ECLI:NL:OGHACMB:2021:6

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
CUR2019H00357
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in civiele zaak

In deze zaak heeft [Appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, dat op 14 oktober 2019 is gewezen. De appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde Th.R. Calmero, heeft op 14 oktober 2019 een brief ingediend waarin hij zijn grieven tegen het bestreden vonnis uiteenzet. Echter, na correspondentie met de griffie van het Hof, heeft [Appellant] op 20 augustus 2020 aangegeven dat hij niet klaar was voor het hoger beroep en heeft hij zijn hoger beroep ingetrokken. Dit leidde tot een proceskostenveroordeling, waarbij het Hof heeft geoordeeld dat [Appellant] in de proceskosten van de procedure moet worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de geïntimeerde WIS zijn begroot op NAf 1.250,-, terwijl de kosten aan de zijde van Dekra op nihil zijn begroot. Het Hof heeft tevens vastgesteld dat het hoger beroep is vervallen omdat er geen griffierecht is betaald. De zaak is vervolgens verwezen naar het Gerecht voor verdere behandeling van de hoofdzaak.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: CUR201602053-CUR2019H00357
Uitspraak: 12 januari 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
[Appellant],
wonende te Curaçao,
in eerste aanleg eiser, thans appellant,
gemachtigde: aanvankelijk Th.R. Calmero,
thans in persoon,
tegen

1.de besloten vennootschapWINDWARD INSURANCE SOLUTIONS B.V.,

gevestigd te Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
2. de naamloze vennootschap
DEKRA CARIBBEAN N.V.,
gevestigd te Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde in eerste aanleg: mr. E.A. Knoppel; in hoger beroep niet verschenen.
De partijen zullen hierna [Appellant], WIS en Dekra worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor de procesgang in eerste aanleg en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar het vonnis van 14 oktober 2019 in de zaak met nummer CUR201602053 (hierna: het bestreden vonnis).
1.2
Bij brief van 14 oktober 2019, ingekomen op 15 oktober 2019, van zijn toenmalige gemachtigde Calmero (hierna: Calmero) is [Appellant] in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis.
1.3
Bij e-mail van 16 oktober 2019 heeft een griffiemedewerkster aan Calmero geschreven:
“[…] Hoger beroep kan alleen bij het eindvonnis (art 263) tenzij tussentijds hoger beroep wordt toegestaan (263a), maar dat moet aan het Hof gevraagd worden.
Hopende u voldoende te hebben geïnformeerd. […]”
1.4
Namens [Appellant] heeft Calmero een memorie van grieven van 25 november 2019 – gericht aan de Raad van Appèl -, ontvangen op 28 november 2019, ingediend. Daarin voert [Appellant] zijn grieven aan tegen het bestreden vonnis en concludeert [Appellant] dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw zal rechtspreken. Niet blijkt dat griffierecht betaald is (op de appelakte begroot op NAf 900,-).
1.5
Op de daartoe nader bepaalde dag zijn namens WIS pleitnotities overgelegd.
1.6
De gemachtigde van WIS heeft bij e-mail van 28 april 2020 het Hof verzocht een akte van niet-dienen te verlenen en de zaak voor uitspraak te verwijzen aangezien door de tegenpartij geen pleidooi is ingediend. Die e-mail is cc verstuurd aan het e-mailadres: layo6319@hotmail.com.
1.7
Bij e-mail van 20 juli 2020 aan [Appellant] (met cc aan mr. Knoppel) heeft de griffie van het Hof onder meer een overzicht verstrekt van de stukken die zich, vanaf het bestreden vonnis, in het dossier bevinden en [Appellant] verzocht de griffie te berichten of hij al dan niet een behandeling van het verzoek om tussentijds appel wenst.
1.8
Bij brief van 20 augustus 2020, ingekomen 21 augustus 2020, heeft [Appellant] aan het Hof bericht dat hij wenste dat de zaak op de parkeerrol zal worden geplaatst en dat hij niet klaar is voor het hoger beroep. Daarop is telefonisch overleg en nadere correspondentie per e-mail tussen de griffie en [Appellant] gevolgd, waarbij [Appellant] is uitgelegd dat het Hof geen parkeerrol kent en [Appellant] zijn hoger beroep heeft ingetrokken.
1.9
Bij e-mail van 4 september 2020 aan de griffie van het Hof en aan [Appellant] heeft mr. Knoppel bericht dat haar client bij intrekking van het hoger beroep wenst dat de tegenpartij in de kosten wordt veroordeeld.
1.1
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
De intrekking door [Appellant] van zijn hoger beroep zal worden verstaan als het doen van afstand van instantie.
2.2
Gezien deze afstand van instantie, resteert ter beoordeling en beslissing uitsluitend de proceskostenveroordeling.
2.3
Het Hof zal, overeenkomstig de hoofdregel van artikel 60 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, [Appellant] in de proceskosten van deze procedure veroordelen. Er bestaat geen aanleiding van deze hoofdregel af te wijken.
2.4
WIS heeft door toedoen van [Appellant] in hoger beroep kosten moeten maken. De proceskosten in hoger beroep aan de zijde van WIS, waarin [Appellant] zal worden veroordeeld, worden tot aan dit vonnis begroot op NAf 1.250,- wegens salaris gemachtigde (1 punt, tarief 5).
2.5
Dekra heeft in hoger beroep geen voor het Hof kenbare kosten gemaakt. Ten aanzien van haar zullen de proceskosten op nihil worden begroot.
2.6
Overigens is het hoger beroep ook vervallen doordat geen griffierecht is betaald (artikel 270 lid 5 Rv). Voor de goede orde zij vermeld dat ter zake van een verzoek vergunning tussentijds appel eveneens NAf 900,- aan griffierecht verschuldigd is (artikel 124 Procesreglement 2018).
2.7
De zaak zal ter verdere behandeling en beslissing van de hoofdzaak worden verwezen naar het Gerecht.

3.De beslissing

Het Hof:
- verstaat dat Satie afstand van instantie heeft gedaan;
- veroordeelt [Appellant] in de kosten van dit geding in hoger beroep, gevallen aan de zijde van WIS en tot aan dit vonnis begroot op NAf 1.250,-;
- veroordeelt [Appellant] in de kosten van dit geding in hoger beroep, gevallen aan de zijde van Dekra en tot aan dit vonnis begroot op nihil;
- verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling ten gunste van WIS uitvoerbaar bij voorraad;
- verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar het Gerecht voor de verdere behandeling en beslissing van de hoofdzaak.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Th.G. Lautenbach, O. Nijhuis en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 12 januari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.