Uitspraak
Zaaknummer: H-112/2019
Vonnis
[VERDACHTE]],
:
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Op 22 juni 2021 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in de zaak H-112/2019, waarin de verdachte in hoger beroep was gekomen tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte was eerder vrijgesproken van mensensmokkel, valsheid in geschrift en misbruik van functie, maar het Openbaar Ministerie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte in eerste aanleg was vrijgesproken van het eerste feit, maar dat het hoger beroep ook gericht was tegen deze vrijspraak. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van feit 1, omdat hiertegen geen hoger beroep openstaat volgens artikel 434 van het Wetboek van Strafvordering.
Het Hof heeft vervolgens de zaak inhoudelijk beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet schuldig is aan de ten laste gelegde feiten 2, 3 en 4. De verdachte was beschuldigd van het helpen van een ander bij het verkrijgen van toegang tot Sint Maarten, het vervalsen van documenten en het misbruik maken van zijn functie als beleidsmedewerker van de Immigratie en Grensbewakingsdienst. Het Hof heeft overwogen dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze feiten. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij handelde binnen de grenzen van zijn functie en dat er geen wettelijke basis was voor de beschuldigingen. Het Hof heeft de verdachte uiteindelijk vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat het Openbaar Ministerie niet had aangetoond dat de verdachte onbevoegd had gehandeld.