiging hier te lande gehouden tot het doen van de voorgeschreven opgaven. Voor het ontstaan van een overeenkomstige opgaafplicht van een buitenlandse rechtspersoon, – een rechtspersoon opgericht naar buitenlands recht –, is bepalend of deze een onderneming op de Antillen drijft, en daarmee – feitelijk – op de Nederlandse Antillen gevestigd is. Het zij de registratie van deze laatste ondernemingsactiviteiten die de Regering voor ogen staan.”
Hieruit dient te worden afgeleid dat buitenlandse rechtspersonen alleen in het Handelsregister kunnen worden ingeschreven, indien zij daadwerkelijk een onderneming drijven die in de Nederlandse Antillen is gevestigd of daar een nevenvestiging heeft.
2.7
Blijkens art. 6 lid 3 Hrv kunnen ook ondernemingen ingeschreven worden die buiten de Nederlandse Antillen gevestigd zijn. Zij dienen dan hun hoofdnederzetting in de Nederlandse Antillen te hebben. Blijkens art. 1 onder f Hrv wordt daarmee gedoeld op een nevenvestiging in de Nederlandse Antillen. Dus voor die ondernemingen is voor inschrijving in het Handelsregister nodig dat zij een nevenvestiging in de Nederlandse Antillen hebben.
2.8
Tussenconclusie is dat weliswaar buitenlandse rechtspersonen en buiten de Nederlandse Antillen gevestigde ondernemingen in het Handelsregister kunnen worden ingeschreven, maar dat dit niet eraan afdoet dat het voorschrift van art. 3 lid 1 Hrv onverkort geldt dat ondernemingen slechts in het Handelsregister kunnen worden ingeschreven, indien zij in de Nederlandse Antillen zijn gevestigd of daar een nevenvestiging hebben.
2.9
Nu richt het Hof zijn aandacht op de inschrijving van rechtspersonen. Die is geregeld in art. 4 Hrv. De Handelsregisterverordening legt een verband tussen rechtspersonen en ondernemingen door in art. 3 lid 3 Hrv te bepalen dat aan bepaalde rechtspersonen (waaronder coöperaties) steeds geacht wordt een onderneming toe te behoren. Met de term “geacht wordt” heeft de wetgever een juridische fictie in het leven geroepen. Ook rechtspersonen waaraan in werkelijkheid geen onderneming toebehoort, worden behandeld alsof dat wel zo is. Wordt dat geacht een onderneming te zijn als bedoeld in art. 3 lid 1 Hrv, dus een onderneming die in de Nederlandse Antillen is gevestigd of daar een nevenvestiging heeft?
2.1
Het Hof beantwoordt die vraag bevestigend.
2.11
Ten eerste strookt dat met hetgeen de regering heeft opgemerkt in de Memorie van Toelichting (Staten van de Nederlandse Antillen, Zitting 2004-2005):
“Regel is dat de bevoegdheid tot inschrijving samenloopt met de plaats van vestiging van de rechtspersoon, onderneming of nevenvestiging. Aan de (…) bedoelde rechtspersonen wordt dus steeds geacht een onderneming toe te behoren, waardoor de statutaire plaats van vestiging van bedoelde rechtspersonen en de feitelijke plaats van vestiging van de onderneming steeds binnen het gebied van één Kamer vallen; (…)”
2.12
Ten tweede zou art. 3 lid 3 Hrv anders zonder goede zin zijn.
2.13
Ten derde vindt het Hof steun voor zijn bevestigende beantwoording in de functies en taken van de Kamer en de functies van het Handelsregister. De Kamer is een wettelijk geregelde instelling, die ingevolge art. 1 lid 1 Landsverordening op de Kamers van Koophandel en Nijverheid (P.B. 1944, No. 201) de koophandel en nijverheid in de Nederlandse Antillen vertegenwoordigt. Een van de wettelijke taken van de Kamer is het houden en beheren van het Handelsregister. Het Handelsregister is een openbaar register. Eenieder kan gegevens over de ingeschreven ondernemingen en rechtspersonen raadplegen, zodat men bijvoorbeeld kan weten wie de ingeschreven onderneming of rechtspersoon kan of kunnen vertegenwoordigen. Dit bevordert de rechtszekerheid in het economische verkeer in de Nederlandse Antillen. Zowel de Kamer als het Handelsregister staan ten dienste van het economische verkeer in de Nederlandse Antillen en met name in Curaçao. Gelet hierop ligt het voor de hand aan te nemen dat rechtspersonen die moeten worden ingeschreven, geacht worden op enigerlei wijze deel te nemen aan het economische verkeer in Curaçao door daar gevestigd te zijn of een nevenvestiging te hebben.
2.14
Tussenconclusie is dat coöperaties naar het recht van Curaçao moeten worden ingeschreven in het Handelsregister en dat daarbij steeds wordt aangenomen dat aan hen een onderneming toebehoort die in de Nederlandse Antillen is gevestigd of daar een nevenvestiging heeft.
2.15
De vraag welke gegevens een in te schrijven onderneming of rechtspersoon moet opgeven is nader geregeld in het Handelsregisterbesluit 2009 (hierna: Hrb).
De artikelen 13 en 14 Hrb stellen eisen die onafhankelijk zijn van de rechtsvorm.
Art. 13 Hrb heeft betrekking op onder meer ondernemingen, art. 14 Hrb op rechtspersonen. Voor rechtspersonen die geacht worden een onderneming te drijven, zoals coöperaties, gelden de eisen van beide bepalingen. De artikelen 16 tot en met 22 Hrb stellen nadere eisen die afhankelijk zijn van de rechtsvorm. De eisen van artikelen 16 tot en met 22 Hrb komen dus niet in de plaats van de artikelen 13 en 14 Hrb, maar zijn daar een aanvulling op. Voor coöperaties gelden de eisen van art. 13, art. 14 en art. 20 Hrb.
2.16
Artikel 13 lid 1 Hrb stelt als eis “het adres en, voor zover van toepassing, het correspondentie-adres”, art. 14 Hrb stelt als eis “het adres, voor zover van toepassing, het correspondentie-adres” (zonder het woordje “en”) en art. 20 Hrb stelt geen eisen met betrekking tot enig adres. Geldt nu als eis dat er een adres in Curaçao moet worden opgegeven?
2.17
Het Hof beantwoordt die vraag eveneens bevestigend. Hierbij neemt het Hof aan dat in art. 14 Hrb het woordje “en” bij wijze van vergissing is weggevallen (zonder dat woordje loopt de zin niet). Er moet dus altijd een adres worden opgegeven. Indien er een correspondentie-adres bestaat, moet dat ook worden opgegeven. Uit de omstandigheid dat ondernemingen slechts in het Handelsregister kunnen worden ingeschreven, indien zij in de Nederlandse Antillen zijn gevestigd of daar een nevenvestiging hebben (zie rov. 2.5-2.8 hiervoor), in combinatie met de omstandigheid dat zowel de Kamer als het Handelsregister ten dienste staan van het economische verkeer in de Nederlandse Antillen (zie rov. 2.13 hiervoor) leidt het Hof af dat bij inschrijving in het Handelsregister een adres in Curaçao moet worden opgegeven.
2.18
Verdere steun voor dit oordeel vindt het Hof in de volgende omstandigheden.
2.19
De verplichting om een adres in Curaçao op te geven, bevordert een goede werking van het Handelsregister. Het bevordert immers de rechtszekerheid en een goede gang van zaken in het economische verkeer in Curaçao, als degenen die het Handelsregister kunnen raadplegen, ook kennis kunnen nemen van een adres in Curaçao waar zij de ingeschreven onderneming of rechtspersoon kunnen bereiken. Dit vergemakkelijkt bijvoorbeeld het afleggen van verklaringen als bedoeld in van art. 3:37 lid 3 BW. De deurwaarder kan dat adres gebruiken om exploten te betekenen. De Kamer kan dat adres gebruiken voor facturen. Curaçaose overheidsinstellingen kunnen dat adres ook gebruiken. Uit art. 2:25 lid 1 onder a sub 2 BW blijkt dat de Kamer de bereikbaarheid van de bestuurders van een ingeschreven coöperatie dient te bewaken en dat het Handelsregister een adres van de ingeschreven coöperatie moet vermelden.
2.2
Ingevolge art. 2 Vestigingsregeling voor Bedrijven (PB 1946 no. 43) is het verboden zonder vergunning een zaak te vestigen. Langdurige afwezigheid kan ingevolge art. 7 Vestigingsregeling voor Bedrijven tot intrekking van de vergunning leiden. De minister van Economische Ontwikkeling heeft Richtlijnen voor het aanvragen en de afgifte van een vestigings- en directievergunning 2011 bekendgemaakt. Blijkens art. 2 lid 2 sub a van die richtlijnen dient een rechtspersoon bij de aanvraag van een vestigingsvergunning een uittreksel uit het Handelsregister over te leggen. De praktijk is dat de Minister een adres in Curaçao verlangt en daarbij afgaat op het Handelsregister. Deze praktijk strookt met het oordeel dat voor inschrijving in het Handelsregister opgave van een adres in Curaçao is vereist.
2.21
Ook in de belastingwetgeving geldt als uitgangspunt dat een lichaam dat voor de belastingheffing in Curaçao gevestigd is, een adres in Curaçao heeft en moet opgeven.
2.22
Bovenstaande overwegingen brengen het Hof tot het oordeel dat zowel ondernemingen als bedoeld in art. 3 lid 1 Hrv als rechtspersonen als bedoeld in art. 4 lid 1 Hrv een adres in Curaçao moeten opgeven om te kunnen worden ingeschreven in het Handelsregister van Curaçao.
2.23
In Nederland is in art. 5-17 van de Handelsregisterwet 2007 de inhoud van het Handelsregister omschreven, met in art. 5 en 6 Handelsregisterwet een omschrijving van de ondernemingen en rechtspersonen die ingeschreven worden. Blijkens art. 9 Handelsregisterwet worden de vestigingen van een onderneming opgenomen en blijkens art. 11 lid 1 Handelsregisterwet het post- en bezoekadres van de vestigingen. Art. 11a en 15 van het Handelsregisterbesluit 2008 (dat niet kan afwijken van de Handelsregisterwet 2007, maar er wel nadere invulling aan geeft) zijn bepalingen over ondernemingen zonder vestiging in Nederland en over rechtspersonen zonder onderneming. Indien uit dit stelsel van bepalingen al kan worden afgeleid dat inschrijving van een coöperatie in Nederland mogelijk is zonder opgave van een adres in Nederland, volgt daaruit niet dat hetzelfde moet gelden voor Curaçao. Daarvoor lopen de regelingen te veel uiteen. Voor zover de Nederlandse wetgever bepalingen heeft ingevoerd om mogelijk te maken dat een entiteit zich in Nederland in het Handelsregister inschrijft zonder een adres in Nederland te hoeven opgeven, geldt dat een relevant verschil is dat de Nederlands-Antilliaanse en de Curaçaose wetgever dat niet hebben gedaan.
2.24
Het hoger beroep slaagt. Het Hof zal alsnog beslissen als hieronder vermeld. Voor een kostenveroordeling ziet het Hof geen aanleiding.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
gelast CIP om uiterlijk binnen twee weken na heden haar adres in Curaçao op te geven aan de secretaris van de Kamer;
gelast de secretaris om, indien hij tijdig opgave ontvangt van het adres van CIP in Curaçao, de inschrijving van CIP aan te vullen, en in het andere geval de inschrijving door te halen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, E.A. Saleh, E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 6 december 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.