ECLI:NL:OGHACMB:2021:431

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
H-47/2020 500.00306/19
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao inzake vuurwapenbezit en gewapende overval

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren voor het bezit van vuurwapens en betrokkenheid bij een gewapende overval. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de procureur-generaal een zwaardere straf heeft gevorderd van negen jaren. Het Hof heeft de zaak behandeld op basis van de vordering van de procureur-generaal en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, en heeft de bewezenverklaring van feit 3 aangepast. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor het voorhanden hebben van bepaalde vuurwapens, omdat niet kan worden vastgesteld dat hij zich bewust was van hun aanwezigheid. Echter, voor de vuurwapens en munitie die in de slaapkamer van de verdachte zijn aangetroffen, is voldoende bewijs voorhanden om tot een veroordeling te komen. Het Hof heeft de straf verlaagd tot zes jaren, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Tevens zijn de in beslag genomen vuurwapens en munitie onttrokken aan het verkeer. De beslissing van het Hof is op 22 juli 2021 uitgesproken.

Uitspraak

Zaaknummer: H-47/2020
Parketnummer: 500.00306/19
Uitspraak: 22 juli 2021 Verstek
Vonnis
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 18 maart 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de raadsvrouw, mr. A.N. Sulvaran, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek van het voorarrest. Zijn vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van feit 3 zal worden vrijgesproken. Ten aanzien van feiten 1 en 2 heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van het Hof. De raadvrouw heeft (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, met uitzondering van de bewezenverklaring en kwalificatie van feit 3 en de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met verbetering van gronden in die zin dat het Hof de bewezenverklaring van feit 1 verbeterd zal lezen, de overwegingen met betrekking tot feit 3 vervangt en een aantal bewijsmiddelen verbetert, aanpast dan wel weglaat, zoals hierna weergegeven.
Partiële vrijspraak en bewezenverklaring van feit 3
De raadvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder 3 ten laste zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe in de kern aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de aangetroffen vuurwapens en munitie, laat staan dat hij hierover beschikkingsmacht heeft gehad.
Het Hof overweegt als volgt.
Op 27 augustus 2019 heeft een arrestatieteam van de politie in de woning van de verdachte aan de [adres] het volgende aangetroffen:
  • op de kast in de slaapkamer waar de verdachte op dat moment aanwezig was, een patroonhouder met daarin 17 patronen en 4 lossen patronen;
  • in de woonkamer naast de matrassen waarop [man 1] en [man 2] op dat moment lagen te slapen, twee vuurwapens (één daarvan met munitie);
  • in een appartement bij de woning van de verdachte onder het matras waarop [man 3] op dat moment lag te slapen, een vuurwapen met munitie;
  • zowel in een zandberg (verstopt in een laars) als in een berghok achter de woning, een vuurwapen.
De vraag die ter beantwoording voorligt, is of kan worden bewezen dat de verdachte (al dan niet in vereniging met een ander of anderen) voornoemde vuurwapens en/of munitie voorhanden heeft gehad.
Voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken.
Toegepast op de deze zaak, komt het Hof tot de volgende beoordeling.
Ten aanzien van de in de zandberg en berging aangetroffen vuurwapens is het Hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de voor een bewezenverklaring vereiste mate van bewustheid van de aanwezigheid van deze wapens heeft gehad. Behalve de verdachte, zijn verdachtes vriendin en drie andere mannen ter plaatse aangetroffen. Bovendien bevonden de zandberg en de berging zich achter de woning van de verdachte, op een terrein met andere woningen. Dit laat ruimte voor het scenario dat een ander dan de verdachte deze wapens daar heeft verborgen, zonder dat de verdachte zich hiervan bewust is geweest. Dit leidt tot vrijspraak van het voorhanden hebben van deze twee vuurwapens.
Ook met betrekking tot de vuurwapens die bij [man 3] en [man 1] zijn aangetroffen, is het Hof van oordeel dat het bewijs tekort schiet om te komen tot een bewezenverklaring. Ten aanzien van [man 3] geldt dat zijn wapen onder het matras lag, in een appartement bij de woning van de verdachte. Het wapen van [man 1] lag weliswaar open en bloot naast zijn matras in de woonkamer, maar een reële mogelijkheid is dat [man 1] dit wapen daar heeft neergelegd toen hij ging slapen en dat de verdachte op dat moment al naar zijn slaapkamer was gegaan zodat hij dit wapen niet heeft gezien. Dat de verdachte zich in meer of mindere mate van deze wapens bewust is geweest en hierover kon beschikken, is daarom niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan.
Dit ligt anders voor de patroonhouder en munitie die zijn aangetroffen op de kast in de slaapkamer van de verdachte. Nu deze kamer bij de verdachte in gebruik was, moet het – bij het ontbreken van contra-indicaties - ervoor worden gehouden dat de verdachte zich van de aanwezigheid hiervan bewust is geweest en hierover ook heeft kunnen beschikken.
Ook ten aanzien van het vuurwapen van het merk Glock met bijbehorende munitie dat in de woonkamer op het matras bij [man 2] is aangetroffen, is naar het oordeel van het Hof voldoende bewijs voorhanden om te komen tot een bewezenverklaring. In de telefoon van de verdachte zijn namelijk twee videobestanden gevonden waarop [man 2] is te zien, slapend op een matras in verdachtes woonkamer. Op een van die video’s is de stem van de verdachte te horen die zegt ‘
aino waardeloze soldaat. Je slaapt met je pistool naast je…’. Op de andere video is wederom de stem van de verdachte te horen
‘…waardeloze soldaat. Kijk hier, ik pak jouw pistool en neem hem mee…’ en is de hand van de verdachte te zien die het pistool naast [man 2] pakt. Het Hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat sprake is geweest van een meerdere of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van een wapen bij [man 2]. Blijkens deze videobestanden heeft de verdachte bovendien ook over dit wapen kunnen beschikken.
Het Hof komt op grond van het voorgaande ten aanzien van feit 3 tot de volgende bewezenverklaring:
dat hij op
of omstreeks27 augustus 2019,
althans in of omstreeks de maand augustus 2019,in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen vijf, althanséén
of meerderevuurwapen
(s), te weten:
  • een pistool, van het merk Glock,
  • een pistool, van het merk Glock, model 17, kaliber 9x19 en/of
  • een revolver, van het merk PC Pic Decatur, kaliber 22LR en/of
  • een pistool, van het merk Tanfoglio T95 Standard, kaliber 9x19 en of
  • een pistool, van het merk Walther PP, kaliber 9mm,
in elk geval (een) in elk geval (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt(e) voorwerp(en),in de zin van de Vuurwapenverordening 1930
voorhanden heeft gehad en tezamen en in vereniging met een ander althans alleen/ofeen patroonhouder(
s) van het merk Glocken
/of 56scherpe patronen,
althans munitie,in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Kwalificatie van feit 3
Het onder 3 bewezen verklaarde is zowel ten aanzien van het voorhanden hebben van een vuurwapen als ten aanzien van het voorhanden hebben van munitie voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Verbeterde lezing van de bewezenverklaring van feit 1
Het Hof heeft de bewezenverklaring van feit 1 in zoverre verbeterd gelezen, dat in plaats van “NAF 259” wordt gelezen “NAF 250”. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Aanpassing van bewijsmiddelen
Het Hof verenigt zich met de door het Gerecht gemaakte selectie en waardering van de bewijsmiddelen met dien verstande dat het Hof de bewijsmiddelen 16, 17 en 19 weglaat.
Het Hof verbetert de bewijsmiddelen 3 en 4 voorts als volgt:
Waar in de weergave van de aangiftes van respectievelijk [aangever 1] en [aangever 2] “
[voertuig]”, respectievelijk “[voertuig]”, respectievelijk “[voertuig]” staat vermeld, dient te worden gelezen “
voertuig”.
Voorts vervangt het Hof de bewijsmiddelen 12 en 13, zodat deze als volgt komen te luiden:

12.Proces-verbaal van huiszoeking [adres], voor zover inhoudende:“Op 27 augustus 2019 vindt er een huiszoeking ter inbeslagneming bij de woning gelegen te [adres] plaats. Tijdens de huiszoeking werden op verschillende plaatsen, verschillend voorwerpen in beslag genomen, waaronder:

  • Bij de hoofdingang van de woning, direct achter de deur werd een vuurwapen van het merk Glock aangetroffen. Deze lag naast een matras waarop [man 2] lag te slapen.
  • In slaapkamer 1, waar verdachte [verdachte] en de vrouw [naam vrouw] lagen te slapen, werd op een kast een patroonhouder met 17 scherpe patronen en 4 losse scherpe patronen aangetroffen en in beslaggenomen.
Hiernaast zijn ook diverse gegevensdragers, mobiele telefoons, sieraden, marihuana, camouflage kleding en auto’s in beslaggenomen.” [1]

13.Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, voor zover inhoudende:

“Op 27 augustus 2019 werd verdachte samen met [man 2] aangehouden. [man 2] lag op eenpersoonsmatras. Naast hem lag een zilverkleurig vuistvuurwapen.” [2]
Oplegging van straf en maatregel
Het Hof neemt de volgende overwegingen van het Gerecht ten aanzien van de strafoplegging over en maakt deze tot de zijne:
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedragingen aan de verdachte te verwijten zijn en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een “atrako” met dreiging van een vuurwapen, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren gegeven. Het daarnaast toepassen van geweld geldt daarbij als strafverhogende factor. Voor vuurwapenbezit varieert de strafmaat in geval van recidive van 9 tot 12 maanden gevangenisstraf voor bezit thuis tot 21 tot 24 maanden voor dragen op straat. Het bezit van meerdere vuurwapens geldt daarbij als strafverhogende factor.
De verdachte heeft zich samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op twee leveranciers van sigaretten. Onder bedreiging van vuurwapens en met toepassing van geweld (het uit de auto trekken en op de grond gooien) zijn daarbij persoonlijke eigendommen en een bestelbus met daarin sigaretten ter waarde van ongeveer NAf 40.000,- buit gemaakt. Bij het wegrijden zijn de daders met de weggenomen bestelbus over het been van een van de slachtoffers gereden. Een schokkend feit, dat bovendien op klaarlichte dag op straat heeft plaatsgevonden. Slachtoffers van een dergelijk delict ondervinden doorgaans nog lange tijd psychische gevolgen. Een feit als het onderhavige wakkert gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving aan.
Voorts heeft de verdachte niet geleerd van een eerdere veroordeling wegens vuurwapenbezit en heeft hij meerdere vuurwapens en munitie voorhanden gehad. Het illegale bezit van wapens brengt grote veiligheidsrisico’s met zich mee en vormt vanwege het gevaar zettend karakter een maatschappelijk kwaad dat zwaar dient te worden bestraft.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Gezien de hevige toedracht van de overval, zijn eerdere veroordeling voor vuurwapenbezit en zijn proceshouding, is eventuele matigende werking van de jeugdige leeftijd van de verdachte een gepasseerd station. Het Hof meent dan ook dat de verdachte ten volle de consequenties van zijn gedrag zal moeten dragen.
Het Hof vervangt de overige overwegingen van het Gerecht ten aanzien van de op te leggen straf, en overweegt als volgt:
In de omstandigheden dat het Hof ten aanzien van feit 3 medeplegen van het voorhanden hebben van één in plaats van vijf vuurwapens bewezen heeft verklaard, en de verdachte bij uitspraak van heden in een andere strafzaak is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, ziet het Hof aanleiding om de door het Gerecht opgelegde gevangenisstraf enigszins te matigen. Alles afwegende acht het Hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
De periode die de verdachte zonder geldige titel in detentie heeft doorgebracht, zal het Hof op de voet van artikel 1:62 van het Wetboek van Strafrecht in mindering hebben te brengen op de op te leggen straf. In het enkele aspect van hechtenis zonder geldige titel ziet het Hof geen aanleiding tot enige compensatie door vermindering van de op te leggen straf.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 5 vuurwapens, een patroonhouder en 56 scherpe patronen.
Het Hof stelt ten aanzien van 4 van de in beslag genomen vuurwapens met bijbehorende munitie vast dat daarmee door de andere verdachten een strafbaar feit is begaan, zodat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:74, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafrecht. Het Hof is voorts van oordeel, ook gelet op de inhoud van het dossier, dat die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De Glock die onder [man 2] is aangetroffen en de patroonhouder en patronen die in de slaapkamer van de verdachte zijn gevonden, zijn eveneens vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het bewezenverklaarde feit is met betrekking tot deze voorwerpen begaan, zodat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:74, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafrecht. Bovendien geldt dat het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De inbeslaggenomen vuurwapens, patroonhouder en patronen zullen, met inachtneming van de artikelen 1:74 en 1:75 van het Wetboek van Strafrecht, dan ook worden onttrokken aan het verkeer.
Bevel gevangenneming
Het Hof acht voorts termen aanwezig om de gevangenneming van de verdachte op grond van artikel 108, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) te bevelen. Gelet op de beslissing van het Hof tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur, zijn ernstige bezwaren, als bedoeld in artikel 101, eerste lid, Sv, tegen de verdachte aanwezig. Voorts is sprake van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, die de onverwijlde vrijheidsontneming vordert. Zo is sprake van recidivegevaar en betreft het onder feit 1 bewezenverklaarde een misdrijf waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde, de kwalificatie van feit 3 en de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 3 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
kwalificeert het onder 3 bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis en nadien zonder titel in detentie is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggeven voorwerpen, te weten de 5 vuurwapens, de patroonhouder en de 56 patronen;
beveelt de gevangenneming van de verdachte;
bevestigt het vonnis van het Gerecht voor het overige onder verbetering van gronden zoals hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.A. Carmelia, M.J. de Kort en
W.J. Geurts-de Veld, leden van het Hof, bijgestaan door mr. H. van der Schaft, (zittings)griffier, en op 22 juli 2021 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Proces-verbaal van huiszoeking ter inbeslagneming verricht bij de woning te [adres] d.d. 28 augustus 2019, dossier A, paginanummer 97 e.v.
2.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 27 augustus 2019, dossier A, dossierpaginanummer