2.1.Het Gerecht heeft onder 2, 2.1 tot en met 2.7, een aantal feiten vastgesteld. Die feiten zijn niet in geschil en dienen dus ook het Hof tot uitgangpunt. Voor zover in hoger beroep van belang en aangevuld met hetgeen overigens als onvoldoende betwist tot uitgangspunt kan worden genomen, gaat het daarbij om het navolgende.
( i) MHF is een instelling voor gezondheidszorg in Sint Maarten.
(ii) [Vennootschap van echtgenoot van appellante] is een vennootschap waarvan aanvankelijk alleen de echtgenoot van [appellante] statutair bestuurder was en per 12 maart 2020 ook [appellante].
(iii) Op 16 mei 2019 is tussen MHF als
Principalen [vennootschap van echtgenoot van appellante] als
Service Providereen overeenkomst met de aanhef
Service Agreement ex artikel 7:400 Sint Maarten Civil Codetot stand gekomen. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van twee jaar ingaande op 1 mei 2019 derhalve tot en met 30 april 2021 (art. 2.1) met de mogelijkheid van tussentijdse opzegging zonder opgaaf van reden met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. De overeenkomst houdt onder meer in:
- dat [vennootschap van echtgenoot van appellante] voor de duur van de overeenkomst aan MHF een psychiater ter beschikking zal stellen (art.1.1.);
- dat MHF aan [vennootschap van echtgenoot van appellante] een
job descriptionheeft verstrekt en een kopie van de toepasselijke
Rules & Regulationsen dat een kopie van de taken en verantwoordelijkheden van de psychiater aan de overeenkomst is gehecht en daarvan deel uitmaakt (art. 1.2.);
-dat de door [vennootschap van echtgenoot van appellante] ter uitvoering van de overeenkomst aan MHF te leveren diensten in beginsel dienen te worden geleverd door [appellante], althans door personeel van [vennootschap van echtgenoot van appellante] onder supervisie van [appellante] (art. 2.5.);
- dat MHF aan [vennootschap van echtgenoot van appellante] op declaratiebasis een standaard uurtarief van NAf 200 en een uurtarief voor crisisdiensten van NAf 260 verschuldigd is voor daadwerkelijk gewerkte uren volgens een tevoren afgesproken rooster en dat daartegenover [vennootschap van echtgenoot van appellante] ervoor instaat dat de psychiater de uren dat deze is ingeroosterd daadwerkelijk zal werken in overeenstemming met de
job description(art. 3.1./3.2.);
- dat [vennootschap van echtgenoot van appellante] verantwoordelijk is voor de inhoudingen en afdrachten van belastingen en sociale premies over de van MHF ontvangen betalingen en dat zij MHF vrijwaart voor aanslagen en naheffingen van de autoriteiten in kwestie (art. 3.4.);
(iv) Bij ministeriële beschikking van 13 augustus 2019 is aan [appellante] toestemming verleend om in Sint Maarten als psychiater werkzaam te zijn. In een begeleidende brief van/namens de minister aan MHF staat onder meer:
“However regarding your service agreement with [VENNOOTSCHAP VAN ECHTGENOOT VAN APPELLANTE] the company through which [appellante] intends to provide her services, it has been found that there is no valid license granted to this company to provide medical services. Therefor you are requested to provide a new labour agreement, that reflects a contract between MHF and [appellante], who is qualified to provide these services.”
( v) [Vennootschap van echtgenoot van appellante] heeft op basis van de overeenkomst facturen naar MHF gestuurd. MHF heeft de facturen van [Vennootschap van echtgenoot van appellante] tot en met de maand februari 2020 aan [vennootschap van echtgenoot van appellante] voldaan.
(vi) Over de juistheid en de verschuldigdheid van de facturen over de maanden maart - juli 2020 is een geschil ontstaan. Bij brief van 11 augustus 2020 heeft de toenmalige advocaat van [appellante] aanspraak gemaakt op betaling van die facturen tot een bedrag van NAf 111.765,-. Bij brief van 19 augustus 2020 heeft MHF de verschuldigdheid daarvan deels betwist. Bij diezelfde brief heeft zij de overeenkomst tegen 19 november 2020 opgezegd.
(vii) Bij e-mail van 30 september 2020 heeft [vennootschap van echtgenoot van appellante] haar verplichtingen onder de overeenkomst opgeschort ter verkrijging alsnog van volledige betaling door MHF van haar facturen. Bij brief van 24 november 2020 is MHF gesommeerd tot – kort gezegd - betaling van onbetaald gelaten facturen over maart tot en met juli 2020 ad NAf 127.160,- en tot wedertewerkstelling van [appellante]. MHF heeft aan die sommatie geen uitvoering gegeven.