ECLI:NL:OGHACMB:2021:51
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake gezag en hoofdverblijfplaats van een minderjarige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding met betrekking tot de gezagsverhouding en de hoofdverblijfplaats van een minderjarige. De vrouw, appellante, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, maar het Hof constateert dat het kind momenteel bij de man verblijft. Dit leidt tot de conclusie dat de man geen spoedeisend belang meer heeft bij de gevraagde voorzieningen in kort geding. Het Hof verwijst naar een eerdere uitspraak van het Gerecht op 20 augustus 2020, waarin werd beslist dat partijen gezamenlijk gezag over het kind moeten hebben en dat de hoofdverblijfplaats bij de man zal zijn. Het hoger beroep dat tegen deze uitspraak is ingesteld, is nog niet behandeld.
Het Hof oordeelt dat, gezien de omstandigheden, de kosten in eerste aanleg en in hoger beroep gecompenseerd worden, omdat het geschil voortvloeit uit de verbroken relatie tussen partijen. De vrouw heeft geen belang bij een kostenveroordeling in eerste aanleg, waardoor toepassing van artikel 281b Rv niet aan de orde is. Uiteindelijk besluit het Hof het bestreden vonnis te vernietigen wegens het ontbreken van spoedeisend belang en wijst het de vorderingen van de vrouw af. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.