ECLI:NL:OGHACMB:2022:13

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
H-165/2019 100.00494/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gekwalificeerde doodslag en moord op twee personen in een hotelkamer in Sint Maarten met het wegmaken van beide lijken

In deze zaak gaat het om de veroordeling van de verdachte voor het medeplegen van gekwalificeerde doodslag en moord op twee slachtoffers in een hotelkamer in Sint Maarten. De feiten dateren van 5 december 2016, toen de verdachte samen met zijn broer, [medeverdachte 1], en [medeverdachte 2] een ripdeal met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] trachtten te organiseren. De verdachte haalde [slachtoffer 1] op en bracht hem naar de hotelkamer, waar hij door [medeverdachte 1] werd ondervraagd en vervolgens met een vuurwapen werd doodgeslagen. Na de dood van [slachtoffer 1] werd [slachtoffer 2] op instructie van [medeverdachte 1] opgehaald en ook door hem omgebracht. De lichamen van beide slachtoffers werden vervolgens in lakens gewikkeld en in het water van een natuurgebied gedumpt. Het Hof oordeelde dat de verdachte niet alleen opzet had op de samenwerking met [medeverdachte 1], maar ook voorwaardelijk opzet op de dood van de slachtoffers. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 23 jaar en 6 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.

Uitspraak

Zaaknummer: H-165/2019
Parketnummer: 100.00494/16
Uitspraak: 8 maart 2022 Tegenspraak
Vonnis
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 5 juni 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in Sint Maarten.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder feit 1 primair en subsidiair en feit 5 (naar het Hof begrijpt primair en subsidiair) ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder de feiten feit 2 primair, 3, 4 primair, 6 en 7 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het betrekking heeft op de beslissingen ten aanzien van het onder de feiten 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis waarvan beroep dat aan het oordeel van het Hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.H.M. Ibrahim, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep onder verbetering van de gronden ten aanzien van de bewezenverklaring en kwalificatie onder feit 2 zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder de feiten 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde en subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof kan zich op onderdelen niet met het vonnis waarvan beroep verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het Hof het gehele vonnis vernietigen.
Verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Door de verdediging is betoogd – overeenkomstig haar pleitnota – dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat sprake is van een schending van de redelijke termijn. Daarnaast meent de raadsvrouw dat als gevolg van deze schending zowel het verdedigingsbelang als het belang van de waarheidsvinding ernstig zijn geschonden. Het openbaar ministerie dient niet-ontvankelijk te worden verklaard dan wel dient bij een eventuele bewezenverklaring van één of meerdere feiten een reductie van een eventueel op te leggen straf te worden toegepast, aldus nog steeds de raadsvrouw.
Het Hof overweegt als volgt.
Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, worden gecompenseerd door strafvermindering. Ook kan de rechter volstaan met de enkele constatering van overschrijding van de redelijke termijn. Overschrijding van de redelijke termijn kan echter niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie (onder meer Hoge Raad 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578). Reeds daarom faalt het verweer.
Met betrekking tot de duur van de procedure heeft de verdediging tevens aangevoerd dat de lange duur in strijd is met het verdedigingsbelang en de waarheidsvinding, nu het voorstelbaar is dat de verdachte zich niet alles meer goed weet te herinneren.
In dit verband overweegt het Hof voorop dat de verdachte in eerste aanleg noch in hoger beroep er blijk van heeft gegeven zich niet veel meer te weten te herinneren. De verdachte heeft ter terechtzittingen uitgebreid – en in detail – verklaard. Reeds daarom kan het betoog van de raadsvrouw niet worden gevolgd, nu dat iedere feitelijke grondslag ontbeert. Verder stelt het Hof vast dat – mede door het niet of summier verschaffen van informatie door de verdachte – de lichamen van de slachtoffers eerst acht maanden na de pleegdatum van de tenlastegelegde feiten zijn ontdekt en dat eerst toen het opsporingsonderzoek (verder) op gang is kunnen komen. In zoverre is het tijdsverloop dan ook niet aan het openbaar ministerie te wijten. Ook dit verweer faalt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
2.
[medeplegen (gekwalificeerde) doodslag [slachtoffer 1]]
hij op of omstreeks 5 december 2016 in Sint Maarten, tezamen en vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, hieruit bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) met (een) vuurwapen(s), meermalen, althans eenmaal, een of meerdere kogel(s)/projectiel(en) in het lichaam en/of het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten en/of andere geweldshandelingen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben toegepast/uitgeoefend, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld en/of afpersing, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling zou kunnen leiden
[medeplichtigheid (gekwalificeerde) doodslag [slachtoffer 1]]
dat de verdachten [medeverdachte 1]en/of [medeverdachte 2]op of omstreeks 5 december 2016 in Sint Maarten, tezamen en vereniging, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft/hebben beroofd, hieruit bestaande dat [medeverdachte 1]en/of [medeverdachte 2]met (een) vuurwapen(s), meermalen, althans eenmaal, een of meerdere kogel(s)/projectiel(en) in het lichaam en/of het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschoten en/of andere geweldshandelingen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben toegepast/uitgeoefend, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld en/of afpersing, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft door:
- ( vooraf) een (rip)deal te organiseren met [slachtoffer 1] en/of diens gezelschap in hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1] en/of
- hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1]te boeken en/of te betalen waar [slachtoffer 1] van het leven werd beroofd en/of
- die [slachtoffer 1] naar hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1]te lokken en/of te brengen alwaar hij van het leven werd beroofd en/of
- [ medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een vuurwapen aan te reiken in hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1] en/of
- in hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1] aanwezig te zijn op het moment dat [slachtoffer 1] daar van het leven werd beroofd en/of
- hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1] schoon te maken nadat [slachtoffer 1] daar van het leven was beroofd teneinde sporen te wissen en/of
- gelijktijdig en gezamenlijk met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of de bestuurder van de vluchtauto ([medeverdachte 3]) en/of het verhulde stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] het [hotel naam 1]te verlaten/ontvluchten;
3.
[medeplegen wegmaken lijk [slachtoffer 1]]
hij op of omstreeks 5 december 2016 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een lijk, te weten het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] heeft verborgen door:
- in hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1] het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] in (een) (bed)laken(s) en/of (een) (hand)doek(en) en/of (een) beddensprei(en) te wikkelen en/of (vervolgens) te verpakken en/of
- het verpakte stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] uit kamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1]te dragen en in gereedstaande een auto te laden en/of
- ( vervolgens) het verpakte stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] te (doen) vervoeren van het [hotel naam 1] naar de [naam natuurgebied] te [wijk 1] en/of
- het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] in, althans nabij, de [naam natuurgebied] te [wijk 1] te verbergen,
zulks met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer 1] , te weten de moord dan wel (gekwalificeerde) doodslag in kamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1], te verhelen,
4.
[medeplegen moord [slachtoffer 2] ]
hij op of omstreeks 5 december 2016 in Sint Maarten, tezamen en vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, hieruit bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) met (een) vuurwapen(s), meermalen, althans eenmaal, een of meerdere kogel(s)/projectiel(en) in het lichaam en/of het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten en/of andere geweldshandelingen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben toegepast/uitgeoefend, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling zou kunnen leiden
[medeplichtigheid moord [slachtoffer 2] ]
dat de verdachten [medeverdachte 1]en [medeverdachte 2]op of omstreeks 5 december 2016 in Sint Maarten, tezamen en vereniging, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer 2] van het leven heeft/hebben beroofd, hieruit bestaande dat [medeverdachte 1]en/of [medeverdachte 2]met (een) vuurwapen(s), meermalen, althans eenmaal, een of meerdere kogel(s)/projectiel(en) in het lichaam en/of het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten en/of een of meer andere vormen van geweld en/of andere geweldshandelingen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben toegepast/uitgeoefend, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft door:
- ( vooraf) een (rip)deal te organiseren met [slachtoffer 1] en/of diens gezelschap in hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1] en/of
- hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1]te boeken en/of te betalen waar [slachtoffer 1] van het leven werd beroofd en/of
- die [slachtoffer 1] naar hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1]te lokken en/of te brengen alwaar hij van het leven werd beroofd en/of
- [ medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een vuurwapen aan te reiken in hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1] en/of
- in hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1] aanwezig te zijn op het moment dat [slachtoffer 1] daar van het leven werd beroofd en/of
- hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1] schoon te maken nadat [slachtoffer 1] daar van het leven was beroofd teneinde sporen te wissen en/of
- gelijktijdig en gezamenlijk met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of de bestuurder van de vluchtauto ([medeverdachte 3]) en/of het verhulde stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] het [hotel naam 1]te verlaten/ontvluchten;
6.
[medeplegen wegmaken lijk [slachtoffer 2] ]
hij op of omstreeks 5 december 2016 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een lijk, te weten het stoffelijk overschot van R. [slachtoffer 2] heeft verborgen door:
- in hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1] het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] in (een) (bed)laken(s) en/of (een) (hand)doek(en) en/of (een) beddensprei(en) te wikkelen en/of (vervolgens) te verpakken en/of
- het verpakte stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] uit kamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1]te dragen en in gereedstaande een auto te laden en/of
- ( vervolgens) het verpakte stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] te (doen) vervoeren van het [hotel naam 1] naar de [naam natuurgebied] te [wijk 1] en/of
- het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] in, althans nabij, de [naam natuurgebied] te [wijk 1] te verbergen, zulks met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer 2], te weten de moord dan wel (gekwalificeerde) doodslag in kamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1], te verhelen,
7.
[medeplegen vuurwapenbezit, meermalen gepleegd]
hij op of omstreeks 5 december 2016, in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een of meerdere vuurwapen(s) en/of munitie in de zin van de Vuurwapenverordening voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 3, 4 primair, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2. primair
hij op 5 december 2016 in Sint Maarten, tezamen en vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, hieruit bestaande dat verdachtes mededader met een vuurwapen geweldshandelingen op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft toegepast/uitgeoefend, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld en/of afpersing, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk
erte maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
3.
hij op 5 december 2016 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een lijk, te weten het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] heeft verborgen door:
- in hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1] het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] in een laken en/of een beddensprei te wikkelen en vervolgens te verpakken en
- het verpakte stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] uit kamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1]te dragen en in gereedstaande een auto te laden en
- vervolgens het verpakte stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] te (doen) vervoeren van het [hotel naam 1] naar [naam natuurgebied] te [wijk 1] en
- het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] in, althans nabij, de [naam natuurgebied] te [wijk 1] te verbergen, zulks met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer 1] , te weten de (gekwalificeerde) doodslag in kamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1], te verhelen.
4. primair
hij op 5 december 2016 in Sint Maarten, tezamen en
invereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, hieruit bestaande dat verdachtes mededader geweldshandelingen op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft toegepast/uitgeoefend, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden.
6.
hij op 5 december 2016 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een lijk, te weten het stoffelijk overschot van R. [slachtoffer 2] heeft verborgen door:
- in hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1] het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] in een laken en/of een beddensprei te wikkelen en vervolgens te verpakken en
- het verpakte stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] uit kamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1]te dragen en in gereedstaande een auto te laden en
- vervolgens het verpakte stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] te (doen) vervoeren van het [hotel naam 1] naar [naam natuurgebied] te [wijk 1] en
- het stoffelijk overschot van [slachtoffer 2] in, althans nabij, de [naam natuurgebied] te [wijk 1] te verbergen, zulks met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer 2], te weten de moord in kamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1], te verhelen.
7.
hij op 5 december 2016, in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander, vuurwapens en munitie in de zin van de Vuurwapenverordening voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten en omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is door de verbeteringen niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
1.
Proces-verbaal van Forensisch Onderzoek [2] :
Tijdens de zoeking op 1 augustus 2017 door het onderzoeksteam samen met de leden van de Koninklijke Marine werden diverse stukken van overtuiging in “[naam natuurgebied] Pond” te [wijk 1] waargenomen en aangetroffen.
- Een hoeveelheid botmaterialen
- Een geelkleurig dekbed van ruit motief inhoudende een hoeveelheid botmaterialen en een sok inhoudende diverse stukken botmaterialen.
Onder voornoemd dekbed werden de volgende stukken van overtuiging aangetroffen:
- Een aantal botmaterialen onder het dekbed in de lagune.
2.
Dr. A.J. Kal, heeft een rapport DNA-identificatieonderzoek van het NFI opgesteld, d.d. 15 januari 2018 [3] :
VraagstellingIn deze zaak is verzocht om het botmateriaal te onderwerpen aan een DNA-onderzoek en te onderzoeken of het botmateriaal afkomstig kan zijn van de vermisten [slachtoffer 2] (geboren op 7 oktober 1993) en/of [slachtoffer 1] (geboren op 20 april 1993).
Onderzoeksmateriaal en DNA-onderzoekHet onderstaande onderzoeksmateriaal is ontvangen en onderworpen aan een autosomaal DNA-onderzoek.
AAJX9170NL een referentiemonster kies uitgenomen uit het botmateriaal (PD-1) AAJI4889NL
AAJX9506NL een referentiemonster kies uitgenomen uit het botmateriaal
(PD-2) AAJI4890NL
Resultaten van het DNA-onderzoekVan het referentiemonster kies AAJX9170NL (PD-1) is een autosomaal DNA-profiel van een man verkregen.
Van het referentiemonster kies AAJX9506NL (PD-2) is een onvolledig autosomaal DNA-profiel van een man verkregen.
Resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek, interpretatie en conclusieBij een eerder onderzoek naar aanleiding van de vermissing van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn bloedsporen onderzocht (zie het rapport in de zaak met NFI-zaaknummer 2017.01.17.135 d.d. 23 januari 2017 aanvraag 001). Bij dit onderzoek is op basis van de resultaten van het DNA-verwantschapsonderzoek geconcludeerd dat het bloed in de bemonstering AAHE8874NL#01 (man 2) afkomstig kan zijn van de vermiste [slachtoffer 1] en dat het bloed in de bemonstering AAHE8876NL#01 (man 3) afkomstig kan zijn van de vermiste [slachtoffer 2].
Bij het vergelijkend DNA-onderzoek met de DNA-profielen van de referentiemonsters kies AAJX9170NL en AAJX9506NL is de aanname gedaan dat het bloed in de bemonstering AAHE8874NL#01 daadwerkelijk afkomstig is van de vermiste [slachtoffer 1] en dat het bloed in de bemonstering AAHE8876NL#01 (man 3) daadwerkelijk afkomstig is van de vermiste [slachtoffer 2].
Uit dit vergelijkend DNA-onderzoek wordt het volgende geconcludeerd:
1. Het DNA-profiel van de kies AAJX9170NL (PD-1) matcht met het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering AAHE8874NL#01 (Man 2, D.L. Diaz). Dit betekent dat de kies AAJX9170NL (PD-1) afkomstig kan zijn van de vermiste D.L. Diaz. De berekende frequentie van het DNA-profiel van de kies AAJX9170NL (PD-1) is kleiner dan 1 op 1 miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.
2. Het DNA-profiel van de kies AAJX9506NL (PD-2) matcht met het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering AAHE8876NL#01 (Man 3, [slachtoffer 2]). Dit betekent dat de kies AAJX9506NL (PD-2) afkomstig kan zijn van de vermiste [slachtoffer 2]. De berekende frequentie van het DNA-profiel van de kies AAJX9506NL (PD-2) is ongeveer 1 op 11 miljoen. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is ongeveer 1 op 11 miljard.
3.
Een geschrift, te weten een Forensisch antropologisch onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van botten en botdelen in een binnenwater op Sint Maarten op 1 augustus 2017, p. 606 – 624 [4] :

7.Conclusie1. Wat is het minimum aantal individuen?Het onderzoeksmateriaal dat was aangeduid met “PD-1” bestond uit een verzameling van botten van humane oorsprong die afkomstig zijn van minimaal één individu.

Het onderzoeksmateriaal dat was aangeduid met “PD-2” bestond uit een verzameling van botten van humane oorsprong die afkomstig zijn van minimaal één individu.
Er werden geen botten (doublures) aangetroffen die suggereren dat het totaal aantal individuen groter is dan twee.
In de beantwoording van de volgende onderzoeksvragen is ervan uitgegaan dat het skeletmateriaal dat was aangeduid met “PD-1” toebehoorde aan één individu en het skeletmateriaal dat was aangeduid met “PD-2” toebehoorde aan een tweede individu.

2.Wat was het geslacht van de overledene(n)?Onderzoeksmateriaal PD-1: Het individu aan wie het skeletmateriaal heeft toebehoord, is in mannelijke richting ontwikkeld.Onderzoeksmateriaal PD-2: Het individu aan wie het skeletmateriaal heeft toebehoord, is in mannelijk richting ontwikkeld.

3.Wat is de leeftijd van de overledene(n) bij overlijden?Onderzoeksmateriaal PD-1: De leeftijd bij overlijden van het individu aan wie het skeletmateriaal heeft toebehoord, wordt geschat tussen 17 en 30 jaar.Onderzoeksmateriaal PD-2: De leeftijd bij overlijden van het individu aan wie het skeletmateriaal heeft toebehoord, wordt geschat tussen 17 en 24 jaar.

5. Zijn er beschadigingen aan het skeletmateriaal en zo ja, hoe zijn deze ontstaan (bijvoorbeeld schade als gevolg van hakken, zagen, snijden, perforeren (bijvoorbeeld door een kogel) en/of branden)?

Onderzoeksmateriaal PD-1: Er werden beschadigingen waargenomen aan de schedel, het linker schouderblad, de linker zevende rib die het gevolg kunnen zijn van uitwendig inwerkend stompend geweld.
Onderzoeksmateriaal PD-2: Er werd een beschadiging waargenomen aan de linker bekkenhelft. Dit betreft een pathologische afwijking. Er werden geen andere beschadigingen aan het skeletmateriaal waargenomen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren.
4.
Proces-verbaal van Forensisch Onderzoek [5] :
In december 2016 werd bij het hotel [hotel naam 1] door een medewerkster van de housekeeping in kamer [hotelkamer nummer] bloed aangetroffen.
Hierbij werd onder andere het volgende waargenomen en aangetroffen:
- in de badkamer was links het toilet en rechts de badkuip. Op de tegel van de zijmuur rondom de kraan van de badkuip was er een roodkleurige substantie, die positief reageerde op bloed met de fieldtest HEMASTIX. Dit werd bemonsterd voor een verder onderzoek naar wie dit bloed toebehoort. Op de tegel tussen de badkuip en de badkamerdeur was er een roodkleurige substantie met een neerwaarts patroon, die positief reageerde op bloed met de fieldtest HEMASTIX. Dit werd bemonsterd voor een verder onderzoek naar wie dit bloed toebehoort;
- aan de onderzijde van de slaapkamerdeur waren verspreid rode fijne substanties, die positief reageerde op bloed met de fieldtest HEMASTIX. Dit werd bemonsterd voor een verder onderzoek naar wie dit bloed toebehoort;
- aan de onderzijde van de slaapkamerdeur waren verspreid rode fijne substanties, die positief reageerde op bloed met de fieldtest HEMASTIX. Dit werd bemonsterd voor een verder onderzoek naar wie dit bloed toebehoort;
- in de slaapkamer was er naar achteren toe een glazen schuifdeur naar het terras. Aan de linkerzijde was er een bed. Onder het linker voeteinde was er op de vloer een roodkleurige substantie. Het bed werd opgeschoven zodat deze substantie beter zichtbaar werd. Aan dezelfde zijde naar ongeveer het midden van dit bed, was er nog een andere roodkleurige substantie op de vloer. Beide substanties reageerden positief op bloed met de fieldtest HEMASTIX en beiden werden bemonsterd voor een verder onderzoek naar wie dit bloed toebehoort. Op de beddensprei waren zichtbaar enkele rode verkleuringen, die positief reageerden op bloed met de fieldtest HEMASTIX. Dit gedeelte hing over de hoek van het bed bij dezelfde plaats, waaronder bloed op de vloer werd aangetroffen. Op de muur naast de slaapkamerdeur werden onder de schakelaar naar de vloer toe, verspreid een aantal roodkleurige substanties aangetroffen die positief reageerden op bloed met de fieldtest HEMASTIX. Hiervan werden enkele bemonsterd voor een verder onderzoek naar wie dit bloed toebehoort. Op het hiernaast liggende closet deur werden aan de onderzijde hiervan heel fijne roodkleurige substanties aangetroffen, die positief reageerden op bloed met de fieldtest HEMASTIX. Hiervan werden enkele bemonsterd voor een verder onderzoek naar wie die bloed toebehoort.
Op 14 december 2016 werd door verbalisanten een forensisch vervolgonderzoek begonnen in kamer [hotelkamer nummer] met behulp van forensisch lichtbron, hier nader te noemen FL. Bij dit onderzoek werd onder andere het volgende waargenomen en aangetroffen:
- in de woonkamer op de eenzitsbank, was er zowel met het blote oog als met FL waarneembaar een donkere verkleuring op het kleed van de zitvlakte. Deze verkleuring reageerde positief op bloed met de fieldtest HEMASTIX. Dit werd bemonsterd en een stukje van het kleed met de verkleuring erop werd afgeknipt voor een verder onderzoek naar wie dit bloed toebehoort.
Op 22 maart 2017 werd door verbalisanten een forensisch vervolgonderzoek begonnen in kamer [hotelkamer nummer] met het chemische middel, luminol. Dit is een indicatieve methode om bloed aan te tonen. Luminol licht op als het in contact komt met bloed (chemoluminescentie). Een onderzoek werd gedaan aan de badkuip. Hier zagen we met het blote oog een rode verkleuring op de tegel boven de handgreep, die positief reageerde op bloed met de fieldtest HEMASTIX. Dit werd bemonsterd voor een verder onderzoek naar wie dit bloed toebehoort. Hierna werd een luminol onderzoek gestart. Bij dit onderzoek werd onder andere het volgende waargenomen en aangetroffen:
- op de tegels aan het voeteinde van de badkuip waren er enkele blauwkleurige oplichtingen;
- op de muur boven dit voeteinde waren er enkele blauwkleurige oplichtingen;
- op de tegels aan de zijkant van het voeteinde van de badkuip en op de naast liggende muur naast de badkamerdeur waren er neerwaartse oplichtingen.
Veiliggestelde stukken van overtuiging:
Bij dit onderzoek werden door verbalisanten de volgende stukken van overtuiging in belang van het verder onderzoek in beslag genomen, veiliggesteld en als zodanig gewaarmerkt:
SVO nummer
SIN
Omschrijving
338-16/T1
AAHE8873NL
Bemonstering vanaf muur woonkamer bij ingang naar slaapkamer (slijmerige substantie)
338-16/T2
AAHE8874NL
Bloed op muur badkamer naast ingangsdeur
338-16/T3
AAHE8875NL
Bloed op muur badkuip in badkamer
338-16/T4
AAHE8876NL
Bloed op buitenzijde slaapkamerdeur
338-16/T5
AAHE8877NL
Bloed op muur slaapkamer
338-16/T6
AAHE8878NL
Bloed van veeg op muur slaapkamer onder schakelaar
338-16/T7
AAHE8879NL
Bloed op vloed onder bed
338-16/T9
AAHE8880NL
Bloed op closet deur slaapkamer
338-16/T11
AAHE8881NL
Bemonstering vanaf plastic beker bovenste uit vuilnis slaapkamer
338-16/T12
AAHE8882NL
Bemonstering vanaf plastic beker onderste uit vuilnis slaapkamer
338-16/T13
AAHE8883NL
Uitgesneden stuk kleed uit sofa in woonkamer
338-16/T19
RABJ9235NL
Wangslijmvlies getuige [getuige 1], geboren Dominicaanse Republiek op 4 december 1974
338-16/T20
RABJ9201NL
Wangslijmvlies getuige [getuige 2], geboren Dominicaanse Republiek op 25 februari 2002
338-16/T21
RABJ9191NL
Wangslijmvlies getuige [getuige 3], geboren Dominicaanse Republiek op 8 maart 1970
338-16/T23
RABJ9196NL
Wangslijmvlies verdachte [verdachte], geboren Sint Maarten op 11 oktober 1989, parketnummer 100.00494/16
338-16/T29
RABJ9233NL
Wangslijmvlies [medeverdachte 2], geboren Sint Maarten op 27 januari 1986, parketnummer 100.00041/17
Conclusie1) Gezien de aangetroffen bloedsporen waarneembaar met het blote oog bij het eerste onderzoek, is het voor verbalisanten aannemelijk dat er tenminste één persoon gebloed heeft vanuit tenminste één verwonding in de badkamer, slaapkamer en woonkamer.
2) Gezien de aangetroffen bloedsporen waarneembaar met het blote oog bij het eerste onderzoek op de buitenzijde van de slaapkamerdeur, is het voor verbalisanten aannemelijk dat deze slaapkamerdeur openstond toen er tenminste één persoon gebloed heeft uit tenminste één verwonding in de slaapkamer. Gezien de hoogte van de bloedsporen vanaf de schakelaar in de slaapkamer naar onderen toe, op het closet deur en op de vloer onder het bed, is het voor verbalisanten aannemelijk dat er tenminste één persoon gebloed heeft uit tenminste één verwonding in de slaapkamer in een positie vanaf niet geheel liggend tot geheel liggend op de vloer rondom het voeteinde van het bed en de slaapkamerdeur en closet deur.
4) Gezien de aangetroffen blauwkleurige oplichtingen bij het luminol onderzoek in de badkamer, is het voor verbalisanten een indicatie dat er tenminste één persoon gebloed heeft uit tenminste één verwonding in de badkamer, voornamelijk rondom de tegels van het voeteinde van de badkuip naast de badkamerdeur.
5.
Rapport DNA-verwantschapsonderzoek van het NFI d.d. 23 januari 2017 [6] :
VraagstellingVerzocht is te onderzoeken of het sporenmateriaal in deze zaak afkomstig kan zijn van de vermisten [slachtoffer 2] (geboren op 7 oktober 1993) en [slachtoffer 1] (geboren op 20 april 1993).
Onderzoek naar biologische sporenIn de bemonsteringen AAHE8874NL tot AAHE8880NL is bloed aangetroffen.
Het uitgesneden stuk kleed uit sofa in woonkamer AAHE8883NL is onderzoek op aanwezigheid van bloed. Op dit stukje kleed is bloed aangetroffen. Een deel van het bloed is als AAHE8883NL#01 veiliggesteld.
DNA-onderzoekOnderstaand sporenmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
SIN Omschrijving Omchrijving FO korps Politie Sint MaartenAAHE8874#01 een bemonstering met bloed bemonstering op muur badkamer naast ingangsdeur
AAHE8875#01 een bemonstering met bloed bloed op muur badkuip in badkamer
AAHE8876#01 een bemonstering met bloed bloed op buitenzijde slaapkamerdeur
AAHE8877#01 een bemonstering met bloed bloed op muur slaapkamer
AAHE8878#01 een bemonstering met bloed bloed van veeg op muur slaapkamer onder schakelaar
AAHE8879#01 een bemonstering met bloed bloed op vloed onder bed
AAHE8883#01 een bemonstering met bloed uitgesneden stuk kleed uit sofa in woonkamer
Onderstaand referentiemateriaal is onderworpen aan DNA-onderzoek
SIN Omschrijving
RABJ9191NL een referentiemonster wangslijmvlies van [getuige 3]
(geboren op 8 maart 1970), de biologische vader van de vermiste [slachtoffer 2]
RABJ9210NL een referentiemonster wangslijmvlies van [getuige 2]
(geboren op 25 februari 2002), de biologische vader van de vermiste D.L. Diaz
RABJ9235NL een referentiemonster van [getuige 1]
(geboren op 4 december 1974), de biologische moeder van de vermiste D.L. Diaz
Resultaten, interpretatie en conclusie
Van de referentiemonsters wangslijmvlies RABJ9191NL, RABJ9201NL en RABJ9235NL zijn DNA-profielen verkregen.
Van het bloed/celmateriaal in de bemonsteringen AAHE8873NL#01 tot en met AAHE8883NL#01 zijn DNA-profielen verkregen. Deze DNA-profielen zijn met elkaar vergeleken. Hierbij is gebleken dat de DNA-profielen afkomstig zijn van drie verschillende mannen.
De DNA-profielen van het DNA in de bemonsteringen AAHE8873NL#01, AAHE8881NL#01 en AAHE8882NL#01 matchen. Dit betekent dat het celmateriaal in de betreffende bemonsteringen afkomstig kan zijn van dezelfde man. Vanaf hier wordt aan deze man gerefereerd als Man 1 AAHE8881NL#01.
De DNA-profielen van het bloed in de bemonsteringen AAHE8874NL#01, AAHE8875NL#01 en AAHE8878NL#01 matchen. Dit betekent dat het bloed in de betreffende bemonsteringen afkomstig kan zijn van dezelfde man. Vanaf hier wordt aan deze man gerefereerd als Man 2 AAHE8874NL#01.
De DNA-profielen van het bloed in de bemonsteringen AAHE8876NL#01, AAHE8877NL#01, AANHE79NL#01, AAHE8880NL#01 en AAHE8883NL#01 matchen. Dit betekent dat het bloed in de betreffende bemonsteringen afkomstig kan zijn van dezelfde man. Vanaf hier word aan deze man gerefereerd als Man 3 AAHE8876NL#01.
Voor alle DNA-profielen AAHE8873NL#01 tot en met AAHE8883NL#01 geldt dat de matchkans kleiner is dan één op één miljard. Met andere woorden, voor al deze DNA-profielen geldt dat de kans dat een willekeurig persoon hetzelfde DNA-profiel heeft kleiner is dan één op één miljard.
DNA-verwantschapsonderzoekBij het DNA-verwantschapsonderzoek zijn de drie van het sporenmateriaal verkregen DNA-profielen (mannen 1, 2 en 3) vergeleken met de DNA-profielen van de betrokkenen [getuige 3] RABJ9191NL en [getuige 1] RABJ9235NL. Bij deze vergelijkingen is het volgende gebleken:
  • alleen man 3 AAHE8867NL#01 kan een biologische zoon zijn van [getuige 3]
  • alleen man 2 AAHE8874NL#01 kan een biologische zoon zijn van [getuige 1]
HypothesenOp basis van de vraagstelling en de bovengenoemde resultaten van de vergelijkingen zijn de volgende vier hypothesen beschouwd en is de bewijskracht van het autosomale DNA-onderzoek berekend.
Hypothese 1A Man 3 AAHE8876NL#01 is een biologische zoon van [getuige 3] RAJB9191NL
Hypothese 1B Man 3 AAHE8876NL#01 is niet verwant aan [getuige 3] RABJ9191NL
Hypothese 2A Man 2 AAHE8874NL#01 is een biologische zoon van [getuige 1] RABJ9235NL en is een biologische broer van [getuige 2] RABJ9201NL
Hypothese 2B Man 2 AAHE8874NL#01 is niet verwant aan [getuige 1] RABJ9235NL en [getuige 2] RABJ9201NL
Bij het opstellen van de hypothesen 2A en 2B is de aanname gedaan dat de vermiste
[slachtoffer 1] een volle broer is van [getuige 2], dat wil zeggen dat zij dezelfde
biologische ouders hebben.
Interpretatie en conclusie
Op basis van de resultaten van het DNA-verwantschapsonderzoek wordt het
volgende geconcludeerd:
Man 3 AANHE8876NL#01 kan de vermiste [slachtoffer 2] zijn. De kans op de verkregen autosomale DNA-profielen is ongeveer 590 miljoen keer groter wanneer Man 3 AAHE8876NL#01 een biologische zoon van [getuige 3] is (hypothese 1A), dan wanneer Man 3 AAHE8876NL#01 niet verwant aan [getuige 3] (hypothese 1B).
Man 2 AAHE8874NL#01 kan de vermiste [slachtoffer 1] zijn. De kans op de verkregen autosomale DNA-profielen is meer dan één miljard keer groter wanneer Man 2 AAHE8874NL#01 een biologische zoon van [getuige 1] is en een biologische broer van [getuige 2] (hypothese 2A), dan wanneer Man 2 AAHE8874NL#01 niet verwant aan [getuige 1] en [getuige 2] is (hypothese 2B).
Samenvatting- Van het ontvangen sporenmateriaal zijn DNA-profielen verkregen van drie verschillende mannen.
- Het bloed in de bemonsteringen AAHE8876NL#01, AAHE8877NL#01, AAHE8879NL#01, AAHE8880NL#01 en AAHE8883NL#01 kan afkomstig zijn van de vermiste [slachtoffer 2].
- Het bloed in de bemonsteringen AAHE8874NL#01, AAHE8875NL#01 en AAHE8878NL#01 kan afkomstig zijn van de vermiste D.L. Diaz.
6.
Proces-verbaal van bevindingen, opgesteld op 14 februari 2017 door verbalisant [verbalisant 1], voor zover inhoudende [7] :
De camerabeelden van camera 26 – VSB PHASE 2 LOBBY ENTRANCE van 16:00 uur tot en met 19:30 uur werden bekeken. Deze camera is bevestigd aan de buitenzijde van het gebouw van het [hotel naam 1] en gericht in de noordelijke richting op de parkeerplaats van voornoemd resort. Het tijdstip van camera 26 is het werkelijke tijdstip.
16:37:06 uur: een vrouw gekleed in een roze blouse en licht blauw jeansbroek komt in beeld. Deze vrouw gaf een seintje aan de bewaakster en loopt naar het hokje toe. Tegelijkertijd rijdt de
vaneen beetje naar voren en stopt voor de slagboom van het terrein. De vrouw houdt een gesprek met de bewaakster en een mannelijk persoon. De slagboom gaat omhoog en de vrouw en
vangaan het terrein van het resort op en verdwijnen uit beeld.
Bevinding:
Op de bekeken videobeelden heb ik de vrouw gekleed in de roze blouse en spijkerbroek als de vrouw genaamd [medeverdachte 2], geboren op 27 januari 1986 te Sint Maarten, wonende [adres] herkend.
Ik herkende [medeverdachte 2] omdat zij werd op 2 maart 2016 in de zaak SWORDFISH als getuige door mij en collega [verbalisant 2] verhoord.
7.
Proces-verbaal van bevindingen, opgesteld op 16 februari 2017 door verbalisant [verbalisant 3], voor zover inhoudende [8] :
Door mij werden de camerabeelden van camera 16 – VSB POOL 12/5/2106 bekeken. Deze camera is bevestigd aan de buitenzijde van het resort en gericht in de westelijke richting van het [hotel naam 1]. Op camera 16 is het zwembad/terras/achter dan wel zeezijde van het resort te zien. Het tijdstip van camera 16 is het werkelijke tijdstip.
03:25:49 PM: te zien is dat [verdachte] uit zijn kamer komt en loopt vervolgens naar de bar toe.
03:28:29 PM: te zien is dat [verdachte] wederom kamer [hotelkamer nummer] (
Het Hof begrijpt steeds: [hotelkamer nummer]) in loopt en verdwijnt uit beeld.
03:38:48 PM: te zien is dat [medeverdachte 2] uit kamer [hotelkamer nummer] komt.
03:38:15 PM: te zien is dat [medeverdachte 2] langs de planten loopt.
03:39:08 PM: [medeverdachte 2] loopt langs het zwembad en verdwijnt vervolgens uit beeld.
03:42:27 PM: [medeverdachte 2] komt wederom in beeld en loopt richting kamer [hotelkamer nummer].
03:48:03 PM: [medeverdachte 2] gaat kamer [hotelkamer nummer] binnen en verdwijnt uit beeld.
03:48:12 PM: [medeverdachte 2] komt wederom uit kamer [hotelkamer nummer].
03:54:10 PM: [verdachte] komt uit kamer [hotelkamer nummer] en geeft [medeverdachte 2] een seintje. Vervolgens lopen zij samen richting het zwembad. [verdachte] wordt gevolgd door [medeverdachte 2].
03:55:05 PM: [verdachte] en [medeverdachte 2] komen bij de bar aan.
03:56:13 PM: [verdachte] en [medeverdachte 2] lopen wederom richting kamer [hotelkamer nummer].
03:56:42 PM: [verdachte] loopt de kamer binnen en verdwijnt uit beeld. Opmerking verbalisant: hierna komt [verdachte] niet meer in beeld.
03:56:51 PM: [medeverdachte 2] loopt kamer [hotelkamer nummer] binnen en verdwijnt uit beeld.
04:08:43 PM: [medeverdachte 2] komt uit de kamer en gaat op de ligstoel zitten. [medeverdachte 2] blijft ongeveer 21 minuten op de ligstoel zitten. Terwijl zij vermoedelijk met haar telefoon bezig is.
04:25:25 PM: [medeverdachte 2] spreekt de bartender aan.
04:29:40 PM: [medeverdachte 2] loopt samen met de bartender naar de bar.
04:31:43 PM: [medeverdachte 2] loopt de kamer [hotelkamer nummer] voor de laatste keer binnen en is hierna niet meer te zien bij het zwembad.
8.
Proces-verbaal van bevindingen, opgesteld 22 februari 2017 door verbalisanten [verbalisant 4], [verbalisant 5], [verbalisant 6], voor zover inhoudende [9] :
Deze camera is aan het gebouw van het “ [hotel naam 1] ” gelegen aan de [naam weg 1] aangebracht en neemt alle beelden welke op de parkeerplaats van het resort en neemt ook de beelden op welke nagenoeg in de omgeving van een der “Bewakers Hutje” van de [hotel naam 1] voortdoen.
Tussen 15:39:40 – 15:39:59 uur: zagen wij dat “[verdachte]” het [hotel naam 1] verliet met zijn telefoon in zijn hand. Daarna zagen wij dat “[verdachte]” achter het bewakershutje liep. Hij stopte bij het raam van het bedoelde hutje, had de dienstdoende bewaker kort te woord gestaan en liep vervolgens verder in de richting van de [naam weg 2].
Tussen 15:41:09 en 15:41:20 uur: zagen wij dat “[verdachte]” wederom in de richting van [hotel naam 1] liep. Voordat hij de hefboom passeerde liep hij terug en stapte in een zwart gelakte Hyundai Accent. Daarna reed de bedoelde Hyundai Accent de parkeerplaats van het [hotel naam 1] op.
Tussen 15:42:46 en 15:42:52 uur: daaraanvolgend zagen wij dat “[verdachte]” en de vermoedelijke “[slachtoffer 2]” op de parkeerplaats liepen in de richting van de hotelkamer van het [hotel naam 1]. De vermoedelijke “[slachtoffer 2]” droeg een zwart T-shirt met een korte spijkerbroek, zwarte sokken met slippers.
Tussen 16:36:35 en 16:38:13 uur: zagen wij dat de bedoelde groene caravan (
Het Hof begrijpt steeds: een van) op de [naam weg 1] reed in de richting van het [hotel naam 1]. Daarna zagen wij de vermoedelijke vrouw die een roze met lichtkleurige spijkerbroek droeg in de richting van het bewakershutje liep. De bedoelde vrouw liep daarna in de richting van het bewakershutje en sprak eventjes met de bewaakster. Daarna deed de bewaakster de hefboom open en liep de vermoedelijke vrouw het [hotel naam 1] op. De bedoelde caravan reed achter haar.
16:47:04 uur: zagen wij dat de zwart gelakte Hyundai Accent het [hotel naam 1] verliet in de richting van de [naam weg 2].
Tussen 17:01:42 en 17:02:03 uur: zagen wij dat de bedoelde caravan het [hotel naam 1] verlaat. De bedoelde caravan reed in de richting van [naam weg 2] en de rood gelakte motorfiets volgde de bedoelde caravan. De bedoelde vrouw gekleed in de roze blouse en licht blauwe spijkerbroek trad op als mede passagier.
9.
Proces-verbaal van bevindingen, opgesteld op 17 februari 2017 door verbalisanten [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 7], voor zover inhoudende [10] :
Deze camera is aan het gebouw van de “[restaurant naam 1]” gelegen aan de [naam weg 1], aangebracht en neemt op alle beelden welke op de [naam weg 1] vanaf voornoemde restaurant tot en met [hotel naam 2] voortdoen.
15:02:41 uur: konden wij verbalisanten klaarblijkelijk zien dat “[verdachte]” en Diaz op de [naam weg 1] in de richting van [hotel naam 1] liepen.
15:25:52 uur: zagen dat de vermoedelijke zwarte Hyundai Accent vanuit de 1ste verdieping van de [restaurant naam 1] reed, vervolgens rechtsaf sloeg en in de richting van het [hotel naam 1] reed.
15:32:47 uur: zagen wij dat de vermoedelijk zwarte Hyundai Accent wederom in de richting van de [naam weg 2] reed.
15:35:41 uur: zagen wij dat de vermoedelijk zwarte Hyundai Accent wederom de [naam weg 1] opreed, rechtsaf sloeg en wederom om (
Het Hof begrijpt: op) de 1ste verdieping van de [restaurant naam 1] reed.
15:41:20 uur: zagen wij dat de vermoedelijk zwarte Hyundai Accent wederom vanuit de parkeerplaats van de [restaurant naam 1] reed, rechts afsloeg in de richting van [hotel naam 1] reed.
16:36:33 uur: daaropvolgend zagen wij dat de donker kleurige caravan (
Het Hof begrijpt: nog steeds dezelfde van) op de [naam weg 1] in de richting van de [hotel naam 1] reed.
16:47:58 uur: daaraanvolgend zagen wij dat de vermoedelijk zwarte Hyundai Accent op de [naam weg 1], wederom in de richting van de [naam weg 2] reed.
Camera 2: Deze camera is ook nog gevestigd op het gebouw van de [restaurant naam 1] en neemt op alle gebeurtenissen welke op de [naam weg 1] vanaf voornoemd restaurant tot en met de hefboom van de voorzijde van de [hotel naam 1] voordoen.
15:40:26 uur: zagen verbalisanten dat [verdachte] vanuit de parkeerplaats van de [hotel naam 1], de [naam weg 1] opliep in de richting van de [naam weg 3].
15:40:51 en 15:42:55 uur: zagen verbalisanten dat [verdachte] op de [naam weg 1] richting [naam weg 3] lopen, gekomen ter hoogte van de [restaurant naam 1] zagen verbalisanten dat [verdachte] zijn wandeling stopte en op de 1ste verdieping van de parkeer (
Het Hof begrijpt: parkeergarage) van dit restaurant keek. Vervolgens liep hij naar de “vangrail” aldaar. Vervolgens zagen verbalisanten dat [verdachte] handsignalen deed met de bedoeling dat wie dan ook naar hem moet komen dan wel rijden.
Kort hierna zagen verbalisanten dat [verdachte] wederom in de richting van [hotel naam 1] liep. Vervolgens zagen wij dat de bedoelde Hyundai Accent vanuit de parkeergarage van de [restaurant naam 1], rechts afsloeg, en de [naam weg 1] opreed en in de richting van de [hotel naam 1] reed.
Toen de bedoelde zwarte Hyundai nagenoeg ter hoogte van [verdachte] kwam/reed, stopte de bedoelde auto. Wij zagen dat [verdachte] naar de bedoelde zwarte auto liep en vervolgens plaats hierin nam.
Vervolgens zagen wij de bedoelde zwarte Hyundai in de richting van de hefboom van de [hotel naam 1] en deze voorbij reed. Vlak nadat zij de bedoelde hefboom hadden voorbij gereden zagen wij dat men de bedoelde zwarte Hyundai aan de linkerzijde van de bedoelde hefboom gingen parkeren.
Kort hierna zagen wij dat [verdachte] en een andere persoon uit de bedoelde auto zijnde een zwarte Hyundai Accent stapten en in de richting van een der kamers van de [hotel naam 1] liepen.
16:06:18 uur:daaraanvolgend zagen wij dat [verdachte] wederom naar de bedoelde zwarte Hyundai Accent liep. Kort hierna zagen wij dat [verdachte] wederom alleen in de richting van de kamers van het [hotel naam 1] liep.
16:37:14 uur: zagen wij dat de caravan in de richting van [hotel naam 1] reed. Vlak voor de hefboom stopte de bedoelde caravan t.h.v. de “information desk” aldaar en had de deur van de mede passagier open gemaakt.
16:38:37 uur: zagen wij dat de bedoelde caravan de helfboom aldaar voorbij reed en aan de rechterzijde t.o.v. de bedoelde zwarte Hyundai Accent ging parkeren.
16:47:08 uur: zagen wij dat de zwarte Hyundai Accent vanaf de parkeer (
Het Hof begrijpt: parkeerplaats) van het [hotel naam 1]de [naam weg 1] richting [naam weg 2] reed.
17:17:34 uur:zagen wij dat de bedoelde zwarte Hyundai Accent wederom de parkeerplaats van het [hotel naam 1] opreed en aan de rechterzijde van de hefboom had geparkeerd.
18:06:13 uur: zagen wij dat de zwarte Hyundai Accent wederom vanuit de parkeerplaats van het [hotel naam 1], de [naam weg 1] richting [naam weg 2] reed.
19:24:20 uur:zagen wij dat [verdachte] alleen op de [naam weg 1] in de richting van de [naam weg 2] liep.
10.
Proces-verbaal van bevindingen, opgesteld op 20 januari 2017 door verbalisanten [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 7], voor zover inhoudende [11] :
Camera 1:Deze bedoelde camera bevindt zich aan het gebouw van de Green House Restaurant gelegen aan de [naam weg 1] en aldus neemt de beelden welke op de [naam weg 1] tot en met [restaurant naam 1] voortdoen.
14:49:40 uur:zagen wij [verdachte] op de [naam weg 1] richting kruising [naam weg 2] lopen. Toen hij voorbij liep was hij aan zijn telefoon aan het praten.
14:56:27 uur:daaraanvolgend zagen wij [verdachte] wederom in de richting van [hotel naam 1] Suites lopen. Dit keer was hij vergezeld met een manspersoon. Deze man had een lichte huidskleur. De bedoelde man droeg een zwart vest en een blauwe spijkerbroek. (Deze man herkenden wij als DIAZ, opmerking verbalisanten).
Camera 2:
Deze camera bevindt zich aan het gebouw van de Green House Restaurant gelegen aan de [naam weg 1] en aldus neemt de beelden op welke op de [naam weg 1] tot en met [hotel naam 2] voortdoen.
14:56:22 uur: konden wij verbalisanten klaarblijkelijk zien dat [verdachte] wederom in de richting van [hotel naam 1] liep. Dit keer was hij vergezeld met een manspersoon. Deze man had een lichte huidskleur. De bedoelde man droeg een zwart vest en een blauwe spijkerbroek, donkere sportschoenen bezet met witte zolen en droeg verschillende goudkleurige kettingen. Een van deze kettingen was langer dan de rest en was bezet met een “pendant”. (Deze man herkenden wij als DIAZ, opmerking verbalisanten).
11.
Proces-verbaal van bevindingen, opgesteld op 15 oktober 2018 door verbalisanten [verbalisant 8], [verbalisant 9], voor zover inhoudende [12] :
Aanhouding van [verdachte]Op 14 december 2016 werd [verdachte] voor de zaak Mars aangehouden. Tijdens zijn aanhouding werd een telefoon van hem in beslag genomen. Bedoelde telefoon is een Samsung SM-J200H.
Uitgelezen telefoon van [verdachte]Door de digitale afdeling werd bedoelde telefoon uitgelezen. Ook werd een geheugenkaart die in voormelde telefoon werd aangetroffen, uitgelezen. Bedoelde geheugenkaart betreft een SanDisk, MicroSD van 2GB.
Op voormelde geheugenkaart werd gezien dat er 8 video’s waren in de ‘Deleted storage’ bestand. Deze 8 video’s waren op 5 december 2016 gemaakt met voormelde uitgelezen telefoon.
Op vermelde video’s is dezelfde man te zien. Deze man hebben wij herkend als zijnde [verdachte], geboren op St. Maarten op 11 oktober 1989 thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Point Blanche.
Bevinding 20161205_180047:Deze video opname is 24 seconden lang.
Het is te zien dat de man [verdachte] een bruin shirt draagt met het opschrift ‘Tortola’ vooraan.
In de video is [verdachte] aan het praten en zegt het volgende in het Engels:
“You already know what it is. Down here kicking it at…I won’t say, but…yeah. We at the resort. One homie. Pow. You know how it is already. Fucking bitch ass niggers. We fitting to put down this…”
Toen [verdachte] sprak over het resort stond hij bij de deur van een kamer. Hij heeft de gordijnen geschoven en hierna is de veranda met stoel van een resort te zien. Wij hebben deze herkend als zijnde van het [hotel naam 1].
Bevinding 20161205_180127:Deze video opname is 36 seconden lang.
[verdachte] is te zien rondlopend vermoedelijk een jointje rokend in een hotel kamer. [verdachte] draagt een bruin T-shirt in de video. De kamer heb ik, Richardson, herkend als zijnde een kamer van het [hotel naam 1].
In de video is [verdachte] aan het praten en zegt het volgende in het Engels:
“Yeah bitches. What the fuck it do? Alright. Let me get the lights on in this bitch. Live. Coming to you in color. Dirty Bitch ass nigger don’t fuck around. Don’t fuck around my nigger. I got it for all you. You walk come through that door right there. Come through that door. Bitch ass nigger. Talking that shit. Yeah. Hmmmm”
Op het moment dat [verdachte] zei “Live. Coming to you in color”, loopt hij naar een keukentafel. Op de tafel is te zien een vuurwapen dat lijkt op een AK-47. Deze pakt [verdachte] en vervolgens wijst hij naar de deur met voormeld vuurwapen in zijn linker hand.
Bevinding 20161205_180259:Deze video opname is 7 seconden lang.
[verdachte] is te zien met vermoedelijk een jointje in zijn mond in een hotelkamer. De kamer heb ik, Richardson, herkend als zijnde een kamer van het [hotel naam 1]. [verdachte] draagt een bruin T-shirt met het opschrift ‘Tortola’ voorop en heeft een vuurwapen lijkend op een AK-47 in zijn linkerhand in de video. Het vuurwapen richt hij op de telefoon terwijl hij sprak.
Bevinding 20161205_180748:Deze video opname is 57 seconden lang.
[verdachte] is te zien met vermoedelijk een jointje in zijn mond in een hotel kamer. De kamer heb ik, Richardson, herkend als zijnde een kamer van het [hotel naam 1]. [verdachte] draagt een bruin T-shirt met het opschrift ‘Tortola’ voorop. [verdachte] loopt van de woonkamer naar de badkamer. In de badkamer is op het aanrecht te zien, een vuurwapen lijkende op een AK-47. Vervolgens sprak [verdachte] over het vuurwapen en zei dat het een echt vuurwapen betreft. Hij heeft de patroonhouder uit het vuurwapen en toont het aan de camera en zegt vervolgens “7.6”. Het is ons ambtshalve bekend dat de patronen die worden gebruikt in een AK-47, betreft kaliber 7.62.
In de video is [verdachte] aan het praten en zegt het volgende in het Engels:
“(Laughs) …. Yeah. Don’t fuck around. Bow. You want to see it for yourself? Think this shit a toy? Alright. Look how we get this shit open. Right here nigger. You check it our yourself. 7.6 bitch. Remember me bitch?”
12.
Proces-verbaal van bevindingen, opgesteld op 20 april 2017 door verbalisant [verbalisant 10], voor zover inhoudende [13] :
AanleidingUit onderzoek blijkt dat de onderstaande personen gebruikmaken van de navolgende nummers:
[getuige 4]: [telefoon nummer 1]
[slachtoffer 1]: [telefoon nummer 2]
Uit een ingesteld onderzoek in deze gegevens blijkt dat er inderdaad veelvuldig telefonisch contact is gezocht met de telefoonnummer van de mannen.
CallingNumber
CalledNumber
Duration
DateTime
[telefoon nummer 1]
[telefoon nummer 3]
27
05Dec2016 15:34:56
13.
Proces-verbaal van zesde verhoor van [medeverdachte 2] opgesteld op 27 februari 2017 door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 11], voorzover inhoudende [14] :
On december 5th 2016, before [verdachte] went to meet the person, I was in the bedroom with [bijnaam medeverdachte 1]. At certain moment he put a black gun on a table next to the television. I remember seeing him picking his gun back up and went in the living room with it and he put it on the table there.
When [verdachte] and the guy entered the hotel room, I was still in the bedroom. After a while I hear them mumbling meaning, [bijnaam medeverdachte 1], [verdachte] and this unknown person. I recognized that the unknown person had a male voice. Then after I heard [bijnaam medeverdachte 1] saying the following: "Pass the Gun". Suddenly I heard somebody say: "Awwwh". I didn't know who it was. But it wasn't [bijnaam medeverdachte 1] neither [verdachte]. Then they continued mumbling. Then after I heard [bijnaam medeverdachte 1] saying "Shut up". [bijnaam medeverdachte 1] was saying shut up with a forceful tone. Then after I heard [bijnaam medeverdachte 1] saying the following "Where the money or where the drugs?".
After that I heard the person say "Awwwh" like three times. I heard the unknown man saying the following: "I don't know. I heard [bijnaam medeverdachte 1] asking "Who have it?" and then I heard "Awwwh" again.
That's the time I ran out the bedroom through the sliding door. I remember hearing before the person say "Awwwh" like when somebody getting hit. I can't say exactly what was going on in the living room.
I left [bijnaam medeverdachte 1], [verdachte] and this unknown person in the living room of the hotel. I
went straight to the bar and get a drink. I remember that when I ran out through
the bedroom door I left the sliding door opened.
When I came back I heard [bijnaam medeverdachte 1] calling me from inside the bathroom. When I went inside the bathroom I saw [bijnaam medeverdachte 1] in the bathroom, looking at the tub. When I got by the bathroom area, I peep in and saw two white feet in the bathtub, from the knee down. This person was saying nothing and was laying on his left side. I ran back outside through the bedroom sliding door.
I went for a walk around the pool and when I walked back the sliding door from the bedroom was locked, the sliding door from the living room was also locked. I knocked on the front door. [verdachte] opened the door for me. While walking towards the bedroom I saw another unknown man on the bed laying down on his left side. I saw the person face was facing the bedroom sliding door. The man feet was hanging off from the bed. I saw the man was wearing a black shirt and a ¾ colour pant. (opmerking verbalisant: signalement komt overeen met dat van [slachtoffer 2] alias [bijnaam slachtoffer 2] ). This person laying down on the bed did not say anything just like the one in the tub.
Before I ran out of the hotel room, I saw [bijnaam medeverdachte 1] standing in the bathroom watching at the tub. [verdachte] was inside the living room area. I ran out through the front door outside.
After I left from the bar I walked to the sliding and sat down. [bijnaam medeverdachte 1] called me, slide a parking card to me and told me “Go meet somebody, who is driving a van and will come by the security booth.” He told me to show the security the card and let the van come in. The van was there by the security booth already. I saw the driver of the van parked the van close tot the steps leading to the hotel room where [bijnaam medeverdachte 1] and [verdachte] were.
I saw [bijnaam medeverdachte 1] and the driver of the van carrying a white sheet with a square box in it. They opened the van and put the box in the white sheet on either the second seat of the last seat. [bijnaam medeverdachte 1] and the driver went back to the hotel room and came back with beige or khaki coloured comforter wrap and tide up in the form of a ball. I saw them put the comforter in the van. [bijnaam medeverdachte 1] got on the red/black motorbike. He told me to get on. I jumped on behind [bijnaam medeverdachte 1]. [bijnaam medeverdachte 1] then gave me a black or navy blue back pack to hold for him. I saw [verdachte] got in the van as a passenger next to the driver.
Once we did enter the room at the hotel [bijnaam medeverdachte 1] put the back pack on the chair in the living room. He let me hold this back pack while leaving the hotel. It was kind of heavy but not too heavy.
14.
Proces-verbaal van bevindingen, opgesteld op 21 april 2017 door verbalisant [verbalisant 12], voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] [15] :
I could have heard them because the door to the bedroom was open.
15.
Proces-verbaal van zevende verhoor [medeverdachte 2], opgesteld op 28 februari 2017 door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 11], voor zover inhoudende [16] :
Opmerking verbalisant(O): [medeverdachte 2] in your previous statement you stated the following:
On december 5th [verdachte] came home by me and told me that [bijnaam medeverdachte 1] wanted to see me. After a while [bijnaam medeverdachte 1] met me close to a Chinese supermarket in Dutch Quarter. He came on a black/red bike. He had a helmet on and a curly wig. We ride to a hotel in [wijk 2]. When we reach the hotel room [verdachte] was already inside. In the room I saw [bijnaam medeverdachte 1] pull out a black gun from his waist and put it on the table. After a while I saw [bijnaam medeverdachte 1] picking up this gun up and went with it to the living room.
At certain time [bijnaam medeverdachte 1] ’s phone rings. [Bijnaam medeverdachte 1] told me to answer the phone and to explain the caller how was [verdachte] dress up at that moment. I remember that [bijnaam medeverdachte 1] told [verdachte] to meet the person at the bus stop. I explain to the man on the phone that [verdachte] is on the way.
Vraag: Do you agree with the above statement?
Antwoord: Yes.
I saw [bijnaam medeverdachte 1] with a silver colour round pendant in the hand. It was a little bigger than a guilder. I saw him with it in the hall. The time I saw him with it is when we was leaving.
16.
Proces-verbaal van tiende verhoor [medeverdachte 2], opgesteld op 24 augustus 2017 door verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 12], voor zover inhoudende [17] :
[bijnaam medeverdachte 1] and [verdachte] cleaned up the hotel room. I just see them wiping the tub with a towel. I saw [bijnaam medeverdachte 1] had a pendant in the hotel suite hotelkamer nummer]. [bijnaam medeverdachte 1] had a gold chain also.
At [strand naam] both [verdachte] and the driver of the van carried each of the bodies wrapped in the comforter and the sheet into the bushes.
17.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], opgesteld op 8 december 2016 door verbalisant [verbalisant 13], voor zover inhoudende [18] :
On Monday afternoon (
het Hof begrijpt: 5 december 2016) [slachtoffer 1] told me that he and “[bijnaam slachtoffer 2]” had to meet a man for something.
At about 2.30 o'clock "[bijnaam slachtoffer 2] " came by the house. I noticed that "[bijnaam slachtoffer 2] " was driving the car of a friend of ours. His name is [getuige 5].
After "[bijnaam slachtoffer 2] " arrived [slachtoffer 1] and I just went into the car. I went and sat in the back seat and [slachtoffer 1] sat in the front passenger seat. As soon as I opened the left back door I saw a rolled up pamper on the floor behind the drivers seat of the car. We immediately drove off and went in the direction of [wijk 2].
Once in [wijk 2], "[bijnaam slachtoffer 2] " parked the car in the parking lot of [restaurant naam 2]. [bijnaam slachtoffer 2] started making calls. [bijnaam slachtoffer 2] kept the phone on speaker. Shortly after placing the call I heard a females voice on the other end of the call. I heard the female voice then give a description of what the man that they were supposed to meet, was wearing. I heard the female voice saying that the man was wearing a khaki pants and a mustard shirt.
All this time we just kept looking around for someone standing near the entrance of [restaurant naam 2] wearing a khaki pants and a mustard shirt.
Shortly after that I saw a man starting to approach the car that we were in. I saw that he was coming from the main road and not the entrance of [restaurant naam 2]. This man wore a brown shirt and a short white pants.
I then heard [slachtoffer 1] asking "[bijnaam slachtoffer 2] " for the pamper. I saw that [slachtoffer 1] and the man met each other and greeted each other. [slachtoffer 1] then came back in the car and told "[bijnaam slachtoffer 2] " that he knew the man. That the man used to be a fireman or that he is a fireman.
[slachtoffer 1] then asked "[bijnaam slachtoffer 2] ": "Where the pamper be'?" I then saw that "[bijnaam slachtoffer 2] " gave [slachtoffer 1] the pamper that was on the floor of the back seat. [slachtoffer 1] then took the pamper from "[bijnaam slachtoffer 2] " and placed it in his pocket. [slachtoffer 1] then walked back to the man that he was supposed to meet.
I saw [slachtoffer 1] and the man walking off in the direction of [hotel naam 1].
Some time began to pass and "[bijnaam slachtoffer 2] " and I started calling [slachtoffer 1] to see why he was taking so long. We both sent him messages but [slachtoffer 1] never answered our calls and he didn't respond to our messages.
We stayed on the parking lot of [restaurant naam 2] for at least a half hour without hearing anything from [slachtoffer 1]. "[bijnaam slachtoffer 2] " then decided on his own to drive and look for [slachtoffer 1]. "[bijnaam slachtoffer 2] " then parked the car by [restaurant naam 1]. "[bijnaam slachtoffer 2] " parked the car on the parking lot of [restaurant naam 1]. All this time I kept calling [slachtoffer 1]. It was maybe by the tenth time that I called [slachtoffer 1] that he finally answered my call. I asked him where he was and he told me for us to meet him by [restaurant naam 1]. About 20 to 25 minutes passed and [slachtoffer 1] still didn't show up. While down in the parking lot, I noted that the same man that walked away with [slachtoffer 1], was standing by the railings over [restaurant naam 1].
Once on the top parking lot by the man road, the man then stepped in to the front passenger seat of the car that we were in. When he got in to the car I noticed that he was sweating and shivering. He also seemed nervous to me. The car had a/c. The man then looked back and saw me. After seeing me he said that he didn't know that someone else was there. "[bijnaam slachtoffer 2] " then asked him where [slachtoffer 1] was. The man then said that [slachtoffer 1] was in the hotel room with another man.
The man made a gesture and “[bijnaam slachtoffer 2]” started do drive off going in the direction of [hotel naam 1]. The man kept giving “[bijnaam slachtoffer 2]” directions on where to go and turn.
After parking the car both "[bijnaam slachtoffer 2] " and the man stepped out. When the man stepped out of the car he dropped his belongings that he had on him. I noticed that when he stooped down to get his things that he dropped, that his hands kept trembling.
When “[bijnaam slachtoffer 2]” and the man started walking away from the car, a security guard asked him how they got in and I saw the man show the guard a pass.
I remained seated and waited in the car for [slachtoffer 1] and "[bijnaam slachtoffer 2] " but neither of them ever came back. I stayed in the car for another hour and a half waiting for them. All this time I kept calling [slachtoffer 1], "[bijnaam slachtoffer 2] " and even the number of the man.
At first the calls to [slachtoffer 1] and "[bijnaam slachtoffer 2] " would just ring out and the messages were just being sent but not read. As time went by and I kept calling, I realized that the phone of [slachtoffer 1] and "[bijnaam slachtoffer 2] " were off and the messages weren't going through anymore. Instead of there being two bars when a message is sent, it only started showing one bar. While "[bijnaam slachtoffer 2] " was in the car with me, he was charging his phone so I knew his battery wasn't dead. As time went by and I kept trying to call [slachtoffer 1] and "[bijnaam slachtoffer 2] ". I noticed that their phones were then disabled.
18.
Proces-verbaal van tweede verhoor van getuige [getuige 4], opgesteld op 12 december 2016 door verbalisant [verbalisant 12], voor zover inhoudende [19] :
Vraag: Do you remember there was a robbery in town with a small white Picanto or Getz. Antwoord: I was at home waiting for [slachtoffer 1]. When he came home, I saw him putting rings on my finger. I saw he had one chain. I asked him where he got the jewelry from. He told me a friend gave them to him to hold for him. After two weeks I saw him with two other chains.
I can’t remember exactly how long after [slachtoffer 1] went to carry the rings to the pawn shop. There was another time that he told me he had a surprise for me. He gave me the ring with a diamond I had seen in one of the cases of a Playstation game.
So now on Monday, around 12 p.m. or 1 p.m., you see the tall boy who got arrested for stealing in a jewelry store. He came by the house and called my boyfriend. My boyfriend went downstairs by him. I went through my boyfriend's phone. I saw that he sent a message to [bijnaam slachtoffer 2] asking him if he get through with the partner. [bijnaam slachtoffer 2] did get through. From what I am hearing from my boyfriend's friends and [bijnaam slachtoffer 2] 's friends is that [bijnaam slachtoffer 2] set up this thing on Monday and it backfired on him. I know that it was jewelry that was wrapped in the pamper. I know it couldn't have been weed, pills or cocaine, because it was rolled small. It was a small pamper. I don't think they would have that small amount of drugs on them for a deal.
19.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5], opgemaakt op 7 december 2016 door verbalisant [verbalisant 1], voor zover inhoudende [20] :
Ciara kept trying to call [bijnaam slachtoffer 2] ’s phone but then it got turned off. Ciara said she waited for like 50 minutes to an hour. After this the same man came outside of the hotel and told her that the boyfriend said to come. Ciara then said that she told the man to tell her boyfriend to come and look for her. The man did not react or answer her. He went back into the hotel.
20.
Proces-verbaal van derde verhoor van [medeverdachte 3], opgemaakt op 15 juli 2017 door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 12], voor zover inhoudende [21] :
[bijnaam medeverdachte 1] called me on Whatsapp to come and pick him up at the [hotel naam 1]. He told me to drive up to the boom and a lady with a pink shirt will be there to open for me. When I reach, the lady in the pink shirt tell me that [bijnaam medeverdachte 1] say to come inside that [bijnaam medeverdachte 1] is waiting for me. I parked right by the steps leading down to the hotel rooms. I came out and followed her. She knocked on the door of the room. [bijnaam medeverdachte 1] opened the door. [verdachte] was busy cleaning up. [verdachte] had a green or white sheet and he was closing it up. I remember one was a comforter too. The lady in pink was helping him clean up. [bijnaam medeverdachte 1] had a gun on his waist, one in his pocket and one in a bag he was wearing around him and he was wearing a vest. I hear [bijnaam medeverdachte 1] tell the lady in pink to go up the road to make sure the road is clear. I only held the comforter and it was heavy. I heard him turn and tell [verdachte] “to regulate the other one”. Me and [bijnaam medeverdachte 1] dragged the green and white comforter to the stairs. When me and [bijnaam medeverdachte 1] got to the staircase we lifted it. That is when I realized it was a body. The lady in pink was walking in front of us to make sure the road was clear. Me and [bijnaam medeverdachte 1] put the comforter in the van. It was a big and whole body. [bijnaam medeverdachte 1] and I put the comforter between the back seat and the driver seat. [bijnaam medeverdachte 1] sent the lady in the pink shirt back to the room to tell [verdachte] to come with the next one. I Think [verdachte] called out to [bijnaam medeverdachte 1] when he got to the staircase with the next sheet with the same shape as the comforter. I suspected it was another body inside the sheet. [bijnaam medeverdachte 1] went down the staircase to help [verdachte] bring up the next one. When they came up [verdachte] lifted the sheet with the same shape as the first comforter by himself and put it in my caravan. [bijnaam medeverdachte 1] stood the whole time with his hand in his bag in which he had his machine gun. [bijnaam medeverdachte 1] still had the other gun on his waist. [verdachte] closed the door and jumped in the passenger seat of my van. [bijnaam medeverdachte 1] jumped on the bike with the lady in pink.
Vraag: Did you see all three guns [bijnaam medeverdachte 1] had with him that day?
I saw the shape of the one in his pocket. A little piece of it was sticking out and it was black. I saw the one he had on his waist. I saw the whole back of it sticking out and it was black. I did not see the whole machine gun but it was big enough to be a machine gun. It was in the travelling bag.
21.
Proces-verbaal van vijfde verhoor van [medeverdachte 3], opgemaakt op 26 juli 2017 door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 12], voor zover inhoudende [22] :
I left [hotel naam 1] with [verdachte] in my van. The bike was behind me. [bijnaam medeverdachte 1] and the girl in the pink shirt was on the red motorbike. In my van was the two sheets/comforters with the bodies in them. We drove to [strand naam] and straight to the end by the pond. Me and [verdachte] took the sheets/comforters out of the van. [bijnaam medeverdachte 1] was talking to the girl. We carried the two sheets/comforters to the back of the mangroves in the pond. We put the two sheets/comforters along the tree lines.
22.
Proces-verbaal van de verklaring van [medeverdachte 1], afgelegd op 19 december 2018 als getuige bij de rechter-commissaris in strafzaken, voor zover inhoudende [23] :
On the 5th of December 2016 I had to make a deal with someone. I asked [verdachte] to rent a room at the hotel. I got a phone call and the left the hotel room. I went back to the hotel with [medeverdachte 2]. I received a message on my phone that the guy was there. I told [verdachte] to bring the guy by me. [verdachte] came in with the guy. Then I hit him in the head with the gun. He was knocked out, I asked [verdachte] if there was more people outside. [verdachte] went and came back with someone else. I hit the gun in his head.
Not knowing what to do, I put water on them, because they didn’t show signs of life. I asked [medeverdachte 3] to come to the hotel, to help me move the guys out of the hotel. I couldn’t leave them there. That’s how they ended up in the bushes.
We, me and [verdachte] or [medeverdachte 3], put the bodies in a blanket. We put the bodies into the van and left. I was riding the bike. We ended up on the beach. We put the body in the bushes.
I had a bullet proof vest that day in the hotel.
In the hotel room with the two guys knocked down, I put water on one of them. I got the guy in the tub by lifting him up. Both of them.
When the guys were in the bath tub, I knew they were dead after I checked the pulse. Yes, I must have knocked them dead, both of them. Yes, I did see blood. In the tub, also in the living room, on the ground, at the spot I hit the guy.
23.
Proces-verbaal van de verklaring van [medeverdachte 1], afgelegd op 30 juli 2020 als getuige bij de rechter-commissaris in strafzaken, voor zover inhoudende [24] :
I had a bushmaster pistol on the premises of the [hotel naam 1] on December 5th, 2016. When the first person came in, [verdachte] was in my presence. When the second person came in, it was the same thing.
24.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 28 september 2021 heeft afgelegd, voor zover inhoudende [25] :
De bijnaam van mijn broer [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) is [bijnaam medeverdachte 1] . Op 5 december 2016 heb ik op verzoek van [medeverdachte 1] kamer [hotelkamer nummer] in het [hotel naam 1]te Sint Maarten gehuurd. Ik ben daar die dag met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) geweest. Op een later moment heeft [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] gebeld en is [medeverdachte 3] ook naar die hotelkamer gekomen.
Ik heb een rugzak bij [medeverdachte 1] gezien. Ik zag dat [medeverdachte 1] water uit die rugzak haalde.
Ik heb gezien dat [medeverdachte 1] een ander pistool bij zich droeg. Hij had die dag ook een kogelvrij vest aan. Ik had een vuurwapen bij mij. Dat was een AK-47 en dat vuurwapen was geladen.
Mijn broer en ik waren samen in de hotelkamer. Op een gegeven moment ging hij weg. Ik had toen al gezien dat hij zijn wapen in een holster bij zich droeg en een kogelvrij vest aan had.
Toen [medeverdachte 1] weer terug was in de hotelkamer vroeg hij mij op een gegeven moment om naar buiten te gaan om mensen te ontmoeten. Ik hoorde [medeverdachte 2] aan de telefoon iemand de beschrijving geven van de kleding die ik droeg. Toen ik buiten was zag ik dat personen in een auto lichtsignalen met de koplampen gaven. Ik ben naar die auto gelopen. Een man, naar later bleek [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]), haalde een pamper met daarin juwelen uit zijn zak. Hij liet mij de juwelen zien. Ik ben met [slachtoffer 1] naar de hotelkamer gelopen.
Toen ik de hotelkamer met [slachtoffer 1] binnen kwam, liep [slachtoffer 1] achter mij. [medeverdachte 2] was toen in de slaapkamer en [medeverdachte 1] in de woonkamer.
[medeverdachte 1] vroeg mij of ik de tweede persoon met wie [slachtoffer 1] was wilde halen. Hij wist inderdaad dat er nog een tweede man was, want toen ik met [slachtoffer 1] binnen kwam had ik tegen [medeverdachte 1] gezegd dat er nog anderen buiten waren.
Het is juist dat toen ik – naar later bleek - [slachtoffer 2] (hierna [bijnaam slachtoffer 2] ) ophaalde, ik een stukje met hem en [getuige 4] in de auto ben meegereden. Wij zijn met hun auto naar het [hotel naam 1] gereden. Daar zijn [bijnaam slachtoffer 2] en ik uitgestapt. [getuige 4] bleef in de auto.
Ik heb [bijnaam slachtoffer 2] naar de hotelkamer gebracht.
[medeverdachte 1] zei tegen mij dat ik naar buiten moest gaan en het meisje moest brengen.
Ik was aanwezig bij [naam natuurgebied] Pond.
De acht bestanden (camerabeelden) die zijn genoemd in het ‘proces-verbaal van bevindingen uitgelezen geheugenkaart, die uit de telefoon van [verdachte] is gekomen van 15 oktober 2018’ worden in de zittingszaal afgespeeld. De voorzitter houdt daarbij voor hetgeen de verbalisanten in dat proces-verbaal hebben gerelateerd.
Na het eerste fragment:Ik ben op deze beelden te zien. Dit was op 5 december 2016, buiten bij het zwembad van het [hotel naam 1].
Na het tweede fragment:
De man die op de achtergrond te zien is, is [medeverdachte 1] .
Na het derde fragment:
Ik ben op deze beelden te zien. Ik zeg in dit fragment inderdaad ‘
You already know what it is. Down here kicking it at….I won’t say, but….yeah. We at the resort. One homie. Pow. You know who it is already. Fucking bitch ass niggers. We fitting to put down this…’.
Na het vierde fragment:Ik ben op dit fragment te zien met mijn AK-47. Dit is het wapen waarover ik vandaag heb verklaard.
Inleidende overweging
De verdachte [verdachte] heeft dezelfde achternaam als de andere verdachte in de onderhavige strafzaak in hoger beroep, tevens zijn broer, [medeverdachte 1]. Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zullen zij door het Hof daarom niet bij hun achternaam maar bij hun voornamen worden aangeduid. Dit zal het Hof dan op gelijke wijze doorvoeren voor aangehaalde getuigen.
Bewijsmiddeloverwegingen
1.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 2]
Namens [verdachte] is aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn.
Het Hof heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 2] niet alleen vanwege dit verweer maar ook vanwege de voor zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] belastende aard ervan met behoedzaamheid beoordeeld en komt tot het volgende oordeel.
[medeverdachte 2] is twaalf maal gehoord door de politie als verdachte, waarvan eenmaal gedurende een reconstructie. Deze verhoren zijn afgenomen binnen een tijdsbestek van een klein jaar, lopend van 21 februari 2017 tot en met 14 februari 2018. Voorafgaand aan iedere ondervraging is zij op haar rechten als verdachte gewezen en heeft zij gebruik kunnen maken van rechtsbijstand voorafgaand en gedurende het verhoor. Een aantal malen heeft zij daarvan gebruik gemaakt, andere keren niet. Na afloop van ieder verhoor is haar verklaring aan haar voorgelezen, volhardde zij daarbij en heeft zij de verklaring ondertekend.
Wat opvalt is dat zij zichzelf vanaf haar eerste verhoor in hotelkamer [hotelkamer nummer] plaatst op de bewuste middag, afwisselend in aanwezigheid van [medeverdachte 1] en [verdachte]. Zij verschaft in eerste instantie summiere informatie onder meer op vragen van de verbalisanten naar de reden van haar aanwezigheid aldaar en haar wetenschap over de (dan nog) vermiste slachtoffers. Verder valt bij nadere bestudering van de reeks van verhoren op dat zij in elk opvolgend verhoor blijft bij haar vorige verklaring, maar daarop steeds met nadere details verder aanvulling geeft. Deze aanvullingen worden deels naar aanleiding van nadere vragen gegeven, maar deels komen deze ook spontaan tot stand. Gedurende geen van de verhoren komt zij terug op een eerder afgelegde verklaring. Kortom, in de verhorenreeks zijn geen tegenstrijdige verklaringen te vinden. De verhorenreeks is de facto te beschouwen als een zich steeds verder ontvouwend feitelijk relaas. Als reden voor dit verloop geeft zij meermalen dat zij bang is voor zowel [medeverdachte 1] als [verdachte]. Zij vreest met het steeds meer prijsgeven geven van de werkelijke gebeurtenissen in hotelkamer [hotelkamer nummer] voor haar veiligheid en die van haar familie.
Hetgeen zij bij aanvang van haar zesde verhoor op 27 februari 2017 verklaart, kan gelden als tekenend voorbeeld van voorgaande beschrijving van de opbouw van haar verklaringen en haar angst omtrent het prijsgeven van meer details:
“I left certain details out of my previous statements” (…) I was afraid that [bijnaam medeverdachte 1](het Hof begrijpt: [medeverdachte 1] )
en [verdachte] were going to find out that I gave statement and said what really happened down by the hotel (…) I am afraid of [bijnaam medeverdachte 1] because everybody knows he is a dangerous person and I am afraid that if he knows that I had confessed what took place at the hotel, that he will get angry with me and do me something bad. If he knows I had snitch on him he could take and kill me and my whole family.”Vervolgens legt zij, in het bijzijn van haar advocaat, een gedetailleerde voor beide verdachten belastende verklaring af over hetgeen zij heeft waargenomen en gehoord. Zij verklaart in dit verhoor voor het eerst over wat zij vanuit de geopende slaapkamer heeft kunnen horen van de ‘ondervraging’ door [medeverdachte 1] van het eerste slachtoffer. Deze ondervraging heeft zich volgens haar afgespeeld in de woonkamer, in aanwezigheid van [verdachte], waarbij zij ook geluiden duidend op het gebruik van geweld heeft gehoord. Wanneer haar na afloop van dit verhoor duidelijk wordt gemaakt dat [verdachte], inmiddels ook aangehouden, op enig moment zal worden geconfronteerd met haar verklaring, verklaart zij huilend dat ze heel bang is in verband met hetgeen zij zojuist heeft verklaard. Zij komt echter niet terug op de inhoud van deze verklaring. Gedurende de reconstructie die een paar weken later plaatsvindt, herhaalt zij voornoemde belastende verklaring, waarin zij de gebeurtenissen letterlijk plaatst in hotelkamer [hotelkamer nummer]. Tot en met haar elfde en laatste verhoor blijft zij bij deze verklaring die zij op punten nader aanvult met voor haar relevante details.
Dit verloop van de verhoren en deze opbouw van haar verklaringen maken dat het Hof haar verklaringen als authentiek aanmerkt. De inhoud ervan is gedetailleerd en consistent te noemen en daarmee betrouwbaar en geloofwaardig. Op geen enkel moment lijkt alcoholgebruik een rol te hebben bespeeld bij het weglaten van eerdere details. Integendeel, zij geeft zelf uitdrukkelijk iedere keer aan dat zij eerder aspecten eerder niet heeft benoemd uit angst. Voorts blijkt uit het dossier niet van bovenmatig alcoholgebruik of dronkenschap bij haar of bij een van de andere verdachten.
Bij de weging van de betrouwbaarheid van haar verklaringen speelt tevens een rol dat [medeverdachte 2] duidelijk aangeeft over welke aspecten zij niet in staat is iets te verklaren. In het elfde verhoor zijn aan [medeverdachte 2] indringende vragen gesteld over de letsels die zouden zijn toegebracht aan de slachtoffers en wie precies deze letsels heeft veroorzaakt en op welke wijze. Zij volhardt in haar antwoord dat zij hierover niets kan zeggen, omdat zij zich in een andere ruimte, de slaapkamer, bevond en dus geen visuele waarnemingen heeft gedaan ten tijde van het eerste geweldsincident. Daarmee geeft zij er blijk van uit eigen wetenschap te verklaren en geen verklaring af te leggen simpelweg om maar een antwoord te formuleren op onopgehelderde vragen.
Daarnaast neemt het Hof bij de weging van haar verklaringen mee dat deze op essentiële details worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo vindt haar verklaring steun in de verklaring van getuige [getuige 4] (hierna: [getuige 4]) als het gaat om de aanloop naar de ontmoeting tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1]. Hen beider verklaringen over het belcontact tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] en het ophalen van [slachtoffer 1] door [verdachte] sluiten naadloos op elkaar aan. Tevens wordt [medeverdachte 2] ’s verklaring gesteund door hetgeen kan worden vastgesteld aan de hand van de camerabeelden rondom en op het hotelterrein. Haar verklaring over de momenten waarop zij, [verdachte] en [medeverdachte 1] de hotelkamer in- en uit zijn gegaan past nagenoeg volledig bij wat de camerabeelden uitwijzen. Voorts geldt dat haar verklaring over het gehoorde geweld jegens het eerste slachtoffer past bij de verklaringen van [medeverdachte 1] over hoe en hoe vaak hij [slachtoffer 1] heeft geslagen en sluit haar verklaring over het aantreffen van de beide slachtoffers in bad respectievelijk op bed aan bij de resultaten van het forensisch technisch onderzoek.
Bij de rechter-commissaris is [medeverdachte 2] ook driemaal gehoord. Voorop wordt gesteld dat zij in die verhoren op 14 augustus 2017, 6 september 2018 en 30 juni 2020 evenmin is teruggekomen op haar eerdere verklaringen. Integendeel, op 6 september 2018 antwoordt ze de rechter-commissaris op de vraag of ze zich haar eerdere verklaringen herinnert: “
At that time I remember I was telling the truth. Looking back at those statements there is nothing I would like to add. I honestly can’t remember what I would want to change from those statements.”Op 30 juni 2020 verklaart zij tegenover de rechter-commissaris, in weerwil van voornoemde reeks van consistente verklaringen die hieraan vooraf ging, dat zij niet meer weet of [medeverdachte 1] of [verdachte] de woorden “where the money or where the drugs” heeft gezegd. Met de procureur-generaal stelt het Hof vast dat deze verklaring tot stand lijkt te zijn gekomen door het haar onjuist voorhouden van de inhoud van haar eerdere verklaringen. Haar is toen door de raadsvrouw voorgehouden dat zij in haar eerdere verklaringen had gezegd dat ofwel [medeverdachte 1] ofwel [verdachte] die woorden zou hebben geuit. Dit terwijl zij tot dat moment consistent was in haar verklaringen dat het [medeverdachte 1] was die voornoemde woorden in de mond had genomen. Dit verkeerd voorhouden kan naar het oordeel van het Hof een rol hebben gespeeld bij het formuleren van haar antwoord op de vervolgvraag luidende:
“Could this be someone else saying this, than [medeverdachte 1] or [verdachte]?”. Daarom hecht het Hof geen geloof aan haar antwoord:
“It could have been someone else (…) I do not remember if it was [medeverdachte 1] or [verdachte]”.
Al het voorgaande leidt het Hof tot de conclusie dat de verklaringen van [medeverdachte 2] als betrouwbaar en geloofwaardig moeten worden aangemerkt en tot het bewijs kunnen en zullen worden gebezigd. Het verweer wordt verworpen.
2.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte
[verdachte] heeft in zijn verklaringen zijn aanwezigheid in de hotelkamer tijdens de geweldsincidenten ontkend en zijn rol in de geweldsincidenten sterk geminimaliseerd. Die delen van zijn verklaringen acht het Hof ongeloofwaardig gelet op de belastende verklaringen van [medeverdachte 2], die voor wat betreft [verdachte]’s aanwezigheid in de hotelkamer ten tijde van de beide geweldsincidenten ook wordt ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte 1] en de camerabeelden. Daarnaast geven de op zijn eigen telefoon veiliggestelde videobeelden van die middag - waarop [verdachte] zwaar bewapend te zien is terwijl hij dreigende taal uitslaat – een beeld van [verdachte] dat haaks staat op de strekking van zijn eigen verklaringen, inhoudende dat hij niets wist van een voorgenomen (rip)deal en geen idee had wat hem te wachten stond anders dan een gezellig familiair samenzijn met zijn voortvluchtige broer. Het Hof bezigt voor het bewijs op grond van het voorgaande dus slechts delen van [verdachte]’s verklaringen, namelijk die delen die ook worden ondersteund door ander bewijsmateriaal.
3.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 3] en [getuige 4]
De verklaringen van getuige [medeverdachte 3] acht het Hof betrouwbaar en geloofwaardig nu zij niet alleen voor hemzelf zeer belastend zijn, maar op essentiële punten steun vinden in de verklaringen van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] en de veiliggestelde camerabeelden.
De verklaringen van [getuige 4] acht het Hof eveneens betrouwbaar en geloofwaardig. Haar verklaringen sluiten zoals reeds overwogen in belangrijke mate aan op de verklaringen van [medeverdachte 2] en vinden tevens steun in de vastgestelde belcontacten tussen haar en [slachtoffer 1] en in de camerabeelden.
De verklaringen van deze getuigen worden derhalve tot het bewijs gebezigd.
Bewijsoverwegingen
Hieronder wordt eerst uiteengezet van welke feiten en omstandigheden, voortvloeiende uit de gebezigde bewijsmiddelen, het Hof uitgaat. Voor zover de grondslag niet direct volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen zal die in een voetnoot worden weergegeven.
Vervolgens zal het Hof de voorliggende juridische vragen beantwoorden, waarbij voor zover nodig zal worden ingegaan op de gevoerde verweren. De gang van zaken rondom het eerste en het tweede slachtoffer wordt apart behandeld. Daarna volgt het wegmaken van hen beider lichamen en tenslotte het vuurwapenbezit. Daarmee wordt in grote lijnen de volgorde van de tenlastelegging aangehouden.
Het eerste slachtoffer: de feiten
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft in de middag van 5 december 2016 hotelkamer [hotelkamer nummer] van het [hotel naam 1]te Sint Maarten (hierna ook: het hotel) bezocht in het kader van een criminele deal met [medeverdachte 1] en [verdachte].
[slachtoffer 1] was die middag in het bezit van een hoeveelheid juwelen die hij eerder had buitgemaakt en die hij bij zich droeg in een pamper en ook op zich droeg (laatst vastgestelde blijkt uit camerabeelden van het Green House Restaurant, waarop is waar te nemen dat [slachtoffer 1] meerdere kettingen droeg, waaronder één met een pendant).
[slachtoffer 1] werd op verzoek van [medeverdachte 1] om 14:56 uur door [verdachte] in de nabijheid van het hotel opgehaald en lopend naar de hotelkamer begeleid. [medeverdachte 1] hield zich in de woonkamer van de hotelkamer op en zijn vriendin [medeverdachte 2] bevond zich in de slaapkamer. [verdachte] heeft, toen hij [slachtoffer 1] ophaalde, gezien dat met [slachtoffer 1] een andere man (het latere tweede slachtoffer) was meegekomen. Lopend naar de hotelkamer toonde [slachtoffer 1] [verdachte] de sieraden in de pamper. [verdachte] zag onder meer kettingen, armbanden en oorbellen.
[medeverdachte 1] bevond zich ondertussen zwaar bewapend in de hotelkamer, immers voorzien van een geladen bushmaster, zijnde een zwaar automatisch vuurwapen, en twee kleinere handvuurwapens. Hij droeg daarbij tevens een kogelvrij vest. [verdachte] was die middag in de hotelkamer in het bezit van een geladen zwaar automatisch vuurwapen, te weten een AK-47. Dit wapen liet [verdachte] in de hotelkamer achter toen hij de kamer verliet om [slachtoffer 1] op te halen.
Om 15:02 uur is [slachtoffer 1] voor het laatst gezien op camerabeelden van het nabij het hotel gelegen [restaurant naam 1], terwijl hij in de richting van het hotel wandelt met [verdachte].
Na binnenkomst in de hotelkamer moet, zo stelt het Hof vast, enige tijd zijn verstreken tot het moment waarop het geweldsincident zich jegens [slachtoffer 1] heeft afgespeeld. Het Hof trekt die conclusie op grond van het navolgende.
Op grond van de camerabeelden is niet exact vast te stellen op welk moment [verdachte] en [slachtoffer 1] de kamer zijn binnengekomen, maar het is een feit van algemene bekendheid dat het [restaurant naam 1] op korte (loop)afstand is gelegen van het [hotel naam 1] en uit het dossier volgt niet dat zij onderweg naar de hotelkamer nog zijn opgehouden. Voorts is vast te stellen dat [verdachte] om 15:25 uur (gedurende drie minuten) via de slaapkamerschuifdeur de hotelkamer heeft verlaten om heen en weer naar de zwembadbar te lopen, zodat kan worden vastgesteld dat hij in elk geval vóór 15:25 uur de hotelkamer moet zijn binnengegaan met [slachtoffer 1]. Voorts kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] daarna nog belcontact heeft gehad met [getuige 4]. Uit het dossier volgt dat zij om 15:34 uur een telefoongesprek hebben gevoerd, gelet op de vastgestelde contactduur van 27 seconden en [getuige 4] ’s verklaring hieromtrent.Dit telefoongesprek moet derhalve zijn gevoerd door [slachtoffer 1] terwijl hij zich in hotelkamer [hotelkamer nummer] bevond. Uit de verklaring van [getuige 4] blijkt dat [slachtoffer 1] op dat moment aanspreekbaar was en dat hij eraan zou komen. Uit de inhoud en de strekking van dit telefoongesprek krijgt het Hof niet de indruk dat op dat moment al een aanvang was gemaakt met de geweldspleging jegens [slachtoffer 1]. Ook uit [medeverdachte 2] ’s verklaring kan worden afgeleid dat [slachtoffer 1] zich enige tijd in de hotelkamer heeft bevonden voordat het geweldsincident zich heeft afgespeeld. Immers, zij verklaart dat zij zich in de slaapkamer bevond toen ze [verdachte] de woonkamer hoorde binnenkomen met een onbekende man. [medeverdachte 1] was op dat moment ook in de woonkamer. Zij heeft hen horen praten, maar kon hen niet goed verstaan en heeft het gesprek aangeduid als gemompel.
Op grond van het voorgaande is de conclusie gerechtvaardigd dat [slachtoffer 1] enige tijd, tenminste vanaf 15:25 uur tot en met 15:34 uur (het telefoongesprek), in de hotelkamer heeft verbleven voordat het geweld op hem werd uitgeoefend.
[medeverdachte 2] heeft op enig moment in het gemompel kunnen verstaan dat [medeverdachte 1] vroeg om “hem het pistool aan te geven”. Het Hof gaat ervan uit dat dit moet zijn gezegd tegen [verdachte], immers naast [slachtoffer 1] was hij de enige andere aanwezige in de ruimte. Daarna hoorde zij iemand (het Hof begrijpt: [slachtoffer 1], immers uit [medeverdachte 2] ’s verklaringen volgt dat het niet [medeverdachte 1] of [verdachte] betrof) een geluid maken alsof hij werd geslagen (pijnkreten). [slachtoffer 1] werd vervolgens door [medeverdachte 1] op dwingende toon ondervraagd over de vindplaats van drugs of geld: “
where the money or where the drugs?”. [slachtoffer 1] maakte vervolgens opnieuw meermaals geluiden alsof hij werd geslagen. Hij gaf ook het antwoord dat hij het niet weet: “
I don’t know” en [medeverdachte 1] vroeg hem wie het heeft: “
who have it?”. Weer slaakte [slachtoffer 1] kreten alsof hij werd geslagen. Daarna verliet [medeverdachte 2] uit angst de hotelkamer via de slaapkamerschuifdeur om 15:38 uur, getuige de camerabeelden van het resort waarop te zien is dat zij de hotelkamer verlaat aan de zwembadzijde. Een minuut later verlaat [verdachte] ook de hotelkamer [26] . Hij is dan op weg om, op instructie van [medeverdachte 1] , het tweede slachtoffer, [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]), op te halen.
Dit leidt het Hof tot de conclusie dat het op [slachtoffer 1] uitgeoefende geweld moet hebben plaatsgevonden tussen 15:34 uur en 15:38 uur. Aan de andersluidende verklaring van [medeverdachte 1] dat hij direct nadat [slachtoffer 1] de hotelkamer binnenkwam (dus uiterlijk om 15:25 uur) geweld op hem heeft uitgeoefend, omdat [slachtoffer 1] een vuurwapen bij zich had, wordt geen geloof gehecht, gezien de voorgaande vaststellingen en gezien de omstandigheid dat [verdachte] bij herhaling heeft verklaard dat hij geen vuurwapen heeft gezien bij [slachtoffer 1].
Het door [medeverdachte 1] op [slachtoffer 1] uitgeoefende geweld bestond blijkens de verklaringen van [medeverdachte 1] uit het meermalen met kracht met de kolf van een vuurwapen slaan op [slachtoffer 1]’ schedel totdat hij bloedde, neerviel en niet meer bewoog. [medeverdachte 1] heeft hem toen naar de badkamer gesleept en hem in het bad gelegd.
De door [slachtoffer 1] naar de hotelkamer meegebrachte sieraden zijn in het opsporingsonderzoek niet teruggevonden. [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 1] na het op [slachtoffer 1] uitgeoefend geweld in de hotelkamer gezien met een ketting met een pendant en een gouden armband in zijn handen.
De juridische duiding: medeplegen gekwalificeerde doodslag
a.
De interpretatie van de feiten: deal blijkt ripdeal
Vastgesteld kan worden dat [medeverdachte 1] en [verdachte] de hotelkamer hebben gehuurd en [slachtoffer 1] daar hebben ontmoet voor het sluiten van een deal, althans zo was laatstgenoemde voorgespiegeld en zo had hij dan ook zijn vriendin en vriend verteld. In dat verband had hij door hem gestolen sieraden in een pamper naar de hotelkamer meegenomen.
Het Hof constateert dat die voorgenomen deal in elk geval niets te maken had met de verkoop van cocaïne door [medeverdachte 1] . De door hem in dat verband afgelegde verklaringen over de “schone cocaïnedeal” die hij wilde maken, namelijk dat hij, [medeverdachte 1] , 18 kilo cocaïne wilde verkopen, acht het Hof vanwege de sterk wisselende inhoud en de inconsistentie ervan volstrekt ongeloofwaardig. Daarbij speelt mede een rol dat [medeverdachte 2] noch [verdachte] drugs (of geld) bij [medeverdachte 1] hebben gezien. Geen van de andere aanwezigen in de hotelkamer heeft die middag een tas met 18 kilo cocaïne gezien. Integendeel, [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat zich in de tas, waarin volgens [medeverdachte 1] de 18 kilo cocaïne zou zitten, een fles water [27] en een
“machine gun” [28] bevonden, terwijl [medeverdachte 2] - die de desbetreffende tas op haar rug heeft gedragen - heeft verklaard dat de tas
“kind of heavy, but not too heavy” [29] was, hetgeen aansluit bij de verklaring van [verdachte] en [medeverdachte 3] over de inhoud van de tas en niet bij de verklaring van [medeverdachte 1] daaromtrent.
Toen [slachtoffer 1] eenmaal binnen in de hotelkamer was, bleek dat het ging om een ripdeal. Uit de dwingende, gewapende en meteen gewelddadige ondervraging door [medeverdachte 1] in het bijzijn van [verdachte] van [slachtoffer 1] volgt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] meenden recht te hebben op geld dan wel drugs, die [slachtoffer 1] onder bedreiging met een vuurwapen afhandig moesten worden gemaakt. Op agressieve toon werd immers door [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer 1] gezegd - nadat hij op zijn verzoek een vuurwapen overhandigd had gekregen van [verdachte] - : “where the money or where the drugs”? [slachtoffer 1] gaf [medeverdachte 1] kennelijk niet het geld of de drugs die zij wilden hebben, getuige de daarop volgende zin van [medeverdachte 1] “who have it” en [slachtoffer 1]’ antwoord daarop “I don’t know”, terwijl hij ondertussen harde klappen op zijn hoofd kreeg van [medeverdachte 1] , naar zijn eigen zeggen met de kolf van het vuurwapen.
[slachtoffer 1] voldeed blijkbaar niet aan het verzoek om drugs of geld af te geven aan [medeverdachte 1] en [verdachte] en is daarna doodgeslagen. Zijn meegebrachte sieraden zijn van hem afgenomen. De sieraden zijn immers niet meer teruggevonden, terwijl [medeverdachte 1] later die middag door [medeverdachte 2] is gezien met een ketting (met een pendant) en een gouden armband in zijn hand.
Gronddelict diefstal en bijkomend oogmerk
Gekwalificeerde doodslag bestaat uit een doodslag die in een onmiddellijk verband staat met een ander strafbaar feit, zowel in causaal opzicht als wat het tijdstip van het zich voordoen van de feiten betreft: het andere feit (ook wel aangeduid als oorsprongsfeit) moet de doodslag in zo’n mate vergezellen of van nabij volgen of daaraan voorafgaan dat het geacht kan worden er één geheel van uit te maken met als nadere beperking van de reikwijdte van de strafbaarstelling het (bijkomende) oogmerk van verdachte dat de doodslag is gericht op het voorbereiden, gemakkelijker maken van - of kort gezegd straffeloosheid verzekeren voor - dat andere (oorsprongs-)feit. Van een gekwalificeerde doodslag is niet reeds sprake bij een temporeel verband tussen de doodslag en het andere delict, maar pas indien tevens een oorzakelijk verband bestaat.
De handelingen van [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm van meet af aan gericht geweest op het wegnemen van goederen van [slachtoffer 1] (het oorsprongsfeit). In eerste instantie had men het oog op drugs of geld. De doelgerichtheid volgt uit de gewapende ondervraging van [slachtoffer 1]. Toen aan de afgifte van geld of drugs niet werd voldaan, is meteen fataal geweld aangewend en is [slachtoffer 1] beroofd van zijn sieraden. Dat van meet af aan de bedoeling was hem iets afhandig te maken (hetzij geld, hetzij drugs, hetzij sieraden) blijkt ook uit de voorbereiding. Zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] waren zeer zwaar bewapend. Zij hielden duidelijk rekening met een escalatie en/of het gebruik van vuurwapens dan wel andere vormen van geweld. Dat zij op een ripdeal uit waren en voorbereid waren, volgt ook uit de inhoud van de door [verdachte] gemaakte video’s, waarin hij zich richt tot degene die de hotelkamer binnen zal komen en deze persoon op zeer dreigende toon en zichtbaar bewapend met zijn AK-47 waarschuwt.
Het temporeel verband tussen de diefstal van de sieraden en het dodelijk geweld is blijkens de hiervoor vastgestelde feitelijke gang van zaken gegeven.
Wat betreft het causaal verband overweegt het Hof dat een verklaring van beide verdachten over de directe aanleiding van de doodslag ontbreekt. [medeverdachte 1] heeft weliswaar een beroep op noodweer(exces) gedaan, maar dat wordt door het Hof verworpen vanwege het feit dat het daaraan ten grondslag gelegde feitencomplex niet aannemelijk is geworden. Het Hof is daarmee aangewezen op het afleiden van die aanleiding zoals die in de bewijsmiddelen besloten ligt. Aan het handelen van de verdachten kan het Hof simpelweg geen andere conclusie verbinden dan dat de verdachten, toen zij geen geld of drugs kregen, besloten hebben hem de meegebrachte sieraden afhandig te maken en dat zij met het doden van [slachtoffer 1] het voor strafbaarheid van gekwalificeerde doodslag benodigde oogmerk hebben gehad de diefstal van de sieraden gemakkelijker te maken dan wel aan zichzelf straffeloosheid of het bezit van voornoemde spullen te verzekeren.
Medeplegen en opzet
[verdachte] heeft [slachtoffer 1] opgehaald en begeleid naar de hotelkamer, terwijl hij wist dat de bedoeling was om [slachtoffer 1] iets afhandig te maken. Voorts stond hij erbij toen [slachtoffer 1] indringend werd ondervraagd over het geld of de drugs en heeft hij [medeverdachte 1] het vuurwapen overhandigd waarmee [slachtoffer 1] vervolgens is doodgeslagen.
Het Hof is van oordeel dat [verdachte] daarmee niet alleen opzet heeft gehad op zijn samenwerking met [medeverdachte 1] , maar tevens voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1]. Ter toelichting geldt het navolgende.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan zodanige kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Van belang is in dit verband dat de beide verdachten voorafgaand aan de deal wisten dat ze van [slachtoffer 1] zouden rippen. Het mag in het criminele circuit geen verrassing heten dat dit soort ripdeals gepaard gaan met een aanzienlijke kans op verzet van de zijde van een slachtoffer en derhalve een grote kans op geweld. In een dergelijk geval is het hanteren van vuurwapens bij dit buitmaken of rippen niet ongebruikelijk en zelfs voor de hand liggend. Dat ook grof en zelfs fataal geweld zou kunnen worden toegepast op [slachtoffer 1] was een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te noemen en ook daarop was [verdachte], blijkens zijn eigen uitlatingen op zijn video’s, voorbereid. [verdachte] heeft in elk geval door tijdens de ripdeal een vuurwapen te overhandigen aan [medeverdachte 1] – van wie hij wist dat hij gebruik ervan niet zou schuwen– die aanmerkelijke kans bewust aanvaard.
Voor wat betreft het opzet van [medeverdachte 1] overweegt het Hof het navolgende. Hij heeft steeds verklaard dat hij met het door hem uitgeoefende geweld de dood van [slachtoffer 1] niet wilde veroorzaken, maar hem slechts tijdelijk wilde uitschakelen. Het Hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat de verdachte gehandeld heeft met vol opzet. Daarmee komt de vraag voor te liggen of opzet in voorwaardelijke zin bewezen kan worden.
De raadsvrouw heeft bepleit dat dit niet het geval is, omdat [medeverdachte 1] sec op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen.
Het Hof stelt voorop dat uit vaste jurisprudentie volgt dat afhankelijk van de omstandigheden van het geval het uitoefenen van geweld op het hoofd - een vitaal onderdeel van het lichaam - een aanmerkelijke kans op de dood met zich kan brengen. Of dit het geval is, hangt onder meer af van de intensiteit en de aard van het toegepaste geweld. [medeverdachte 1] heeft meermalen – volgens [medeverdachte 2] ’s verklaring tenminste vijfmaal - en met kracht op de schedel van [slachtoffer 1] geslagen met een hard voorwerp, te weten de kolf van een vuurwapen. [slachtoffer 1] is zodanig hard geslagen dat deze ten val kwam, bloedde en zijn bewustzijn verloor. Deze wijze van geweldsuitoefening levert naar het oordeel van het Hof naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat [slachtoffer 1] aan de gevolgen van dit geweld zou komen te overlijden.
Deze handelingen van [medeverdachte 1] kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm bovendien worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op de dood van het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat hij de aanmerkelijke kans daarop ook bewust heeft aanvaard. Contra-indicaties zijn niet naar voren gebracht en het Hof ook overigens niet gebleken. Dit betekent dat voorwaardelijk opzet kan worden bewezen.
Het tweede slachtoffer: de feiten
Op basis van camerabeelden van het bewakershuisje van het hotel is vast te stellen dat [verdachte] vlak na het gepleegde geweld op [slachtoffer 1] de hotelkamer weer heeft verlaten, namelijk om 15:39 uur. Hij ging toen op weg om de tweede meegekomen man, het latere tweede slachtoffer [slachtoffer 2], op te halen op instructie van [medeverdachte 1] , die (opnieuw) achterbleef in de hotelkamer. Blijkens de verklaring van [getuige 4] zag [verdachte] toen, tijdens het ophalen van [slachtoffer 2], pas dat ook zij in de auto zat. Om 15:42 uur is [slachtoffer 2] voor het laatst te zien op camerabeelden van het bewakershuisje van het hotel, terwijl hij samen met [verdachte] in de richting van de hotelkamer liep.
Om 15:48 uur is op camerabeelden van de zwembadzijde van het hotel te zien dat [medeverdachte 2] de hotelkamer voor de duur van negen seconden heeft betreden. Zij is de kamer in- en uitgegaan via de slaapkamerschuifdeur. Dit past bij haar verklaring inhoudende dat zij op enig moment naar binnen is geroepen door [medeverdachte 1] en daar een man, naar later blijkt [slachtoffer 1], in de badkuip heeft zien liggen, waarna zij de hotelkamer van schrik onmiddellijk weer heeft verlaten. [medeverdachte 2] heeft toen blijkens haar verklaringen geen andere mensen in de hotelkamer gezien, waaruit de conclusie kan worden getrokken dat [verdachte] en [slachtoffer 2] de hotelkamer pas hebben betreden ná 15:48 uur. Om 15:54 uur, zo is waar te nemen op camerabeelden van de zwembadzijde van het hotel, heeft [verdachte] de hotelkamer weer verlaten en heeft hij [medeverdachte 2] buiten een seintje gegeven, waarna ze samen naar de zwembadbar zijn gelopen. Dit rechtvaardigt de conclusie dat [slachtoffer 2] in elk geval vóór 15:54 uur de kamer moet zijn binnengekomen met [verdachte]. Ongeveer twee minuten later om 15:56 uur (camerabeelden zwembadzijde van het hotel) zijn zowel [verdachte] als [medeverdachte 2] de kamer weer binnen gegaan. Dit tijdstip van binnentreden rijmt met [medeverdachte 2]’s verklaring dat zij toen de tweede man, naar later blijkt [slachtoffer 2], levenloos op het bed heeft zien liggen.
Ook [slachtoffer 2] is door [medeverdachte 1] (blijkens zijn eigen verklaring: direct na binnenkomst in de hotelkamer) met kracht meermalen op zijn schedel geslagen met de kolf van een vuurwapen totdat hij bloedde, neerviel en niet meer bewoog. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 2] toen op het bed in de slaapkamer neergelegd, terwijl [slachtoffer 1] nog in de badkuip lag.
De juridische duiding: medeplegen moord
a.
De interpretatie van de feiten: de ongewenste getuige
Voor een bewezenverklaring van moord is onder meer vereist dat met voorbedachten rade is gehandeld. Daarvan is sprake indien de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de beoordeling van dit criterium moet een weging en waardering worden gemaakt van de omstandigheden van het concrete geval, met dien verstande dat het gewicht moet worden bepaald van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van de voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachten rade vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.
De eerste vraag die moet worden beantwoord, is wanneer [medeverdachte 1] het besluit heeft genomen om ook [slachtoffer 2] te doden. In dit verband wordt door het Hof het navolgende overwogen. Uit de feiten en omstandigheden zoals die hiervoor zijn vastgesteld, blijkt dat de opdracht om de tweede man op te halen door [medeverdachte 1] moet zijn gegeven vlak vóór 15:39 uur. Het dodelijk geweld is vervolgens vrijwel meteen na zijn binnenkomst in de hotelkamer op [slachtoffer 2] uitgeoefend tussen 15:48 en 15:54 uur en naar [medeverdachte 1] ’s eigen zeggen op dezelfde wijze als hoe [slachtoffer 1] even daarvoor is omgebracht, namelijk door met kracht met de kolf van een vuurwapen te slaan op de schedel.
[medeverdachte 1] heeft bij herhaling verklaard dat hij [verdachte] de opdracht heeft gegeven om naar buiten te gaan, slechts om na te gaan óf er iemand was meegekomen met [slachtoffer 1]. Indien dat het geval zou blijken, wilde [medeverdachte 1] louter achterhalen of die betreffende persoon mee was gekomen om hem, [medeverdachte 1] , te beroven of te vermoorden. Langs die lijn zou hij [slachtoffer 2] ook hebben bevraagd na diens binnenkomst in de hotelkamer. Deze verklaring acht het Hof echter zo buitengewoon ongeloofwaardig dat het Hof die terzijde stelt. Deze redenering ontbeert in de eerste plaats elke vorm van logica. Niet valt in te zien waarom [medeverdachte 1] direct na het doodslaan van [slachtoffer 1] een wachtende metgezel van hem zou laten ophalen om te bezien of laatstgenoemde wellicht plannen zou hebben om [medeverdachte 1] te vermoorden of beroven, dit terwijl deze metgezel op dat moment tot getuige werd gemaakt van de gewelddadigheden die zich even daarvoor in de hotelkamer hadden afgespeeld. Daarnaast staat deze verklaring haaks op de verklaringen van [verdachte] die op dit punt steevast heeft verklaard dat hem door [medeverdachte 1] uitdrukkelijk is gevraagd om de tweede man – die [verdachte] reeds had gezien bij het ophalen van [slachtoffer 1] en waarmee [medeverdachte 1] blijkens [verdachte]’s verklaring bekend was – op te halen en ook naar de hotelkamer te brengen.
Bij gebreke van enige andere steekhoudende verklaring voor deze gang van zaken, die ontbreekt, kan het Hof niet anders dan op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van [medeverdachte 1] en [verdachte] concluderen dat [slachtoffer 2] naar de hotelkamer moet zijn gehaald om uit de weg te worden geruimd om reden dat zojuist zijn kompaan was gedood, [slachtoffer 2] nog steeds op hem wachtte in de auto en hij als getuige in dit verband ongewenst was. Het Hof wordt in deze conclusie gesterkt door het feit dat [verdachte] vrij snel na de dood van [slachtoffer 2] andermaal naar buiten is gegaan en heeft geprobeerd om ook [getuige 4], de laatst achtergeblevene en potentiële getuige, naar de hotelkamer te laten komen [30] . Zij heeft dit echter geweigerd en heeft zich die avond tot de politie gewend om aangifte te doen van vermissing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Dat [slachtoffer 2] uit de weg moest worden geruimd, wordt ook afgeleid uit het feit dat [slachtoffer 2] (anders dan [slachtoffer 1]) direct na binnenkomst in de hotelkamer door [medeverdachte 1] met een kolf van een vuurwapen op zijn schedel is geslagen.
[medeverdachte 1] heeft in dit verband verklaard dat [slachtoffer 2] met een handvuurwapen de hotelkamer binnenkwam en dat hij hem daarom direct na binnenkomst heeft geslagen. [medeverdachte 1] heeft erop gewezen dat één van de twee handvuurwapens, die [medeverdachte 3] bij hem heeft waargenomen na de geweldsincidenten, van [slachtoffer 2] was (en de andere van [slachtoffer 1]). Aan deze verklaringen wordt geen geloof gehecht, reeds nu deze verklaringen op geen enkele wijze worden ondersteund en [medeverdachte 1] bovendien sterk wisselend heeft verklaard over de wijze waarop [slachtoffer 2] volgens hem met het vuurwapen de hotelkamer zou zijn binnengekomen. [verdachte] heeft bij herhaling verklaard dat hij geen vuurwapen heeft gezien bij [slachtoffer 2] (en ook niet bij [slachtoffer 1]), terwijl uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en [verdachte] volgt dat [medeverdachte 1] twee handvuurwapens bij zich droeg, al voordat de beide slachtoffers de hotelkamer binnenkwamen. Immers, [medeverdachte 2] [31] heeft -voordat de slachtoffers de hotelkamer binnenkwamen- een handvuurwapen bij [medeverdachte 1] gezien dat hij op de tafel van de woonkamer heeft gelegd en [verdachte] heeft -voordat de slachtoffers de hotelkamer binnenkwamen- een handvuurwapen (pistool) in een holster bij [medeverdachte 1] gezien, dat volgens zijn verklaring de hele tijd in de holster is gebleven [32] . De verklaring van [medeverdachte 1] dat één van de twee handvuurwapens, die [medeverdachte 3] bij hem heeft waargenomen, van [slachtoffer 2] was (en de andere van [slachtoffer 1]), wordt derhalve als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
Op grond van het voorgaande komt het Hof tot de vaststelling dat het besluit van [medeverdachte 1] om ook [slachtoffer 2] te doden is genomen uiterlijk gelijktijdig met het instrueren van [verdachte] om 15:38 uur. Dit betekent dat de tijdspanne tot aan het daadwerkelijk doodslaan van [slachtoffer 2] –tussen 15:48 en 15:54 uur - tenminste 10 minuten en ten hoogte zestien minuten heeft beslagen. Een en ander brengt met zich dat [medeverdachte 1] zich op zijn minst genomen gedurende die periode heeft kunnen beraden op het in elk geval op dat moment genomen besluit om ook [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Daarmee heeft hij de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen daarvan en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij gebreke van enige verklaring van de zijde van [medeverdachte 1] of [verdachte] op dit punt en ook overigens van enige aanwijzing daartoe moet het ervoor worden gehouden dat bij het doden van het slachtoffer niet is gehandeld in een gemoedsopwelling, zodat van een contra-indicatie voor voorbedachten rade niet is gebleken. Moord zoals primair tenlastegelegd kan daarmee wettig en overtuigend worden bewezen.
Opzet
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij evenmin opzet had op de dood van [slachtoffer 2]. Nu laatstgenoemde naar [medeverdachte 1] ’s eigen zeggen op vrijwel gelijke wijze door hem is doodgeslagen als [slachtoffer 1], verwijst het Hof voor wat betreft het bewijs van zijn opzet naar hetgeen hierover reeds is overwogen in verband met het eerste slachtoffer.
Medeplegen
[verdachte] heeft na het medeplegen van de (gekwalificeerde) doodslag op [slachtoffer 1] vervolgens [slachtoffer 2] in opdracht van [medeverdachte 1] opgehaald en meegenomen naar de hotelkamer onder het voorwendsel dat alles in orde was met [slachtoffer 1] en dat deze naar hem vroeg. [verdachte] heeft daarmee blijk gegeven van opzet op de (voortgezette) samenwerking met [medeverdachte 1] en opzet, tenminste in voorwaardelijke zin, op de daarna gepleegde moord. Immers de kans dat ook [slachtoffer 2], als ongewenste getuige van de fatale ripdeal op [slachtoffer 1], om zou worden gebracht is in het criminele circuit naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te noemen. Deze kans heeft [verdachte] door te handelen zoals hij heeft gedaan bewust aanvaard. Die aanvaarding blijkt overigens ook met zoveel woorden uit zijn eigen uitlatingen op de door hem gemaakte video’s: “
one homie, pow” en daarna - wijzend met zijn geladen AK-47 naar de deur van de hotelkamer - “
Don’t fuck around my nigger. I got for all you. You walk come through that door right there. Come through that door”. De eerstgenoemde uitlating kan gegeven de omstandigheden in de hotelkamer die middag niet anders dan slaan op de doodgeslagen [slachtoffer 1] [33] . De verklaring die [verdachte] ter opheldering van een en ander heeft afgelegd “het nadoen van een bekende rapper” acht het Hof volstrekt ongeloofwaardig en wordt naar het land der fabelen verwezen.
Het onder valse voorwendselen naar de hotelkamer lokken van [slachtoffer 2] en het vervolgens aanwezig zijn tijdens het doodslaan betreft een essentiële en substantiële bijdrage aan de gepleegde moord. Medeplegen kan dan ook worden bewezen.
Het moment van overlijden van de slachtoffers
Door de verdediging is betoogd dat niet kan worden vastgesteld wanneer en ten gevolge waarvan beide slachtoffers precies zijn overleden. Niet kan worden bewezen dat er een causaal verband was tussen de gepleegde geweldhandelingen en de dood van de slachtoffers noch dat ten sprake was van het wegmaken van hun stoffelijke overschotten, aldus nog steeds de verdediging.
Het Hof is van oordeel dat het feit dat het NFI geen doodsoorzaak meer heeft kunnen vaststellen na een tijdsverloop van acht maanden, gedurende welk tijdsbestek de slachtoffers onder water hebben gelegen, niet in de weg staat aan de conclusie dat hun dood redelijkerwijs kan worden toegerekend aan de geweldshandelingen zoals jegens hen gepleegd in de hotelkamer. Immers, [medeverdachte 1] heeft consistent verklaard dat hij de beide mannen zodanig hard heeft geslagen dat zij bloedden uit hun hoofd, in elkaar zakten en niet meer bewogen. Hij heeft op enig moment beide mannen naast elkaar in de badkuip gelegd, hun polsen gecheckt en water over hen heen gegoten, waarna hij heeft geconcludeerd dat beide mannen geen teken van leven meer vertoonden. Ook de andere verdachten hebben niet verklaard dat de beide mannen nog in leven waren ten tijde van het vervoeren en dumpen van hun lichamen. Dat [medeverdachte 2] meent te hebben waargenomen dat de tenen van [slachtoffer 1] nog hebben bewogen toen hij alleen in de badkuip lag (voordat [slachtoffer 2] binnenkwam), maakt dit niet anders. Nog daargelaten dat zij zich vergist kan hebben, gelet op de korte blik die zij op zijn lichaam heeft geworpen, de hectiek waarin een en ander zich heeft afgespeeld en de angst die dat voor haar moet hebben meegebracht, kan, gelet op het vorenstaande, niet anders dan redelijkerwijs worden aangenomen dat [slachtoffer 1] net als [slachtoffer 2] aan de toegediende klappen toen en aldaar is komen te overlijden. Bewezen kan tevens worden dat hun beider stoffelijke overschotten daarna zijn weggemaakt. Het verweer wordt verworpen.
Vuurwapen- en munitiebezit
Door het Hof is vastgesteld dat zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] in het bezit waren van een geladen zwaar vuurwapen, te weten een bushmaster pistool respectievelijk een AK-47. Daarnaast had [medeverdachte 1] nog twee andere handvuurwapens bij zich. Met één van deze handvuurwapens heeft hij de slachtoffers doodgeslagen en dit vuurwapen is hem in het geval van [slachtoffer 1] aangegeven door [verdachte]. Op grond van het voorgaande kan medeplegen van vuurwapen- en munitiebezit wettig en overtuigend worden bewezen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder feit 2 primair bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:260 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van doodslag, vergezeld en/of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijker te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of een andere deelnemer aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Het onder feit 4 primair bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:262 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van moord.
Het onder de feiten 3 en 6 bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:94 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van een lijk verbergen, wegvoeren en wegmaken, met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Het onder feit 7 bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel
3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht en strafbaar gesteld in artikel 11, eerste lid, van die verordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een first offender zoals de verdachte voor een moord als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren gegeven en voor gekwalificeerde doodslag een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren.
De verdachte heeft zich als medepleger schuldig gemaakt aan een dubbel levensdelict in de twee zwaarste varianten zoals ons wetboek van strafrecht die kent: gekwalificeerde doodslag en moord. Voorts heeft hij met anderen de lichamen van de beide slachtoffers weggemaakt en zich schuldig gemaakt aan (zwaar) vuurwapenbezit.
In opdracht van zijn broer heeft de verdachte een hotelkamer gehuurd voor een ontmoeting met een man om een voorgenomen ripdeal op hem te plegen. De verdachte en zijn broer waren beiden zwaar bewapend, onder meer met een bushmaster pistool en een AK-47. De verdachte heeft het eerste slachtoffer naar de hotelkamer begeleid. Zij beroofden hem aldaar van zijn juwelen en daarbij werd hij door de broer van de verdachte dood geslagen met de kolf van een vuurwapen, dat de verdachte hem aangaf. Daarna werd het slachtoffer in de badkuip gelegd. Vervolgens heeft de verdachte in opdracht van zijn broer het tweede slachtoffer, in wiens gezelschap het eerste slachtoffer was gekomen, opgehaald en ook naar de hotelkamer gebracht. Het tweede slachtoffer werd – als ongewenste getuige - direct na binnenkomst in de hotelkamer op gelijke wijze als het eerste slachtoffer door de broer van de verdachte doodgeslagen en op een bed neergelegd. Tenslotte is door de verdachte getracht een andere ongewenste getuige, de vriendin van het eerste slachtoffer, naar de hotelkamer te lokken, maar dat is niet gelukt omdat de vrouw uit argwaan weigerde mee te gaan.
Om de sporen van deze gruwelijke levensdelicten uit te wissen heeft de verdachte samen met zijn broer, diens vriendin en met hulp van een ingeroepen vriend zich van de lichamen van beide slachtoffers ontdaan door de lichamen in lakens gewikkeld in een busje te vervoeren naar en achter te laten in het water van de [naam natuurgebied] in [wijk 1]. Overblijfselen van de lichamen van de slachtoffers (slechts bestaande uit onvolledige skeletresten) zijn pas na acht maanden door de politie in het water aangetroffen toen voornoemde vriend zich meldde naar aanleiding van in de media getoonde beelden van zijn busje.
Aan de nabestaanden van beide slachtoffers is onherstelbaar leed toegebracht. Hun dierbaren zijn hen op gruwelijke wijze ontnomen en de rest van hun leven moeten zij dit verlies dragen en deze gruwelijke feiten onder ogen zien. Zij hebben bovendien gedurende acht maanden onnodig in grote onzekerheid verkeerd over het lot van hun naasten.
De samenleving van Sint Maarten is door deze feiten ook ernstig geschokt. Niet in de laatste plaats omdat deze levensdelicten op klaarlichte dag zijn begaan in een hotelkamer in een van de drukste en grootste resorts van Sint Maarten. Deze feiten hebben voor de inwoners van Sint Maarten niet alleen tot een beschadigd gevoel van veiligheid geleid, maar ook tot een beschadiging van het imago van het land als veilige toeristische bestemming.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Hof heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit.
Het Hof kent voorts strafmatigende werking toe aan de omstandigheid dat de verdachte, hoewel zijn bijdrage aan de feiten van begin tot eind cruciaal is geweest, zelf geen geweldshandelingen heeft gepleegd en dat zijn broer een dominante en sturende rol heeft gespeeld in het geheel.
Gelet op het voorgaande waarbij tevens in ogenschouw wordt genomen welke straffen in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, is het Hof van oordeel dat de eis van de procureur-generaal tot oplegging van de maximale tijdelijke gevangenisstraf van 30 jaren te hoog is en dat aan de verdachte een gevangenisstraf van 24 jaren dient te worden opgelegd.
Het Hof stelt vast dat in eerste aanleg en in hoger beroep sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De ten laste gelegde feiten dateren van 5 december 2016. Uit het dossier volgt dat de verdachte op 14 december 2016 voor de eerste keer is aangehouden als verdachte. Dat zou betekenen dat een einduitspraak in eerste aanleg medio december 2018 zou hebben moeten volgen. Op 5 juni 2019 is echter pas vonnis gewezen en heeft de verdachte hoger beroep in gesteld. Meer dan twee jaar later volgt thans het eindvonnis in hoger beroep. Het Hof merkt op dat de behandeling in hoger beroep vooral door Coronapandemie vertraging heeft opgelopen, maar dat betrof dan met name reisbeperkingen in de zaak van de andere verdachte, die in Nederland gedetineerd zit, met wiens zaak de behandeling van deze zaak gelijke tred liep. Ook in hoger beroep is dus sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.
Het Hof ziet alles afwegende aanleiding om, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn in zowel eerste als tweede aanleg, de op te leggen gevangenisstraf te verminderen met 6 maanden [34] .
Aan de verdachte zal derhalve een gevangenisstraf voor de duur van 23 jaren en 6 maanden worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 2 primair, 3, 4 primair, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
23 (drieëntwintig) jaren en 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.C.B. Hubben, S. Verheijen en H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. E. den Dekker, zittingsgriffier, en op 8 maart 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
Mrs. Verheijen en de Doelder alsook de uitspraakgriffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten, Team Zware Criminaliteit bestrijding d.d. 30 mei 2018, geregistreerd onder de onderzoeksnaam “Mars”.
2.Proces-verbaal van forensisch onderzoek, p. 548-549, Mars ZD 1, map 2.
3.Schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapport DNA-identificatieonderzoek, d.d. 15 januari 2018, p. 598, Mars ZD 1, map 3.
4.Schriftelijk bescheid, te weten een Forensisch antropologisch onderzoek, d.d. 1 augustus 2017, p. 606-623, Mars ZD 1, map 3.
5.Proces-verbaal van forensisch onderzoek, p. 362, 363, 364, 365, 366 368-369, Mars ZD 1, Map 2.
6.Schriftelijk bescheid, te weten een Rapport Onderzoek naar biologische sporen, DNA-onderzoek en DNA-verwantschap naar aanleiding van de vermissing van [slachtoffer 2] en D.L. Diaz, p. 438-442, Mars ZD 1, map 2.
7.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 214-216, Mars ZD 1, map 1.
8.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 223-233, Mars ZD 1, map 1.
9.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 242-252, Mars ZD 1, map 1.
10.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 266-274, Mars ZD 1, map 1.
11.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 275-283, Mars ZD 1, map 1.
12.Proces-verbaal van bevindingen uitgelezen geheugenkaart uit telefoon [verdachte].
13.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 458-460, Mars ZD 1, map 2.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], p. 67 e.v., Mars persoonsdossier [medeverdachte 2].
15.Proces-verbaal van bevindingen van plaatsaanwijzing [hotel naam 1] [hotel naam 1], p. 141, Mars persoonsdossier [medeverdachte 2].
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], p. 75 e.v., Mars persoonsdossier [medeverdachte 2].
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], p. 112 e.v., Mars persoonsdossier [medeverdachte 2].
18.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 116 e.v., Mars ZD 1, map 1.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], p. 122 e.v., Mars ZD 1, map 1.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], p. 130 e.v., Mars ZD 1, map 1.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3], p. 29 e.v., Mars persoonsdossier [medeverdachte 3].
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3], p. 42 e.v., Mars persoonsdossier [medeverdachte 3].
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris d.d. 19 december 2018.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris in hoger beroep d.d. 30 juli 2020.
25.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 28 september 2021, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
26.Bewijsmiddel 8: Camerabeelden van het bewakershuisje van [hotel naam 1].
27.Verklaring [verdachte] ter terechtzitting van 28 september 2021
28.Verklaring [medeverdachte 3], pagina 268 en 269 proces-verbaal
29.Verklaring [medeverdachte 2], pagina 389 proces-verbaal
30.Bewijsmiddel 18, verklaring [getuige 5] en camerabeelden [restaurant naam 1], pagina 271 van het proces-verbaal
31.Bewijsmiddel 13, zesde verhoor [medeverdachte 2]
32.Bewijsmiddel 21, verklaring [verdachte] afgelegd bij rechter-commissaris op30 juli 2020 en verklaring [verdachte] ter terechtzitting in eerste aanleg van 15 mei 2019
33.Het Hof leidt uit hetgeen is gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 december 2021 met documentcode 2112161400.AMB in combinatie met hetgeen is gerelateerd in het proces-verbaal onderzoek GSM, SIMKAART en GEHEUGENKAART d.d. 16-01-2018 af dat de in de telefoon genoteerde tijden van de opgenomen video’s niet de werkelijke tijden zijn.