ECLI:NL:OGHACMB:2021:432

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
H 123/2020 500.00112/20
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vuurwapenbezit en munitie in Curaçao

Op 25 maart 2021 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte was eerder vrijgesproken door het Gerecht voor het ten laste gelegde feit van vuurwapenbezit. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarna het Hof de zaak opnieuw heeft beoordeeld. De procureur-generaal vorderde dat het Hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De raadsman van de verdachte pleitte voor bevestiging van het vonnis van het Gerecht, met een subsidiair strafmaatverweer.

Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 1 juni 2020 te Curaçao een pistool en munitie voorhanden heeft gehad, wat in strijd is met de Vuurwapenverordening 1930. Het Hof achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en heeft het eerdere vonnis vernietigd. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het Hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: H 123/2020

Parketnummer: 500.00112/20
Uitspraak: 25 maart 2021 Verstek

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 4 september 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats]
.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de raadsman van de verdachte,
mr. U.F. Dickens, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen. Subsidiair heeft hij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot een andere beslissing komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd:
dat hij, op of omstreeks 1 juni 2020 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een pistool (serienummer [serienummer], kaliber .380ACP) en/of een soortgelijk voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp, in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of vijf (5) scherpe patronen, in elk geval een of meerdere (scherpe) patronen, in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande:
dat hij, op
of omstreeks1 juni 2020 te Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een pistool (serienummer [serienummer], kaliber .380ACP)
en/of een soortgelijk voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp, in elk gevalzijndeeen vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en
/ofvijf (5) scherpe patronen
, in elk geval een of meerdere (scherpe) patronen, in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, zijn niet in dit verkorte vonnis opgenomen. De bewijsmiddelen zullen worden opgenomen in een aanvulling op het vonnis, indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld en de Hoge Raad dat verzoekt.
BewijsoverwegingAnders dan het Gerecht acht het Hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad. Daarbij hecht het Hof met name waarde aan het tweede aanvullend proces-verbaal van aanhouding verdachte van 24 september 2020, waarin de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard dat het zonder twijfel de verdachte was die het vuurwapen over de muurafrastering gooide.
De vier zich in het dossier bevindende – overigens pas ruim twee maanden na het incident afgelegde – getuigenverklaringen, waarin een andere, tot op heden onbekend gebleven persoon als dader wordt aangewezen, brengen het Hof niet tot een ander oordeel.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is (zowel ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen, als ten aanzien van het voorhanden hebben van de munitie) voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens, inclusief munitie, is een ernstig strafbaar feit, gezien de grote dreiging die daarvan uitgaat voor anderen. Dergelijke wapens worden bovendien regelmatig gebruikt voor allerlei criminele activiteiten. Daarom moet daartegen in beginsel streng worden opgetreden. Bovendien heeft de verdachte het vuurwapen voorhanden gehad op de openbare weg, hetgeen het risico op het gebruik van een dergelijk vuurwapen vergroot, met alle gevolgen van dien. Daarbij overweegt het Hof dat het vuurwapen weliswaar ondeugdelijk was, maar dat maakt het niet ongeschikt voor bedreiging van anderen.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Voor het bepalen van de hoogte van de straf kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor het dragen van een vuurwapen op straat als indicatie een gevangenisstraf voor de duur van 21-24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren gegeven. De door de procureur-generaal gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden past binnen de reikwijdte van dat oriëntatiepunt.
In strafverhogende zin weegt het Hof mee dat de verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven en steeds heeft ontkend het vuurwapen en de munitie voorhanden te hebben gehad. Voorts is de verdachte recentelijk met politie en justitie in aanraking gekomen, zij het niet voor een soortgelijk feit.
In strafverminderende zin weegt het Hof de relatief jeugdige leeftijd van de verdachte mee, alsmede de omstandigheid dat het vuurwapen ondeugdelijk bleek.
Het Hof is, na vorenstaande te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de straf zoals gevorderd door de procureur-generaal passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het Hof:

vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;

verklaartwettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;

kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
18 (achttien) maanden;
beveeltdat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.A. Carmelia, M.C.B. Hubben en H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. R.J. Gras, zittingsgriffier, en op 25 maart 2021 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
Mr. H. de Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier: