Uitspraak
[GEÏNTIMEERDE 1],
[GEÏNTIMEERDE 2],
[GEÏNTIMEERDE 3],
[GEÏNTIMEERDE 4],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de koopovereenkomst van een woning werd ontbonden. De koopovereenkomst, gesloten op 5 april 2019, betrof de verkoop van een woning aan [geïntimeerden] voor NAf 190.000,-. De levering zou plaatsvinden op 30 juni 2019, maar deze ging niet door omdat [appellant] en [medegedaagde] niet verschenen. [appellant] was op dat moment in het ziekenhuis opgenomen en had een amputatie ondergaan. Na meerdere mislukte pogingen om de overdracht te realiseren, hebben [geïntimeerden] op 18 september 2019 de koopovereenkomst ontbonden en een boete geëist. Het Gerecht heeft in zijn vonnis geoordeeld dat de ontbinding rechtsgeldig was en heeft [appellant] en [medegedaagde] veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding.
In hoger beroep heeft [appellant] aangevoerd dat hij zich in een overmachtssituatie bevond en dat de ontbinding niet rechtsgeldig was. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden van [appellant] niet voldoende waren om de ontbinding te weerleggen. Het Hof heeft vastgesteld dat de ontbinding van de koopovereenkomst op basis van de overeengekomen voorwaarden geldig was en dat [appellant] niet kon aantonen dat er een nieuwe overeenkomst tot stand was gekomen. Het beroep op redelijkheid en billijkheid werd eveneens afgewezen, omdat de omstandigheden niet zodanig waren dat de ontbinding onaanvaardbaar was. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.