ECLI:NL:OGHACMB:2021:96
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gijzeling en appeltermijn in civiele zaak tussen ex-echtgenoten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de man, oorspronkelijk gedaagde en thans appellant, tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De man had in eerste aanleg een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking van 22 augustus 2012 ingediend, waarin zijn bijdrage aan de kinderalimentatie voor zijn dochter was vastgesteld op US$ 250 per maand. De vrouw, oorspronkelijk eiseres en thans geïntimeerde, had verzocht om de tenuitvoerlegging van deze beschikking bij lijfsdwang, omdat de man in gebreke was gebleven met betalingen, met een achterstand van US$ 22.500. Het Gerecht had op 10 maart 2020 de beschikking uitvoerbaar bij lijfsdwang verklaard en de man veroordeeld tot betaling van de kosten van de tenuitvoerlegging.
De man heeft op 7 april 2020 hoger beroep ingesteld, maar het Hof heeft geoordeeld dat hij niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat hij de appeltermijn van drie weken had overschreden. De betekening van het vonnis op 16 maart 2020 was geldig, ook al waren de onderliggende stukken niet meegestuurd. Het Hof heeft verder overwogen dat conversie van appel naar verzet niet geoorloofd is en dat, zelfs als de man ontvankelijk zou zijn, het Hof zich zou hebben aangesloten bij de overwegingen van een eerdere uitspraak in een schorsingsincident.
De beslissing van het Hof houdt in dat de man kosteloos mag procederen, maar niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.