In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 januari 2020, waarbij de verdachte en een medeverdachte de aangever met een machete hebben mishandeld na een conflict dat ontstond door gevaarlijk rijgedrag van de aangever. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling en de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de procureur-generaal en de argumenten van de verdediging in overweging heeft genomen. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte in een korte tijdspanne hebben gehandeld vanuit een emotionele opwelling, wat een contra-indicatie vormt voor voorbedachte raad. Het Hof heeft de beslissing van het Gerecht ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij herzien en de immateriële schadevergoeding vastgesteld op $ 2.000,-. De verdachte is hoofdelijk aansprakelijk voor deze schadevergoeding. Het Hof heeft de overige beslissingen van het Gerecht bevestigd, met inachtneming van de aangebrachte verbeteringen in de bewijsmiddelen en de strafmotivering.