Uitspraak
2.1 Het verweer
2.2 Standpunt van de procureur-generaal
2.3 Beoordeling door het Hof
5.1 Inleidend
5.2 Wat uit het dossier blijkt
5.3 De betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [getuige 1]
5.3.1 Standpunt van de verdediging
5.3.2 Standpunt van de procureur-generaal
5.3.3 Beoordeling door het Hof
5.3.3.1 Algemeen
5.3.3.2 Gestelde verschillen tussen de verklaringen uit 2015 en 2017
5.3.3.3 Verklaringen uit 2017, 2018 en 2021
5.3.3.4 Ontkenning [getuige 6]
5.3.3.7 Conclusie
5.4.1 Standpunt van de verdediging
5.4.2 Beoordeling door het Hof
5.4.2.1 Algemeen
5.4.2.2 Verklaringen [getuige 2]: een journalist, de politie en de
rechter-commissaris
5.5.1 Standpunt van de verdediging
5.5.2 Standpunt van de procureur-generaal
5.5.3 Beoordeling door het Hof
en [getuige 5]
5.6.1 Beoordeling door het Hof
5.6.2 Bespreking van verweren
5.6.3 Conclusie
5.7 De getuige [medeverdachte 2]
5.8 De duiding van de inhoud van sms-berichten en het bezoek van
[broer medeverdachte 1] aan de verdachte
5.8.1 Standpunt van de verdediging
5.8.2 Standpunt van de procureur-generaal
5.8.3 Beoordeling door het Hof
5.9 Conclusie
5.9.1 Ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte bij de
moord op [slachtoffer]
5.9.2 Medeplegen of uitlokking
11.1 Vordering van de benadeelde partijen
11.2 Standpunt van de verdediging
11.3 Beoordeling door het Hof
11.3.1 Ten aanzien van de materiële schade
11.3.2 Ten aanzien van de immateriële schade
11.3.3 Ten aanzien van de proceskosten
1.Inleiding
2.De ontvankelijkheid van de procureur-generaal in de vervolging inzake feit 4
(onderzoek Maximus)
pre judgment, met schending van de in artikel 6, tweede lid, Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) gewaarborgde onschuldpresumptie tot gevolg. Een eerlijk proces in de onderhavige strafzaak is al vóór de aanvang van de berechting onmogelijk gemaakt door het even bedoelde vonnis van het Hof in de zaak tegen [medeverdachte 1].
strong factual ties. Ondanks het gegeven dat alle signalen wezen op het belang van gelijktijdige berechting is daarvan afgezien, terwijl een rechtens te respecteren belang bij consecutieve vervolging ontbreekt, aldus – samengevat – de verdediging.
3.Tenlastelegging
4.Vrijspraak van feit 1 (onderzoek Germanium)
5.Het bewijs ten aanzien van feit 4 (Maximus)
- over werk dat de verdachte voor [medeverdachte 1] heeft (25 april 2013);
- over het door [medeverdachte 1] zien van de verdachte zodat [medeverdachte 1] kan
- over een vriend die er deze dagen niet is om hem, [medeverdachte 1], bij het werk te helpen (3 mei 2013);
- over het doorgeven van een boodschap van die vriend door de verdachte aan [medeverdachte 1] en het daartoe maken van een afspraak bij de verdachte thuis (4 mei 2013).
Algemeen
Gestelde verschillen tussen de verklaringen uit 2015 en 2017Anders dan de raadsman heeft gesteld kan het Hof niet vaststellen dat er een gapend gat bestaat tussen de verklaringen van [getuige 1] van 2015 [4] enerzijds en zijn verklaringen van 2017 anderzijds.
wie de moord hebben gepleegd(cursivering Hof). Hij heeft op deze vraag ontkennend geantwoord. Het Hof stelt vast dat hieruit niet volgt, zoals de raadsman stelt, dat [getuige 1] ontkennend heeft geantwoord op de vraag of hij nog van andere mensen heeft gehoord
over de moord op [slachtoffer](cursivering Hof). Dat laatste is immers een veel ruimer onderwerp.
Verklaringen uit 2017, 2018 en 2021
dusniet van de verdachte afkomstig was, volgt het Hof daarom niet.
Ontkenning [getuige 6]
Adamco vs. Slowakije
Overigens
Conclusie
AlgemeenMet betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [getuige 2] verwijst het Hof eerst naar de in deze paragraaf inleidend gegeven overwegingen.
Verklaringen [getuige 2]: een journalist, de politie en de rechter-commissaris
Voorts acht het Hof van belang dat vaststaat dat [medeverdachte 1] de opdracht tot de moord van een derde heeft aangenomen, derhalve wist wie die opdrachtgever was en hierover uit eigen wetenschap kon verklaren tegenover [getuige 2] alsook dat vaststaat dat het [bijnaam medeverdachte 3] is geweest die [medeverdachte 2] heeft ingeschakeld. Hierin vindt het Hof verankering voor de verklaring van [getuige 2]. Ook overigens vindt de verklaring van [getuige 2] bevestiging in de andere bewijsmiddelen.
cashgeld en dat hij op het kantoor aan [medeverdachte 1] en aan zijn broer geld heeft gegeven. Aan zijn verklaring dat het zou gaan om slechts een paar honderd gulden wordt, gelet op de gebezigde bewijsmiddelen, geen geloof gehecht.
werk (…), misschien iets voor jou’. Daaruit volgt dat het gaat om werk voor [medeverdachte 1] zelf, en niet om werk voor anderen met wie [medeverdachte 1] volgens de verdachte weleens op zijn werk verscheen en voor wie [medeverdachte 1] werk zocht [12] . De verdachte en [medeverdachte 1] hebben echter ieder voor zich verklaard dat [medeverdachte 1] nooit heeft gewerkt voor de verdachte en dat [medeverdachte 1] ook geen beveiligingswerk voor de verdachte wilde doen. [13] Ook [getuige 13], directrice bij [bedrijfsnaam 2], en [getuige 11], goede vriend van [medeverdachte 1], hebben als getuigen verklaard dat [medeverdachte 1] nooit voor [bedrijfsnaam 2] heeft gewerkt [14] . Het werk waarover in voornoemd sms-bericht wordt gesproken kan daarom dan ook niet gaan over beveiligingswerk bij [bedrijfsnaam 2].
ik had parttime werk voor vier uren in de beveiliging)maakt die conclusie niet anders. Het Hof hecht gelet op het voorgaande geen geloof aan deze verklaring, te meer nu door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd dat de verdachte aan het sms-bericht zelf geen specifieke herinnering heeft, maar die verklaring was gebaseerd op een reconstructie die was ontleend aan de kennis over zijn bedrijf.
werkenen zegt hij dat hij reeds
zijn uniformenheeft. Daarop nodigt de verdachte [medeverdachte 1] uit om bij hem thuis langs te komen, zodat hij
zekan zien (sms-bericht van 30 april 2013 om 15.42 uur) en is [medeverdachte 1] daar volgens zijn sms-bericht op 30 april 16.01 uur (sms-bericht van die datum en dat tijdstip). Een paar dagen later, op 3 mei 2013 om 14.33 uur, sms’t [medeverdachte 1] naar de verdachte dat de vriend er deze dagen niet is om hem te helpen bij het
werk, omdat hij in het buitenland is (cursivering en onderstreping door het Hof).
gewerkt(onderstreping Hof) langs te rijden, om te kijken of de auto er staat en dat [broer medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij tegen de werknemers had gezegd om de man te melden dat [broer medeverdachte 1] langs was geweest. Uit het tapgesprek van 13 februari 2014, gevoerd tussen [medeverdachte 1] en zijn vader, blijkt vervolgens dat het [broer medeverdachte 1] is gelukt met dat ding.
past binnen de lezing dat de verdachte de opdracht tot de moord op [slachtoffer] aan [medeverdachte 1] heeft verstrekt. Opvallend is overigens dat uit het dossier naar voren komt dat het woord “stoeien” wordt gebruikt als het gaat om een gewelddadige handeling [18] .
6.Het bewijs ten aanzien van feit 5 (onderzoek Passaat)
- in zijn hoedanigheid van minister van Financiën van het land Curaçao gebruik heeft gemaakt van een in artikel 39, lid 1, sub a, van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (vaststelling en gebruik formulieren vrijwillige verbetering) aan de minister toekomende bevoegdheid, in de vorm van het (op 11 april 2011) vaststellen van een schriftelijke “Aanschrijving (Vaststelling en gebruik formulieren vrijwillige verbetering)”;
- die schriftelijke Aanschrijving op 11 april 2011 heeft ondertekend en willens en wetens onjuist heeft gedateerd op 7 april 2011;
- daarmee het oogmerk heeft gehad dat één of meer anderen (te weten belastingplichtige derden, meer in het bijzonder potentiële inkeerders) overeenkomstig die Aanschrijving en derhalve vanaf de dagtekening daarvan alsnog een juiste of volledige aangifte kunnen doen bij, dan wel juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen kunnen verstrekken aan de Inspectie der Belastingen, en aldus die even bedoelde Aanschrijving kunnen gebruiken, vanaf die datum van dagtekening, te weten 7 april 2011.
7.Bewezenverklaring
of omstreeksde periode van 28 september 2012 tot en met 6 juni 2014 te Curaçao
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk gebruik heeft
/hebbengemaakt van
één of meervalse
of vervalstegeschriften, te weten facturen
en offertesen aanmaningen op naam van [bedrijfsnaam 1] (Hierna [bedrijfsnaam 1]),
(een)geschrift
(en
) datdie bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren die
/datgeschrift
(en
) (telkens
)echt
en onvervalsten
/ofopzettelijk zodanig
(e)geschrift
(en
)heeft laten afleveren
en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij
en/of zijn mededaders (telkens
)wist
(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoedendat die
/datgeschrift
(en
)bestemd
was/waren voor zodanig gebruik,
en/of zijn mededader(s)deze facturen
en/of offertesen
/ofaanmaningen
telkensheeft
/hebben opgenomen in de administratie van [naam stichting 1] en/of heeft verspreid/laten verspreiden aan de
(SOAB
)
of vervalsinghierin dat in die facturen
en offertesen aanmaningen
(telkens) een fictief
en/of een te hoogbedrag voor werkzaamheden van bovengenoemde bedrijf was vermeld
en/of was opgenomenterwijl deze werkzaamheden niet
en/of gedeeltelijk en/of tegen een lager bedragzijn uitgevoerd,
/of medeverdachte[medeverdachte 4] en
/of één of meeranderen op
of omstreeks5 mei 2013 te Curaçao, opzettelijk en
al dan nietmet voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven
heeft/hebben beroofd, immers
heeft/hebben voornoemde [medeverdachte 2] en
/of[medeverdachte 4] en
/of één of meeranderen opzettelijk en
/ofna kalm beraad en rustig overleg met gebruikmaking van een vuurwapen, meerdere kogels op
(het lichaam van) en/of in de richting van (het lichaam van)voornoemde [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan die [slachtoffer] meerdere verwondingen en
/ofletsels heeft bekomen en die [slachtoffer] aan die letsels en
/ofverwondingen is overleden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,in
of omstreeksde periode 1 januari 2013 tot en met 5 mei 2013 te Curaçao opzettelijk heeft uitgelokt door giften
en/of beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingendoor
en/of één of meer anderente vragen en
/ofop te dragen om [slachtoffer] te vermoorden en
/of
en/of één of meer anderenals vergoeding voor de moord op [slachtoffer] een aanzienlijk geldbedrag, in het vooruitzicht te stellen en
/ofte betalen voor het (mede)plegen van de moord op [slachtoffer]
en/of
of omstreeks11 april 2011 te Curaçao,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,een document genaamd “Aanschrijving ter uitvoering van artikel 39, lid 1 sub a, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (Vaststelling en gebruik formulieren vrijwillige verbetering)”, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft vervalst, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
indien/terwijl uit dat gebruik e
(e))nig nadeel kan ontstaan, door opzettelijk valselijk en
/ofin strijd met de waarheid dit geschrift te
(laten)antedateren door dit document te
(laten)voorzien van de datum 7 april 2011 (APR 07 2011) en
/ofdoor dit document te ondertekenen, terwijl dit document op een latere datum werd opgemaakt en
/ofondertekend,
(als Minister van Financiën van het land Curaçao
)schond en
/ofbij het begaan van dit strafbaar feit gebruik maakte van macht
en/of gelegenheid en/of middelhem door zijn ambt geschonken.
8.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
9.Strafbaarheid van de verdachte
10.Oplegging van straf
11.Schadevergoeding
12.Toepasselijke wettelijke voorschriften
13.BESLISSINGEN
gevangenisstrafvoor de
30 (dertig) jaren;
NAf 4.815,- (zegge: vierduizend achthonderdvijftien gulden),en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partijen;
NAf 4.815,- (zegge: vierduizend achthonderdvijftien gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
1 (één)dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;