ECLI:NL:OGHACMB:2021:443

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
CUR2020H00427
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kinderalimentatie en draagkracht in familierechtelijke zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake kinderalimentatie tussen de ouders van twee minderjarigen, die in Curaçao wonen. De moeder, in eerste aanleg verzoekster en thans appellante, heeft op 23 december 2020 een beroepschrift ingediend tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de vader was verplicht om een bijdrage van NAf 175,- per kind per maand te betalen. De moeder verzocht het Hof om deze bijdrage te verhogen naar NAf 400,- per kind per maand, onder verwijzing naar de vermeende hogere draagkracht van de vader. De vader, die in persoon procedeerde, heeft geen verweerschrift ingediend en heeft tijdens de zitting op 14 september 2021 mondeling verweer gevoerd.

Het Hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen uit een affectieve relatie zijn geboren en dat de moeder het eenhoofdig gezag heeft. De vader had aanvankelijk geen omgang met de kinderen, maar er was een omgangsregeling vastgesteld. De moeder heeft de noodzaak van een verhoging van de kinderalimentatie beargumenteerd door te wijzen op de financiële situatie van de vader, die samenwoont met een nieuwe partner. Het Hof heeft de financiële situatie van de vader beoordeeld en geconcludeerd dat zijn draagkracht hoger is dan eerder vastgesteld. De alimentatie is verhoogd tot NAf 275,- per kind per maand, ingaande op 1 oktober 2021.

Het Hof heeft ook benadrukt dat beide ouders moeten samenwerken om kosten te besparen en de communicatie te verbeteren in het belang van de kinderen. De beschikking van het Gerecht is vernietigd voor zover het de kinderalimentatie betreft, maar voor het overige is de beschikking bevestigd. De moeder is toegelaten om kosteloos in hoger beroep te procederen, gezien haar financiële situatie.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: CUR20200792 – CUR2020H00427
Uitspraak: 19 oktober 2021

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:

[APPELLANTE],

wonende in Curaçao,
hierna: de moeder,
in eerste aanleg verzoekster, thans appellante,
gemachtigde: mr. A.V.G. Rooijer,
tegen

[GEÏNTIMEERDE],

wonende in Curaçao,
hierna: de vader,
in eerste aanleg verweerder, thans geïntimeerde,
procederende in persoon,
Partijen zijn de ouders van:
  • [Kind 1], geboren op [geboortedatum] 2011 te Curaçao;
  • [Kind 2,] geboren op [geboortedatum] 2016 te Curaçao,
hierna te noemden: de minderjarigen of de kinderen
.

1. Het verloop van de procedure

1.1.
Bij een op 23 december 2020 per e-mail verzonden en op 6 januari 2021 ter griffie ingekomen beroepschrift is de moeder in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 12 november 2020 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht). Onder aanvoering van beroepsgronden heeft de moeder verzocht dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen zal vaststellen op NAf 400,- per kind per maand, kosten rechtens. Voorts vraagt de moeder om toelating om kosteloos te mogen procederen.
1.2
Van de vader is geen verweerschrift ingekomen.
1.3
De zaak is behandeld op de zitting van 14 september 2021. Daarbij waren
aanwezig: de moeder met haar gemachtigde, de vader en mevrouw Goeloe namens de Voogdijraad Curaçao. De vader heeft mondeling verweer gevoerd. De moeder en haar gemachtigde hebben de beroepsgronden nader toegelicht.
1.4
Beschikking is aangezegd voor vandaag.
2. De beoordeling
2.1
De minderjarigen zijn geboren uit een affectieve relatie; partijen zijn niet met elkaar gehuwd geweest. De kinderen wonen bij de moeder en de moeder is belast met het eenhoofdig gezag. De vader had aanvankelijk geen omgang met de minderjarigen.
2.2
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht op verzoek van de vader een omgangsregeling vastgesteld die (nu beide kinderen naar de basisschool gaan) erin voorziet dat de vader de kinderen op doordeweekse dagen ’s ochtend ophaalt om hen naar school te brengen en dat ze om de week een zaterdag bij hem zijn van 10.00 uur tot 18.00 uur.
Daarnaast heeft het Gerecht op verzoek van de moeder bepaald dat de vader aan de moeder een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de kinderen verschuldigd is van NAf 175,- per kind per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad Curaçao te voldoen.
2.3
De omgangsregeling - die redelijk werkt - hebben partijen buiten het appel gehouden. Het gaat om de kinderalimentatie. De moeder wil dat die wordt verhoogd - tot NAf 400,- per kind per maand - omdat de vader meer inkomen en draagkracht heeft. De vader zegt dat hij slechts NAf 125,- à NAf 150,- per kind kan betalen.
2.4
Op de zitting heeft de vader bevestigd dat hij samenwoont met een nieuwe partner met haar eigen inkomen en een eigen huis waarvoor zij de hypotheek betaalt. De vader draagt bij aan de kosten voor het eten en de elektriciteit en heeft verder geen woonlasten. De vader en zijn nieuwe partner hebben geen inwonende kinderen en aannemelijk is dat zij, anders dan de moeder, de lasten van het huishouden over twee inkomens kunnen verdelen. Het Hof ziet daarom, nu is komen vast te staan dat de vader geen (eigen) kosten voor woonlasten heeft, geen reden om met zulke kosten rekening te houden met zoals het Gerecht heeft gedaan tot een bedrag van NAf 350,-.
Het Hof komt daarmee uit op een draagkracht die NAf 245,- (70% van NAf 350,-) hoger is. Van de nieuwe schuld waarover de vader ter zitting sprak (en die zou zijn aangegaan voor de aankoop van schoolspullen van de kinderen), is vooralsnog onvoldoende gebleken dat deze als niet verwijtbare en niet vermijdbare last bij de bepaling van de draagkracht in aanmerking moet worden genomen (dit in aanvulling op het bedrag van NAf 700,- aan lasten waarvan het Gerecht in dat verband is uitgegaan).
Vanwege de verhoogde draagkracht zal het Hof het door de vader te betalen bedrag per kind met NAf 100,- verhogen tot NAf 275,- per maand. Daarmee is ook rekening gehouden met de kleren die de vader voor de kinderen zegt te kopen, iets wat de moeder niet heeft tegengesproken.
2.5
Omdat partijen beiden een beperkte draagkracht hebben, is het van belang dat zij samen zoeken naar mogelijkheden om kosten te besparen zonder dat de kinderen daar minder van worden. Het bespaarde geld zou dan ook aan andere behoeften van de kinderen kunnen worden besteed. Op de zitting is gewezen op de kosten van het vervoer die de vader misschien zou kunnen verlichten door vaker als chauffeur te fungeren. Partijen zullen dat in het belang van hun kinderen samen moeten regelen en zij moeten daartoe, zoals hun op de zitting ook is voorgehouden, hun onderlinge communicatie verbeteren, te beginnen door het opheffen van blokkades via social media of andere communicatiemiddelen. Dit is ook van belang voor het uitvoeren van de omgangsregeling.
2.6
De uitkomst van het hoger beroep is dan dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd voor zover de kinderalimentatie op NAf 175,- per kind is bepaald. Die alimentatie zal worden verhoogd tot NAf 275,- per kind, ingaande op 1 oktober 2021. Voor het overige zal de beschikking worden bevestigd, ook waar het gaat om de verplichting van de vader om de bijdragen vooruit te betalen aan de Voogdijraad. Het Hof acht het van belang dat de man deze veroordeling nu wel naleeft. De Voogdijraad is en blijft dus belast met het innen en aan de moeder doorbetalen van de kinderalimentatie.
2.7
Voor een kostenveroordeling is in dit familierechtelijke geding geen aanleiding: partijen dragen hun eigen kosten. Voor zover dat gelet op artikel 880 lid 2 Rv nog is vereist, zal de moeder (gezien het door haar overgelegde bewijs van onvermogen van 22 december 2020) worden toegelaten om in hoger beroep kosteloos te procederen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
laat de moeder toe om in hoger beroep kosteloos te procederen;
vernietigt de bestreden beschikking maar uitsluitend voor zover daarbij de door de vader ten behoeve van de minderjarige kinderen te betalen maandelijkse bijdragen (voor de periode na 1 oktober 2021) zijn bepaald op NAf 175,- per kind en bepaalt deze bijdragen, opnieuw recht doende, per 1 oktober 2021 op NAf 275,- per kind, onverminderd bij vooruitbetaling aan de Voogdrijraad Curaçao te voldoen;
bevestigt de beschikking voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.W.J. Meijer, C.E.M. Nootenboom-Lock en Th.G. Lautenbach, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 19 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.