ECLI:NL:OGHACMB:2021:441

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
CUR2020H00217
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wanprestatie en ongerechtvaardigde verrijking tussen appellant en Korpodeko

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen de stichting Korpodeko. De zaak betreft een geschil over wanprestatie en ongerechtvaardigde verrijking. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.C.A. Scheperboer-Parris, was in eerste aanleg gedaagde en is nu in hoger beroep. Korpodeko, de eiseres in eerste aanleg, is vertegenwoordigd door mrs. A.C. van Hoof en B.L.J. Zending.

Het Hof verwijst naar een eerder tussenvonnis van 1 juni 2021, waarin Korpodeko was toegelaten tot het leveren van bewijs. Op 21 september 2021 heeft Korpodeko een akte uitlating genomen, waarop de appellant heeft gereageerd met een contra-akte op 19 oktober 2021. Het Hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat Korpodeko niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar stelling te onderbouwen dat de appellant actief en bewust heeft meegewerkt aan een schijnconstructie om verhaal te frustreren.

Het Hof heeft geoordeeld dat de verrijking van de appellant juridisch gerechtvaardigd is door een schenking. Daarom heeft het Hof de vordering van Korpodeko afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op NAf 9.165,09. De uitspraak is gedaan op 23 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: CUR201802461 – CUR2020H00217
Uitspraak: 23 november 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van
[APPELLANT],
wonende in [woonplaats], Nederland,
in eerste aanleg gedaagde, thans appellant,
hierna: [appellant],
gemachtigde: mr. G.C.A Scheperboer-Parris,
tegen
de stichting
KORPORASHON PA DI DESAROYO DI KORSOU (“KORPODEKO”),
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg eiseres, thans geïntimeerde,
hierna: Korpodeko,
gemachtigden: mrs. A.C. van Hoof en B.L.J. Zending.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het Hof verwijst naar zijn tussenvonnis van 1 juni 2021. Bij dat vonnis is Korpodeko toegelaten tot het leveren van bewijs en is de zaak daartoe verwezen naar de digitale rol van 29 juni 2021 voor akte uitlating bewijslevering zijdens Korpodeko.
1.2
Op 21 september 2021 heeft Korpodeko een akte uitlating teven eiswijziging genomen.
1.3
Daarop heeft [appellant] bij contra-akte van 19 oktober 2021 gereageerd.
1.4
Vonnis is gevraagd en bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het tussenvonnis heeft het Hof Korpodeko ambtshalve de gelegenheid gegeven om nader bewijs te leveren van haar stelling dat [appellant] actief en bewust heeft meegewerkt aan een (schijn)constructie om verhaal van Korpodeko op het huis (dat wil zeggen: de ‘huurrechten’ daarop) te frustreren. Door het onder ede kritisch (laten) bevragen van leden van de familie had Korpodeko wellicht voldoende afbreuk kunnen doen aan de met een schriftelijke verklaring van zijn moeder gestaafde betwisting van [appellant] dat hij wetenschap had van de door zijn ouders verzaakte verplichtingen en van zijn bewuste medewerking aan de benadeling van Korpodeko.
2.2
Korpodeko heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Zij heeft volstaan met een eiswijziging in een akte waarin de bewijsopdracht zelfs niet wordt genoemd. Die gewijzigde eis en de stellingen die Korpodeko nog naar voren heeft gebracht, wat er verder zij van de toelaatbaarheid daarvan in dit stadium in het geding, brengen het Hof niet tot een ander oordeel. De verrijking van [appellant] wordt juridisch gerechtvaardigd door de schenking. De vordering zal daarom, zoals aangekondigd in rov. 2.7 van het tussenvonnis, worden afgewezen.
2.3
Korpodeko zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, begroot op NAf 1.665,09 aan verschotten en NAf 7.500,- voor salaris van de gemachtigde.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het bestreden vonnis van 20 april 2020 voor zover tussen partijen gewezen en opnieuw recht doende
wijst de vordering jegens [appellant] alsnog af;
veroordeelt Korpodeko in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [appellant] gevallen en begroot op NAf 9.165,09.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 23 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.