ECLI:NL:OGHACMB:2021:458

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
H-150/2020
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak moord, bewezenverklaring doodslag in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 15 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd in Sint Maarten, was eerder veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf voor moord en vuurwapenbezit. In hoger beroep heeft de procureur-generaal een zwaardere straf van 20 jaar geëist, terwijl de verdediging vrijspraak voor moord bepleitte en een strafmaatverweer voerde voor het vuurwapenbezit.

Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet met voorbedachte rade heeft gehandeld, waardoor de moord niet bewezen kon worden. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan doodslag, omdat hij op 12 oktober 2019 in Sint Maarten het slachtoffer met een vuurwapen door het hoofd heeft geschoten. Het Hof oordeelde dat de tijd tussen het moment van het besluit om te schieten en het daadwerkelijk schieten te kort was om van voorbedachte rade te spreken. De verdachte werd vrijgesproken van de moord, maar de doodslag werd wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De strafmaat werd vastgesteld op 15 jaar gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Het Hof oordeelde dat de ernst van de daad, de impact op de nabestaanden en de omstandigheden waaronder het delict plaatsvond, een zware straf rechtvaardigden. Daarnaast werd de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen bevolen, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet is.

Uitspraak

Zaaknummer: H-150/2020

Parketnummer: 100.00545/19
Uitspraak: 15 november 2021 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 4 november 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in Sint Maarten.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde moord en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde (kort gezegd vuurwapen- en munitiebezit) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.H.M. Ibrahim, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep – ten aanzien van de strafmaat - zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de onder 1 impliciet ten laste gelegde moord en het onder 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren, met aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten tot een andere bewezenverklaring dan het Gerecht en tot een andere strafoplegging. Het vonnis waarvan beroep zal daarom worden vernietigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een of meer kogel(s) in en/of door het hoofd van die [slachtoffer] geschoten en/of in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 oktober 2019 tot en met 18 oktober 2019 te Sint Maarten, een vuurwapen en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten een vuurwapen (een pistool) Springfield Armory model XD, caliber 40SW en/of munitie 12 (scherpe patronen in houder, in de zin van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad.
Overwegingen ten aanzien van feit 1: vrijspraak moord, bewezenverklaring doodslag
Standpunt procureur-generaal
De procureur-generaal heeft betoogd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op 12 oktober 2019 [slachtoffer] heeft doodgeschoten en gerekwireerd tot bewezenverklaring van moord op het slachtoffer. Hij heeft daarbij op het navolgende gewezen:
  • de verdachte leefde al enige tijd in onmin met het slachtoffer;
  • de verdachte was in de [bar] in het bezit van een vuurwapen;
  • de verdachte heeft dit vuurwapen aan iemand anders (hierna: NN2) in de bar getoond;
  • de verdachte heeft het slachtoffer zowel bij binnenkomst in de bar als bij vertrek uit de bar nagekeken;
  • het is opmerkelijk dat NN2 langere tijd naar buiten bleef kijken in de richting van het slachtoffer en niet is opgeschrikt toen er werd geschoten, terwijl de andere bezoekers van de bar toen wel een schrikreactie vertoonden. Het lijkt erop dat NN2 op de hoogte was van de moord. Sterker nog, uit de camerabeelden maakt de politie op dat NN2 een teken maakt naar de verdachte;
  • de verdachte vertrekt uit de [bar] en loopt rechtstreeks naar het slachtoffer toe;
  • uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat er geen gesprek heeft plaatsgevonden tussen de mannen, er zou alleen een vuurtje zijn gevraagd;
  • het slachtoffer is nog geen minuut na zijn vertrek uit de bar door de verdachte met één gericht schot doodgeschoten.
De procureur-generaal concludeert hieruit dat er sprake was van een geplande actie, dat de lange duur van de problemen tussen de verdachte en het slachtoffer en de gang van zaken die avond in de [bar] maken dat verdachte voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om zich te beraden over zijn genomen besluit én dat bij de verdachte geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling of dat er andere contra-indicaties waren. Aldus kan volgens de procureur-generaal moord wettig en overtuigend worden bewezen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte de schutter is geweest van het schietincident op 12 oktober 2019. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het merendeel van de getuigen het schietincident niet heeft waargenomen. Alleen [getuige 1] en [getuige 2] waren aanwezig op de plaats delict. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat hun verklaringen zodanig uiteen lopen, dat kan worden getwijfeld aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van hun verklaringen. Bovendien hebben zij niet gezien dat er werd geschoten en volgt uit de camerabeelden evenmin dat de verdachte de schutter is geweest. De raadsvrouw concludeert dan ook dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Oordeel Hof
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen blijkt van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 12 oktober 2019, net na middernacht, bevond de verdachte zich in de [bar] in Sint Maarten. Hij was op dat moment in het bezit van een geladen vuurwapen [1] . Op een gegeven moment is het latere slachtoffer [slachtoffer] de bar binnen gelopen. De verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar toen (kort) aangekeken. Toen [slachtoffer] ruim een minuut later richting de uitgang van de bar liep, heeft hij de verdachte wederom aangekeken. Op het moment dat [slachtoffer] in de deuropening stond heeft de verdachte in de richting van [slachtoffer] gekeken en zag hij dat laatstgenoemde de bar verliet [2] .
Een kleine twee minuten later is de verdachte ook naar buiten gelopen. Hij heeft toen op het voorterras van de bar gepraat met NN2 en een andere man. Kort daarna is de verdachte weggelopen. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte in de richting van ‘The Block’ liep, de plaats alwaar het slachtoffer is doodgeschoten. Tussen het moment dat de verdachte in de richting van The Block liep en het moment dat het dodelijke schot op het slachtoffer werd gelost zaten 53 seconden [3] .
Op grond van de door het Hof te bezigen bewijsmiddelen acht het Hof wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door hem met een kogel door zijn hoofd te schieten. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd hecht het Hof geloof aan de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] die zij als getuigen bij de politie hebben afgelegd. Het Hof acht deze verklaringen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs omdat deze op elkaar aansluiten, kort na het incident zijn afgelegd, gedetailleerd zijn en steun vinden in de overige bewijsmiddelen. In de kern volgt uit die verklaringen dat op het moment van het schietincident de enige personen bij ‘The Block’ zijzelf, [slachtoffer] en de verdachte waren, dat ze een schot hoorden, dat ze zich omdraaiden, dat ze [slachtoffer] ineen zagen zakken c.q. op de grond zagen liggen en dat ze de verdachte zagen weglopen.
De overige door de raadsvrouw gevoerde bewijsverweren worden weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen en behoeven derhalve geen bespreking.
Het Hof dient voorts te beoordelen hoe het handelen van de verdachte dient te worden gekwalificeerd.
Voor bewezenverklaring van de aan de verdachte verweten voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Het Hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt dat het door de verdachte genomen besluit om het slachtoffer van het leven te beroven eerder heeft plaatsgevonden dan het moment waarop hij richting de uitgang van de [bar] liep. Het enkele feit dat de verdachte en het slachtoffer problemen met elkaar hadden, rechtvaardigt niet de conclusie dat de verdachte al op een eerder moment dan het voornoemde moment het besluit heeft genomen het slachtoffer van het leven te beroven. Evenmin kan uit de enkele blikken en/of tekens die de verdachte en NN2 hebben gewisseld in de bar de conclusie worden getrokken dat op dat moment de verdachte het besluit heeft genomen om het slachtoffer te doden.
Het Hof gaat er derhalve vanuit dat het besluit van de verdachte om het slachtoffer te doden op zijn vroegst heeft plaatsgevonden op het moment dat de verdachte naar buiten liep. Tussen dat moment en het moment van het dodelijke schot op het slachtoffer heeft niet meer dan twee minuten gezeten. Het Hof is van oordeel dat die tijdspanne te kort is om met voldoende mate van zekerheid te kunnen vaststellen dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Het voorgaande brengt het Hof tot het oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde moord op [slachtoffer].
Het Hof acht wel de ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen. Uit de uiterlijke verschijningsvorm volgt dat de verdachte willens en wetens het slachtoffer met één gericht schot door het hoofd om het leven heeft gebracht. Het Hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om buiten redelijke twijfel vast te kunnen stellen dat de verdachte de bewezenverklaarde doodslag tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd zodat de verdachte van het tenlastegelegde medeplegen zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks12 oktober 2019 te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
en - al dan niet - met voorbedachten radeeen persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s)met dat opzet
en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal,met een vuurwapen een
of meerkogel
(s) in en/ofdoor het hoofd van die [slachtoffer] geschoten
en/of in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
2.
hij
opin of omstreeks de periode van 12 oktober 2019 tot en met18 oktober 2019 te Sint Maarten, een vuurwapen en
/ofmunitie, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten een vuurwapen (een pistool) Springfield Armory model XD, caliber 40SW en
/ofmunitie
(12
(scherpe patronen in houder
), in de zin van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Indien tegen dit verkorte vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

doodslag.

Het onder 2 bewezenverklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van een in artikel 3 van de Vuurwapenverordening gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op een man van slechts 38 jaar oud. Hij heeft gericht een kogel door het hoofd van het slachtoffer geschoten. Als gevolg daarvan is het slachtoffer overleden. Niet alleen heeft de verdachte daardoor het slachtoffer zijn meest fundamentele recht, te weten het recht om te leven, ontnomen, maar ook aan zijn familie en nabestaanden een groot en onherstelbaar leed toegebracht. Het blijft daarbij gissen voor de nabestaanden wat de verdachte heeft gedreven tot deze afschuwelijke daad, nu de verdachte geen enkel inzicht in zijn handelen heeft gegeven. Daarbij komt dat dergelijke ernstige misdrijven in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterken.
Voorts heeft de verdachte zes dagen na het schietincident een ander vuurwapen en munitie voorhanden gehad dan waarmee hij het slachtoffer van het leven heeft beroofd. Het strafbaar voorhanden hebben van een geladen vuurwapen kan leiden tot een drama zoals zich dit in deze zaak heeft voltrokken en wordt ook maatschappelijk terecht als ontoelaatbaar en levensgevaarlijk ervaren. Tegen dit bezit dient daarom streng te worden opgetreden.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Hof zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor doodslag als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 tot 12 jaren gegeven. Voor het thuis voorhanden hebben van een vuurwapen wordt bij een first offender – zoals verdachte –als indicatie een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, gegeven.
In dit geval heeft de verdachte vol opzet op de dood van het slachtoffer gehad. Voorts heeft de verdachte het Hof geen inzicht gegeven over het hoe en waarom van deze zeer ernstige gebeurtenis. De verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid voor het misdrijf niet willen nemen en nagelaten openheid van zaken te geven, laat staan berouw getoond Daarnaast heeft een en ander zich afgespeeld in de nachtelijke uren bij een druk bezochte horecagelegenheid waar mensen voor hun plezier en ontspanning aanwezig waren. Twee van deze onschuldige omstanders zijn getuigen geworden van dit drama. Ook zij zullen dit een leven lang met zich mee moeten dragen.
Hoewel het Hof geen inzicht heeft gekregen in de achtergronden en het uiteindelijke motief voor deze doodslag, kan op basis van de uitvoering van de levensberoving van het slachtoffer (één gericht schot door het hoofd zonder enige aanleiding daartoe op de plaats delict) worden vastgesteld dat het hier gaat om een doelbewuste, gerichte actie. De kennelijke lichtvaardigheid waarmee de verdachte dit schot heeft gelost is even kwalijk als zorgelijk te noemen. Dat laatste geldt ook voor het feit dat de verdachte daags na het plegen van deze doodslag wederom een vuurwapen met munitie voorhanden had.
Dat zijn omstandigheden die naar het oordeel van het Hof strafverhogend werken.
Het Hof is, na alles te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde is voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een semi-automatisch werkend pistool van het merk Springfield, model XD-40, kaliber .40 S&W met 12 patronen.
Voornoemde voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is immers in strijd met de wet. Het Hof zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:75 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor bewezen verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
15 (vijftien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een semi-automatisch werkend pistool van het merk Springfield, model XD-40, kaliber .40 S&W met 12 patronen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.A. Carmelia, M.C.B. Hubben en
R.L.M. van Opstal, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide (zittings)griffier, en op 15 november 2021 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 27 oktober 2021.
2.proces-verbaal van bevindingen bekijken beelden [bar] van 17 oktober 2019, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (dossierpagina’s 22-38)
3.het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal en het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [zaak] van 30 oktober 2019, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (dossierpagina’s 105-108).