Uitspraak
1.Het procesverloop
2.Wat aan het verzoek voorafging
3.Het verzoek
4.Standpunt procureur-generaal
5.De beoordeling
6.De beslissing
wijst afhet verzoek.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 15 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 178 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van Aruba. De verzoeker, die in een strafzaak was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, verzocht om vergoeding van schade die hij zou hebben geleden door de ondergane preventieve hechtenis. Het verzoek was ingediend op 28 maart 2021 en betrof een schadevergoeding van Afl. 49.500,00, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van de toepassing van dwangmiddelen.
Tijdens de behandeling van het verzoek op 22 november 2021 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft het verzoek mondeling toegelicht. De procureur-generaal heeft het standpunt van het openbaar ministerie uiteengezet. Het Hof heeft vastgesteld dat de dwangmiddelen rechtmatig zijn toegepast en dat de verzoeker in de strafzaak met zaaknummer H-266/2019 was veroordeeld, wat betekent dat de strafzaak niet was geëindigd zonder straf of maatregel.
Het Hof oordeelde dat er geen gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig waren om een schadevergoeding toe te kennen, aangezien de verzoeker was veroordeeld tot een gevangenisstraf. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, evenals het verzoek om vergoeding van proceskosten. De beslissing werd genomen door de rechters S.A. Carmelia, R. Veldhuisen en R.L.M. van Opstal, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. Witteman.