Op 12 mei 2022 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba een tussenbeschikking gegeven in de zaak van klagers, bestaande uit de weduwe en kinderen van [slachtoffer], die op 28 september 2020 door politiegeweld om het leven is gekomen. Klaagster [klaagster 1] had het openbaar ministerie aansprakelijk gesteld voor de begrafeniskosten van haar echtgenoot, die als gevolg van excessief geweld door agenten van het Korps Politie Aruba is overleden. De officier van justitie had echter besloten tot niet-vervolging van de betrokken agenten, omdat zij een beroep op noodweer deden. Klagers hebben hiertegen een klaagschrift ingediend, waarin zij verzochten om vervolging van de beklaagden.
Tijdens de behandeling van het klaagschrift in raadkamer op 10 mei 2022, waarbij klagers, hun advocaat en de procureur-generaal aanwezig waren, is het standpunt van de procureur-generaal besproken. Deze adviseerde om het beklag af te wijzen, omdat het handelen van de beklaagden gerechtvaardigd zou zijn geweest door noodweer. Het Hof oordeelde dat het beklagdossier ontoereikend was om een beslissing te nemen en dat nader onderzoek noodzakelijk was. Het Hof heeft daarom besloten om de stukken in handen van de rechter-commissaris te stellen voor verder onderzoek naar de feitelijke toedracht van het schietincident, de afwegingen over het toegepaste geweld en de training van de betrokken agenten.
De beslissing van het Hof houdt in dat het onderzoek in raadkamer voor onbepaalde tijd wordt geschorst, maar niet langer dan vijf maanden, en dat klagers zullen worden opgeroepen voor een toekomstige zitting. Het Hof heeft hiermee de complexiteit van de zaak en de onvolledigheid van het opsporingsonderzoek erkend, wat een goede beoordeling van het beklag momenteel onmogelijk maakt.