ECLI:NL:OGHACMB:2021:467

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
HAR 41/2021
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om schadevergoeding na ondergane preventieve hechtenis

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 15 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek om schadevergoeding na ondergane preventieve hechtenis. De verzoeker, die in 2019 in verzekering was gesteld en in januari 2021 integraal was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, verzocht om schadevergoeding voor de periode van zijn detentie. Het verzoek omvatte een schadevergoeding voor de dagen in verzekeringstelling en voorlopige hechtenis, alsook voor een in beslag genomen scooter.

Het Hof heeft vastgesteld dat de dwangmiddelen rechtmatig zijn toegepast en dat er gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van schadevergoeding. De hoogte van de vergoeding is vastgesteld op Afl. 100,00 per dag voor de inverzekeringstelling en Afl. 75,00 per dag voor de voorlopige hechtenis. Het Hof heeft echter het verzoek om een hogere schadevergoeding voor de voorlopige hechtenis afgewezen, ondanks de omstandigheden rondom de Covid-19 pandemie.

De totale schadevergoeding die aan de verzoeker is toegekend, bedraagt Afl. 45.550,00, met een bijkomende vergoeding van Afl. 750,00 voor proceskosten. Het verzoek met betrekking tot de in beslag genomen scooter is niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit niet in verband staat met de ondergane voorlopige hechtenis. De beslissing van het Hof is in overeenstemming met de geldende wetgeving en de vastgestelde normbedragen voor schadevergoeding in dergelijke gevallen.

Uitspraak

Nummer: HAR 41/2021
gegeven op het verzoek ex artikel 178 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van Aruba van:
[Verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena.

1.Het procesverloop

1.1
Op 28 maart 2021 is ter griffie van het Hof een verzoekschrift ingekomen hoofdzakelijk strekkende tot vergoeding van door verzoeker geleden schade, ten gevolge van toepassing van dwangmiddelen, ten bedrage van in totaal
Afl. 93.900,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
1.2
Het verzoek is in Aruba door het Hof behandeld in raadkamer op 22 november 2021. De oudste rechter heeft deelgenomen aan de behandeling met behulp van een tweezijdig elektronisch hulpmiddel in de vorm van een directe beeld- en geluidsverbinding, die is gelegd tussen de raadkamer in Aruba en het gerechtsgebouw in Curaçao. Verzoeker is niet in raadkamer verschenen. De advocaat heeft het verzoekschrift mondeling toegelicht. De procureur-generaal, mr. F.A.M.P. van Deutekom heeft het standpunt van het openbaar ministerie uiteengezet.
1.3.
Beschikking is bepaald op heden.

2.Het verzoek

2.1.
Bij vonnis van 20 januari 2021 van dit Hof is verzoeker integraal vrijgesproken van de aan hem onder het parketnummer [parketnummer] ten laste gelegde feiten, te weten een gewapende overval en daarmee samenhangend vuurwapenbezit. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd per die datum opgeheven.
2.2.
Verzoeker is op 27 mei 2019 in verzekering gesteld ter zake van de aan hem vervolgens onder parketnummer [parketnummer] ten laste gelegde feiten. Verzoeker heeft van 27 mei 2019 tot zijn invrijheidstelling op 20 januari 2021 in preventieve hechtenis verbleven. Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van het Land, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in de strafzaak.
2.3.
In het verzoekschrift en bij gelegenheid van de in raadkamer daarop gegeven toelichting heeft de advocaat betoogd dat in beginsel voor 10 dagen verblijf op het politiebureau een schade dient te worden vergoed à Afl. 100,00 per dag en voor 594 dagen verblijf in het huis van bewaring een schadevergoeding van Afl. 75,00 per dag. De advocaat is echter van mening dat op gronden van redelijkheid en billijkheid de standaardvergoeding voor het verblijf in het huis van bewaring moet worden verhoogd van Afl. 75,00 per dag naar Afl. 150,00 per dag, omdat vanwege de uitbraak van het coronavirus strengere maatregelen golden in het huis van bewaring tijdens de detentie van verzoeker. Het totaal verzochte bedrag komt daarmee op Afl. 90.100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.4.
Het verzoek behelst voorts vergoeding van een onder verzoeker in beslag genomen en nog niet aan hem teruggegeven scooter, ter waarde van Afl. 3.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.5.
Ten slotte wordt verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten met betrekking tot het voeren van de onderhavige procedure.

3.Standpunt procureur-generaal

De procureur-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat vergoeding van geleden schade als gevolg van de ondergane detentie voor toewijzing in aanmerking komt. De procureur-generaal heeft zich ten aanzien van de hoogte van die vergoeding gerefereerd aan het oordeel van het Hof, met dien verstande dat in matigende zin rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat de detentie langer heeft geduurd vanwege de proceshouding van verzoeker, waarbij verzoeker zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Het verzoek om de dagvergoeding voor het verblijf in het huis van bewaring te verhogen dient te worden afgewezen. Ten slotte heeft de procureur-generaal medegedeeld dat uit het dossier niet blijkt dat onder verzoeker een scooter in beslag is genomen en subsidiair dat, zo er al daarmee samenhangende schade zou zijn, de vergoeding daarvan niet in deze procedure kan worden verzocht, maar via de beklagprocedure ex artikel 150 e.v. van het Wetboek van Strafvordering.

4.De beoordeling

4.1.
Het Hof overweegt als volgt.
4.2.
Het verzoek is tijdig en op de juiste wijze ingediend, zodat het Hof toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
4.3.
Uit het strafdossier en het verhandelde in raadkamer is voldoende gebleken dat de dwangmiddelen rechtmatig zijn toegepast, omdat ten tijde van het tijdstip waarop de dwangmiddelen zijn toegepast aan de daarvoor geldende wettelijke vereisten is voldaan (zie artikel 178, tweede lid, Sv).
4.4.
In geval van rechtmatige toepassing van een dwangmiddel kan op grond van artikel 178, eerste lid, Sv schadevergoeding worden toegekend wanneer er gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig zijn dat de geleden schade geheel of gedeeltelijk door het Land wordt gedragen.
4.5.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het vonnis in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden. Het Hof is – met verzoeker en de procureur-generaal – van oordeel dat alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van schadevergoeding. Het Hof zoekt voor de hoogte van de vergoeding aansluiting bij de vastgestelde normbedragen, te weten Afl. 100,00 per dag in een politiecel, en Afl. 75,00 per dag in het huis van bewaring. Anders dan de procureur-generaal ziet het Hof in de door verzoeker aangenomen proceshouding, te weten het door verzoeker tijdens het onderzoek in de zaak gedane beroep op zijn zwijgrecht, in het onderhavige geval geen aanleiding om daar in matigende zin van af te wijken. Immers kan niet worden gezegd dat verzoeker door zijn proceshouding het onderzoek heeft gefrustreerd als gevolg waarvan de voorlopige hechtenis langer heeft geduurd dan nodig. [1] Zodoende kan niet worden gezegd dat hij de toepassing van het dwangmiddel aan zichzelf te wijten heeft gehad zoals bedoeld in artikel 178 lid 5 Sv.
4.6.
Het Hof ziet in wat ter onderbouwing van het verzoek is aangevoerd geen toereikende grond voor toekenning van hogere dagvergoedingen dan de ten tijde van de ondergane hechtenis geldende normbedragen. De omstandigheid dat verzoeker tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht ten tijde van de Covid pandemie en als gevolg daarvan strengere maatregelen golden in het huis van bewaring, biedt daarvoor onvoldoende grond. Dit betekent dat het Hof het verzoek in zoverre zal afwijzen.
4.7.
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen acht het Hof gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering en voorlopige hechtenis als volgt:
  • Inverzekeringstelling (10 x Afl. 100,00)
  • Voorlopige hechtenis (594 x Afl. 75,00).
4.8.
In aanmerking nemende dat de hierboven vermelde vergoedingen van Afl. 100,00 en Afl. 75,00 per dag forfaitaire bedragen zijn die een alomvattende vergoeding inhouden, zal de hierover verzochte wettelijke rente worden afgewezen.
4.9.
In de sleutel van deze op de voet van artikel 178 van het Wetboek van Strafvordering gevoerde procedure komt louter de schade voor vergoeding in aanmerking die de verdachte ten gevolge van preventieve hechtenis heeft geleden. Het verzoek tot schadevergoeding dat betrekking heeft op onder verzoeker beweerdelijk in beslag genomen scooter staat niet in verband met de ondergane voorlopige hechtenis, zodat dat verzoek om die reden niet-ontvankelijk is.
4.1
Tot slot heeft de advocaat vergoeding van de proceskosten verzocht die verband houden met de voorbereiding, het indienen en de behandeling van het onderhavige verzoekschrift. Op grond van artikel 649, lid 2, Sv komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking. Hiervoor geldt een forfaitair bedrag, namelijk Afl. 750,-. Om die reden zal een vergoeding in de kosten van de advocaat worden toegekend ter hoogte van dat bedrag.
4.11.
Beslist wordt derhalve als volgt.

5.De beslissing

Het Hof:
- Kent ten laste van het Land aan verzoeker een vergoeding toe van Afl. 45.550,00 (zegge: vijfenveertig duizend vijfhonderdvijftig Arubaanse florin);
- Kent aan verzoeker uit ’s Lands kas een vergoeding toe van Afl. 750,00 (zevenhonderdvijftig Arubaanse florin) ter zake van de door verzoeker gemaakte kosten voor het doen opstellen van het verzoekschrift en de behandeling van het geding;
- Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot schadevergoeding met betrekking tot de (beweerdelijk) in beslag genomen scooter;
- Wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven op 15 december 2021 door mrs. S.A. Carmelia, R. Veldhuisen en R.L.M. van Opstal, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. Witteman.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Vgl. EHRM 15 december 2011, NJ, 2013, 35.