ECLI:NL:OGHACMB:2021:464

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
SXM2018H00244
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrijging van eigendom door verjaring in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een groep appellanten, die oorspronkelijk eisers waren in een civiele procedure. De zaak betreft de verkrijging van eigendom door verjaring van bepaalde percelen grond op Sint Maarten. De appellanten, die onder leiding stonden van de overleden mr. R.A. Groeneveldt en later door mr. L.G.J. Berman werden vertegenwoordigd, hebben hun aanspraak op de percelen onderbouwd met bewijsstukken en hebben voldaan aan de oproep om belanghebbenden te laten verschijnen op de zitting van 20 mei 2022. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen andere belanghebbenden zich hebben gemeld en dat de appellanten al geruime tijd aanspraak maken op de percelen.

Het Hof heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de gezamenlijke erfgenamen van de betrokkenen door middel van verjaring de volle juridische eigendom van de percelen hebben verkregen. Het bestreden vonnis is vernietigd en het Hof heeft opnieuw recht gedaan door de eigendom van de percelen te verklaren. Tevens is het Land Sint Maarten in de proceskosten veroordeeld, terwijl de kosten in appel voor rekening van de appellanten zijn gelaten. Dit vonnis is uitgesproken op 8 juli 2022 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022 Vonnis no.:
Registratienummers: SXM201700675 - SXM2018H00244
Uitspraak: 8 juli 2022
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[Appellant 1],
[Appellant 2]
[Appellant 3],
[Appellant 4],
wijlen [appellant 5],
allen (bij leven) wonende in [woonplaats],
hierna: [appellanten]
oorspronkelijk eisers,
thans appellanten,
gemachtigde: voorheen wijlen mr. R.A. Groeneveldt, thans mr. L.G.J. Berman (voor [appellant 2] en [appellant 4]),
tegen
de openbare rechtspersoon
HET LAND SINT MAARTEN,
gevestigd in Sint Maarten,
hierna: Het Land,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het Hof verwijst naar zijn tussenvonnis van 10 december 2021 waarbij het de zaak heeft verwezen voor mondelinge behandeling op 20 mei 2022.
1.2
Op 26 maart 2022 heeft mr. Groeneveldt een aantal e-mailberichten met bijlage aan het Hof gestuurd.
1.3
Op 20 mei 2022 is de zaak mondeling behandeld via een videoverbinding tussen de gerechtsgebouwen van Sint Maarten en Curaçao waar de voorzitter van de Hofcombinatie aanwezig was. In Sint Maarten zijn: verschenen mr. Groeneveldt namens [appellanten] alsmede de appellanten genoemd onder 2 tot en 4, [appellant 2], [appellant 3] en [appellant 4]. De aanwezige partijen hebben ingestemd met een enkelvoudige behandeling. De zaak is, nadat was geconstateerd dat de zaak ex artikel 185 Rv was geschorst in verband met het overlijden van [appellant 5], verwezen naar de rol van 27 mei 2022 voor akte aan de kant van [appellanten] voor het in het geding brengen van een schriftelijke bevestiging van de mededeling ex artikel 187 Rv, waarna vonnis zou worden gewezen.
1.4
Bij e-mailberichten van 27 en 31 mei 2022 heeft mr. Berman laten weten dat hij de zaak overneemt van de eerder die maand overleden mr. Groeneveldt en zich stelt voor [appellant 2] en [appellant 4].
1.5
Bij e-mailbericht van 4 juli 2022 heeft mr. Berman bericht dat de zaak op naam van [appellant 5] kan worden voortgezet en is wederom vonnis gevraagd.
1.6
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het Hof gaat er op basis van de mededelingen van wijlen mr. Groeneveldt en mr. Berman van uit dat de zaak op naam van wijlen [appellant 5] kan worden voortgezet en dat thans vonnis kan worden gewezen.
2.2
Uit de door [appellanten] overgelegde stukken blijkt dat zij hebben voldaan aan de opdracht om op de voet artikel 12a juncto 5 aanhef en sub 7 Rv alle belanghebbenden op te roepen om ter zitting van 20 mei 2022 te verschijnen. Er hebben zich op deze oproepingen (noch op de eerdere, ongeldige) geen leden van de familie [naam] of andere belanghebbenden gemeld. Gelet daarop, alsook op het feit dat door de familie [appellanten] al geruime tijd, ook in rechte, aanspraak op dit perceel wordt gemaakt, wat op een klein eiland als Sint Maarten naar mag worden aangenomen niet onopgemerkt zal zijn gebleven, wordt afgezien van nadere maatregelen of bewijsopdrachten en zal thans de door [appellanten] gevraagde verklaring op de voet van artikel 3:27 lid 1 BW worden gegeven. Het bestreden vonnis zal daartoe worden vernietigd.
2.3
In de omstandigheden van dit geval, waaronder de aard van de vordering en de (latere) referte van het Land, ziet het Hof aanleiding om de kosten in appel voor rekening van [appellanen] te laten en het Land alleen in de kosten van de eerste aanleg te veroordelen.
BE S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het bestreden vonnis en opnieuw recht doende:
verklaart op de voet van artikel 3:27 lid 1 BW dat de gezamenlijke erfgenamen van [naam 1] en [naam 2] door middel van verjaring de volle juridische eigendom hebben verkregen van de percelen met de meetbriefnummers 013/2015 en 014/2015 gelegen te [adres], lokaal bekend als de [adres], te Sint Maarten;
bepaalt dat deze verklaring, wanneer dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, op de voet van artikel 3:17 lid 1, aanhef en onder e BW in verbinding met artikel 25 van de Landsverordening openbare registers door [appellanten]. kan worden ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers;
veroordeelt het Land in de proceskosten zijdens [appellanten]. begroot op NAf 450,- aan griffierecht en NAf 3.750,- voor salaris van de gemachtigde;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en J. de Boer, leden van
het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 8 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.