ECLI:NL:OGHACMB:2021:444

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
CUR2021H00273
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergunning tot afzonderlijk hoger beroep in civiele zaak

In deze zaak hebben de erven, bestaande uit twee verzoekers wonende in Curaçao en twee verzoekers wonende in Nederland, een verzoek ingediend bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het verzoek betreft de vergunning om afzonderlijk hoger beroep in te stellen tegen een tussenvonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, dat op 30 augustus 2021 is uitgesproken. De erven hebben specifiek verzocht om hoger beroep in te stellen tegen bepaalde oordelen in het tussenvonnis, met de vraag om nadere beslissingen van het Hof en kosten rechtens.

De verweerster, die in eerste aanleg eiseres in conventie was, heeft op 19 oktober 2021 gereageerd op het verzoekschrift van de erven. In haar verweerschrift heeft zij geconcludeerd dat de vergunning voor het instellen van afzonderlijk hoger beroep moet worden geweigerd, met een verzoek om kostenvergoeding. De erven hebben ervoor gekozen om af te zien van pleidooi.

Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoek tijdig is ingediend en dat de erven ontvankelijk zijn in hun verzoek. Echter, het Hof oordeelt dat een snelle en doelmatige procesgang niet vereist dat er afzonderlijk hoger beroep wordt ingesteld tegen het tussenvonnis. Daarom wordt de verzochte vergunning geweigerd en worden de erven veroordeeld in de kosten aan de zijde van de verweerster, die zijn begroot op NAf 2.000,- voor het salaris van de gemachtigde. De beschikking is uitgesproken op 23 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
op het verzoek tot het verkrijgen van vergunning tot het instellen van afzonderlijk hoger beroep (art. 263a Rv)
in de zaak van:
[VERZOEKER 1],
en
[VERZOEKER 2],
beiden wonende in Curaçao,
en
[VERZOEKSTER 3],
en
[VERZOEKER 4],
beiden wonende in Nederland,
hierna gezamenlijk: de erven,
in eerste aanleg gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie,
thans verzoekers,
gemachtigden: mrs. E.R. de Vries en M. Janssen,
tegen
[VERWEERSTER],
wonend in Curaçao,
hierna: [verweerster],
in eerste aanleg eiseres in conventie tevens verweerster in reconventie,
thans verweerster,
gemachtigde: mr. C. van der Slikke.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna het Gerecht) heeft op 30 augustus 2021 een tussen partijen gewezen tussenvonnis uitgesproken.
1.2.
Bij op 13 augustus 2021 ingediend verzoekschrift, met producties, hebben de erven verzocht dat hen vergunning wordt verleend om tegen dat vonnis afzonderlijk hoger beroep in te stellen voor zover het betreft de oordelen in rov. 2.3.1. en 2.3.2. van dat vonnis, alsmede de oordelen in rov. 2.4. van dat vonnis voor zover de oordelen in rov. 2.3.1. en 2.3.2. daarin doorwerken, onder het nemen van de nadere beslissingen die het Hof mocht menen te behoren, kosten rechtens.
1.3. [
[Verweerster] heeft bij een verweerschrift / pleitnota van 19 oktober 2021, met producties, op het verzoek gereageerd en geconcludeerd dat de erven de verzochte vergunning moet worden geweigerd, kosten rechtens.
1.4.
De erven hebben afgezien van pleidooi.
1.5.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De ontvankelijkheid

Het verzoek is tijdig binnen twee weken gerekend van de dag van de uitspraak ingediend ter griffie van het Gerecht. De erven kunnen dus worden ontvangen in hun verzoek.

3.Beoordeling

3.1.
Het Hof is van oordeel dat een snelle en doelmatige procesgang niet vereist dat afzonderlijk hoger beroep tegen het vonnis van 30 augustus 2021 wordt ingesteld. De verzochte vergunning zal daarom worden geweigerd.
3.2.
De erven zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van [verweerster] gevallen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- weigert de verzochte vergunning;
- veroordeelt de erven in de kosten aan de zijde van [verweerster] gevallen en tot op heden begroot op NAf 2.000,- voor salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E..M. van der Bunt, F.W.J. Meijer en A.S. Arnold, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en uitgesproken op 23 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.