2.4Het Gerecht heeft DEAC veroordeeld tot betaling van NAf 153.634,52, met rente, [geïntimeerde 1] tot betaling van NAf 5.758,80, met rente, en [geïntimeerde 2] tot betaling van NAf 7.271,91, met rente.
Het Gerecht heeft onder meer overwogen:
- art. 12 van de aannemingsovereenkomst sluit ontbinding niet uit (4.10);
- bij de inspectie van 22 juli 2019 vertoonden de woningen de door Babranis geconstateerde gebreken (4.14-4.17);
- ten tijde van het verzoekschrift van 14 november 2019 was waarschijnlijk dat het werk niet op tijd of niet behoorlijk zou worden opgeleverd; dat is voldoende grond om de aannemingsovereenkomsten te ontbinden (4.13 en 4.18-4.19);
- het beroep van DEAC op schuldeisersverzuim wordt verworpen (4.20-4.22);
- het Gerecht zal de vordering tot ontbinding van de aannemingsovereenkomsten toewijzen (4.23);
- Het Gerecht gaat ervan uit dat de kosten voor het afbouwen van de woningen NAf 154.774,- bedragen; [geïntimeerden] hebben recht op terugbetaling van NAf 138.723,52 (4.25);
- een aanvullende schadevergoeding van NAf 14.911,- zal worden toegewezen (4.26);
- de vorderingen tegen [de bestuurder] worden afgewezen (4.28-4.31);
- voor zover de vorderingen in reconventie met betrekking tot de factuur van 5 april 2019 zien op de laatste betalingstermijn, worden zij afgewezen (4.35);
- voor zover die vorderingen zien op meerwerk, worden zij ook afgewezen, omdat niet de juiste meerwerkprocedure is gevolgd; alleen de bedragen van NAf 5.758,80 en NAf 7.271,91 worden toegewezen, omdat die zien op werkzaamheden waarom [geïntimeerden] hebben verzocht en die zij hebben geaccordeerd (4.36-4.39).
Niet alle vorderingen zijn in hoger beroep aan de orde