Uitspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
[APPELLANTE],
[GEÏNTIMEERDE],
- [Kind 1], geboren op [geboortedatum] 2011 te Curaçao;
- [Kind 2,] geboren op [geboortedatum] 2016 te Curaçao,
.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake kinderalimentatie tussen de ouders van twee minderjarigen, die in Curaçao wonen. De moeder, in eerste aanleg verzoekster en thans appellante, heeft op 23 december 2020 een beroepschrift ingediend tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de vader was verplicht om een bijdrage van NAf 175,- per kind per maand te betalen. De moeder verzocht het Hof om deze bijdrage te verhogen naar NAf 400,- per kind per maand, onder verwijzing naar de vermeende hogere draagkracht van de vader. De vader, die in persoon procedeerde, heeft geen verweerschrift ingediend en heeft tijdens de zitting op 14 september 2021 mondeling verweer gevoerd.
Het Hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen uit een affectieve relatie zijn geboren en dat de moeder het eenhoofdig gezag heeft. De vader had aanvankelijk geen omgang met de kinderen, maar er was een omgangsregeling vastgesteld. De moeder heeft de noodzaak van een verhoging van de kinderalimentatie beargumenteerd door te wijzen op de financiële situatie van de vader, die samenwoont met een nieuwe partner. Het Hof heeft de financiële situatie van de vader beoordeeld en geconcludeerd dat zijn draagkracht hoger is dan eerder vastgesteld. De alimentatie is verhoogd tot NAf 275,- per kind per maand, ingaande op 1 oktober 2021.
Het Hof heeft ook benadrukt dat beide ouders moeten samenwerken om kosten te besparen en de communicatie te verbeteren in het belang van de kinderen. De beschikking van het Gerecht is vernietigd voor zover het de kinderalimentatie betreft, maar voor het overige is de beschikking bevestigd. De moeder is toegelaten om kosteloos in hoger beroep te procederen, gezien haar financiële situatie.